Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-08-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:179

Zaaknummer

23-447/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Het is niet gebleken dat verweerster klager blokkeert om een nieuwe toevoeging aan te vragen. Niet gebleken dat verweerster onvoldoende tijd heeft genomen voor de behandeling van de zaak.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 augustus 2023 in de zaak 23-447/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 28 juni 2023 met kenmerk K275 2022, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 15 (procedureel). 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is samen met zijn vrouw naar verweerster gekomen in mei 2021 om te scheiden. In dit eerste gesprek, op 4 of 5 mei 2021, heeft verweerster klager gewezen op de aanvraag voor een diagnosedocument bij het Juridisch Loket en de mogelijkheid van een toevoeging. 1.2    Op 6 mei 2021 heeft verweerster een diagnosedocument van het Juridisch Loket ontvangen van klager. Diezelfde datum is klager langsgekomen voor een tweede gesprek. 1.3    Verweerster heeft de vrouw van klager op 7 mei 2021 gesproken.  1.4    Verweerster heeft klager en zijn vrouw op 10 mei 2021 een brief gestuurd met bevestiging van de afspraken. 1.5    Op 11 mei 2021 heeft verweerster aan klager een factuur voor de eigen bijdrage en de griffierechten gestuurd. 1.6    Op 29 mei 2021 heeft verweerster klager een bericht gestuurd dat zij pas kan beginnen met haar werkzaamheden nadat de eigen bijdrage is betaald. 1.7    Op 11 juni 2021 is klager zonder afspraak naar het kantoor van verweerder gekomen, toen verweerster niet aanwezig was. Afgesproken is dat klager op 21 juni 2021 terug zou komen met de documenten die hij moest meebrengen.  1.8    Op 14 juni 2021, 24 juni 2021 en 10 juli 2021 zijn diverse brieven gestuurd naar klager waarin verweerster meedeelt dat zij pas na de betaling van de griffierechten het verzoek kan indienen. 1.9    De toevoeging ten behoeve van klager is op 15 juni 2021 afgegeven. 1.10    Verweerster heeft klager op 17 juni 2021 laten weten dat de toevoeging is afgegeven en heeft benadrukt dat de eigen bijdrage betaald moet worden voordat zij werkzaamheden kan verrichten. 1.11    Klager is op 21 juni 2021 met de benodigde documenten langsgekomen bij verweerster. 1.12    Op 13 juli 2021 is namens verweerster aan klager schriftelijk bevestigd dat de eigen bijdrage betaald moest worden ondanks dat klager de scheidingsprocedure niet meer wil doorzetten. Namens verweerster wordt meegedeeld dat de vordering ter inning aan de deurwaarder wordt gegeven als niet wordt betaald. Klager heeft daarop geantwoord dat hij niet meer wil scheiden van zijn vrouw, waarop namens verweerster is aangegeven dat de deurwaarder wordt ingeschakeld. 1.13    Op 13 juli 2021 heeft verweerster de toevoeging tussentijds beëindigd wegens het niet betalen van de eigen bijdrage. 1.14    Op 18 augustus 2022 heeft verweerster de toevoeging gedeclareerd. 1.15    Op 1 september 2021 heeft de Raad voor Rechtsbijstand klager geïnformeerd over het voornemen om de toevoeging tussentijds te beëindigen.  1.16    Op 6 september 2021 is klager opnieuw langsgekomen bij het kantoor van verweerster om uitleg te vagen over de intrekking van de toevoeging. 1.17    Op 15 september 2021 heeft de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging beëindigd. 1.18    Op 19 december 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij de mogelijkheid voor klager om een nieuwe toevoeging aan te vragen bij een nieuwe advocaat blokkeert, omdat zij zegt dat de eigen bijdrage betaald moet worden. Klager heeft echter nooit bijzondere bijstand van de gemeente ontvangen. 

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    Het is niet gebleken dat verweerster klager blokkeert om een nieuwe toevoeging aan te vragen. Verweerster weerspreekt dat ook en stelt dat klager vanwege het tijdsverloop een nieuwe toevoeging kan aanvragen. Dat betekent dat de klacht kennelijk ongegrond is. 4.2    Ook verder ziet de voorzitter niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor zover klager met zijn klacht ook bedoelt dat verweerster geen tijd neemt om zijn zaak te behandelen maar slechts twee korte gesprekken heeft gevoerd met hem, kan ook dat niet worden gevolgd. Verweerster heeft uitgebreid onderbouwd welke gesprekken zij met klager heeft gevoerd en dat zij hem heeft aangegeven pas werkzaamheden uit te kunnen voeren als de eigen bijdrage is betaald. Kennelijk verkeerde verweerster in de veronderstelling dat klager bijzondere bijstand bij de gemeente heeft aangevraagd om de eigen bijdrage en het griffierecht te voldoen. Klager stelt dat hij dat nooit heeft aangevraagd. Dat betekent echter nog steeds dat klager de eigen bijdrage had moeten voldoen. Verweerster heeft ook in dat opzicht niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. 4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2023.