Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-07-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2023:83
Zaaknummer
23-406/DB/LI
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerder niet oplossingsgericht heeft gehandeld, maar enkel uit zou zijn op het pesten van klager. Het stond verweerder vrij om in het belang van zijn cliënt een kort geding te starten. Niet gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 10 juli 2023
in de zaak 23-406/DH/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 14 juni 2023 met kenmerk K22-121, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager verhuurt een pand en heeft een geschil gehad met de cliënt van verweerder (hierna: de cliënt) rondom de opzegging van de huurovereenkomst. Dit heeft geleid tot een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin de cliënt onder meer is veroordeeld tot het opleveren van het gehuurde. Verweerder stond zijn cliënt op dat moment nog niet bij.
1.2 Medio 2022 heeft de cliënt een betalingsbevel ontvangen van een deurwaarder. De cliënt heeft zich nadien gewend tot verweerder om zijn belangen te behartigen.
1.3 Verweerder heeft zich op 17 oktober 2022 bij de advocaat van klager gemeld als de nieuwe gemachtigde van zijn cliënt. Nadien is er enige correspondentie gewisseld tussen verweerder en klagers advocaat over de grondslag van een vordering.
1.4 Verweerder heeft op 25 oktober 2022 de advocaat van klager het volgende gestuurd:
“[…] Op basis van het vonnis was cliënt verschuldigd om een bedrag van (€ 6.043,60 + € 1.566,25, derhalve totaal) € 7.609,85 te betalen, terwijl hij een bedrag van € 7.979,28 heeft betaald. Cliënt heeft derhalve een bedrag van € 369,43 teveel (kennelijk overschuldigd) betaald. Graag verzoek ik uw cliënten te bevorderen om dit bedrag, te vermeerderen met rente, binnen 7 dagen na heden naar cliënt terug over te maken.
Tevens worden uw cliënten verzocht en voor zoveel als nodig gesommeerd om de executie / tenuitvoerlegging onmiddellijk te staken en gestaakt te houden en alle beslagen op te heffen. Ik verzoek u dit per kerende mail, althans binnen 2 dagen na heden te bevestigen. Mochten uw cliënten de executie niet willen staken dan ziet cliënt zich genoodzaakt een (executie)kort geding te starten. Alle kosten als gevolg van het executiegeschil zullen op uw cliënten worden verhaald. De reeds door uw cliënten gemaakte (deurwaarders)kosten zijn onterecht en dienen derhalve geheel voor hun rekening te blijven. […]”
1.5 Verweerder heeft de advocaat van klager op 1 november 2022 bericht dat:
“Over de wijze van oplevering nog kan worden gediscussieerd, maar dat verdient niet de voorkeur. Het leidt alleen maar tot meer kosten en spanningen. Cliënt heeft bij familieleden bereidheid gevonden om het aanvankelijk overeengekomen nog te betalen bedrag van € 7.020,72 aan hem te lenen zodat hij uw cliënten ineens kan afbetalen. Daarom biedt hij aan dat bedrag alsnog ineens te betalen zodat definitie een punt achter deze zaak gezet kan worden en partijen elkaar aldus algehele en finale kwijting over en weer verlenen. Graag verneem ik of uw cliënten met dit voorstel kunnen instemmen.”
1.6 Klager heeft op 2 november 2022 via zijn advocaat bericht niet in te stemmen met het voorstel, zijn vorderingen van € 9.484,21 te handhaven en daarnaast een aanvullend bedrag van € 1.287,- te vorderen. Namens klager is daartoe een tegenbod gedaan van € 10.771,21 tegen finale kwijting.
1.7 Verweerder heeft de advocaat van klager daarop bericht:
“Uw cliënten hebben hun hand overspeeld. Het kort geding wordt in gang gezet […] Voor het overige persisteert cliënt in zijn standpunt zoals in mijn eerdere mail verwoord.”
1.8 Verweerder heeft de advocaat van klager op 7 november 2022 bericht dat het kort geding is aangevraagd.
1.9 Klager heeft in reactie daarop in de ochtend van 7 november 2022 aan verweerder het volgende gestuurd:
“vol vertrouwen zie ik Uw aankondiging tot kort geding tegemoet. Nu Uw client nog steeds zich meent te moeten verzetten het besliste in het vonnis uit te voeren cq de consequenties niet meent te hoeven aanvaarden heb ik heden alles klaargemaakt ter voorbereiding en zal dezelfde dag dat uw kortgeding gaat dienen de faillietsementsaanvraag van uw client in gang gaan zetten.
Net als Uw voorganger, zal Uw opstelling in deze zaak alleen maar tot meer kosten leiden, ik ga ervan uit dat U beseft dat ik absoluut niet wijk voor gedreig en in tegenstelling tot Uw client mij wel aan de afspraken houd. Ik raad Uw client ten zeerste aan het laatste aanbod tot op de letter uit te voeren. U leidt Uw client zelf de afgrond in, ik acht dat een advocaat onwaardig. wij zijn klaar voor de slag”
1.10 Die middag heeft verweerder hem medegedeeld dat het kort geding is bepaald op 28 november 2022 en dat de dagvaarding op korte termijn wordt betekend.
1.11 Klager heeft verweerder bij e-mail van 28 november 2022 bericht:
“ondanks de grievende actie tegen mij een kortgeding aan te spannen en Uw dreigende en bij mij absoluut verkeerd gevallen schrijfseltjes Uwerzijds, heb ik, geheel onverplicht, en puur uit mededogen, om uw client lucht te geven, om e.e.a. correct te regelen, de executie van zijn boedel te Belgie tot na kortgeding uitspraak uitgesteld. De deurwaarder heeft het uitstel reeds naar ons toegezegd. U mag begrijpen dat juist Uw rol in dit dossier tot starheid leidt. Een leer voor de toekomst: een oplossing te zoeken en niet de confrontatie, Uw client komt nu slechts in grotere problemen en zeer dicht bij een failliet verklaring. Een zeer slechte beurt van U. U mag ervan uitgaan dat we ondertussen genoeg crediteuren hebben om verdere actie direct in gang te zetten.”
1.12 Verweerder heeft de advocaat van klager op 30 november 2022 bericht:
“Voor het geval de rechter van oordeel is dat cliënt nog spullen uit het voormalig gehuurde dient te verwijderen, zie ik graag dat partijen alvast in de week van 12 december aanstaande een datum en tijdstip hebben geprikt zodat cliënt daar alsdan uitvoering aan kan geven. […]”
1.13 Op 2 december 2022 heeft klager zijn advocaat per e-mail het volgende medegedeeld, waarin hij verweerder in de CC heeft opgenomen:
“blijkbaar kan [verweerder] nu wel oplossingsgericht reageren…
Wat betreft de levering het volgende:
Debiteur dient op korte termijn zorg te dragen voor:
a) erkend electricien voor het afsluiten cq herstellen van de elektra installatie
b) erkend loodgieter voor het verwijderen cq herstellen van G en W installatie
c) erkend dakdekker voor het herstel cq verwijderen van dakdoorvoer (afzuiging)
d) erkend slotenmaker voor het herstel deursluitmechanisme, voor zover dit uberhaupt nog mogelijk is
e) erkend sloopbedrijf voor verwijderen van balie”s etc
d) erkend koeltechnisch bedrijf voor het controleren van de vriescel.
[…]
De claim is overigens nu verhoogd, conform vonnis met 1287e daar de maand december nu ook is aangebroken. […] Gezien de complexiteit lijkt het me raadzaam een vooropname op zeer korte termijn uit te voeren, zodat debiteur weert waar hij aan moet voldoen. In deze nodig ik [verweerder] uit om IN PERSOON zelf de vooropname te doen. Hij kan daar een afspraak voor maken via ons zakelijke telefoonnummer […]. Slechts deze aanpak lijkt me de minste kosten voor debiteur te geven Wellicht dat er dan een einde komt aan deze slepende zaak. Ik wacht nu af totdat [verweerder] me contacteert”
1.14 Op 7 december 2022 is een vonnis in kort geding door de kantonrechter gewezen. De vorderingen van de cliënt zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten. In het vonnis is onder meer geoordeeld:
“4.11. Op zich heeft [de cliënt] gelijk dat het vonnis op dit punt wringt. Maar bij lezing kan het vonnis niet anders begrepen worden dan dat het einde van de betalingsverplichting is gekoppeld aan de ontruiming van het gehuurde en niet aan het einde van de huur. Mogelijk bevat het vonnis van 11 mei 2022 een vergissing, of omdat verzuimd is de vergoeding na einde huur te betitelen als een gebruiksvergoeding of omdat – indien er geen gebruiksvergoeding na einde huur is gevraagd – meer is toegekend dan waarom is verzocht. Maar nu hoger beroep van het vonnis van 11 mei 2022 niet meer mogelijk is en in een executiegeschil het executievonnis niet inhoudelijk aan de orde kan worden gesteld kan dit alles [de cliënt] niet baten.
1.15 Verweerder heeft de advocaat van klager op 12 december 2022 bericht:
“Hoewel de vorderingen zijn afgewezen, maakt de kantonrechter heel duidelijk dat het enkel om het leeg maken van de bedrijfsruimte gaat, en niet over sleutels, vermeende gebreken/schade of andere kwesties. Voor zover er nog zaken in de bedrijfsruimte zijn die aan cliënt kunnen worden toegerekend, is hij bereid deze te verwijderen. Hij zal daartoe rechtstreeks met uw cliënt contact over opnemen voor het maken van een afspraak.”
1.16 Klager heeft zijn advocaat daarop die dag bericht, waarin hij verweerder in de CC heeft opgenomen:
“zoals reeds gemeld, dient [verweerder] hierbij ZELF aanwezig te zijn voor de opname. Ik heb de indruk dat hij debiteur nog steeds verder in de stront wenst te drukken.”
En in een e-mail van diezelfde dag
“Als [verweerder] niet in persoon, ZELF, opname komt doen ga ik deurwaarder belgie toestemming geven alles te veilen wat debiteur heeft, ben dat getreiter zat, ik wil deze week een fatsoenlijk en niet wegkruipende reactie van die kut advocaat die alleen maar voor eigen beurs werkt”
1.17 Verweerder heeft nadien aangegeven bij de advocaat van klager dat hij bereid is aanwezig te zijn bij de opname, op de voorwaarde dat de advocaat van klager daarbij ook aanwezig is. De advocaat van klager heeft bericht daar niet bij aanwezig te zijn, zodat verweerder antwoorde ook niet aanwezig te zijn
1.18 Klager heeft verweerder daarop medegedeeld:
“uw client probeerde mij heden tel te contacten. Gelieve U aan de voorwaarden te houden en ZELF in gezelschap van een deurwaarde de vooropname te doen. […]”
1.19 Verweerder heeft de advocaat van klager daarop verzocht om de communicatie uitsluitend via advocaten te laten plaatsvinden en dat niet kan worden afgedwongen dat verweerder bij een opname aanwezig is. Ook gaf verweerder aan dat enige grondslag om “erkende bedrijven” te eisen ontbreekt.
1.20 Klager heeft verweerder daarop bericht een klacht te gaan indienen bij de deken. Klager heeft de klacht diezelfde datum, op 13 december 2022, ingediend.
1.21 Verweerder heeft de advocaat van klager in reactie daarop verzocht zijn cliënt in toom te houden en ervoor te waken dat de correspondentie via de advocaten gaat.
1.22 Klager heeft verweerder op 14 december 2022 bericht:
“u heeft net, door uw dreiging wederom met een kort geding, uw client een zeer slechte dienst bewezen. De executie gaat nu door. Uw client zal u dankbaar zijn……
U bent niet oplossings bereid en alleen maar uit frustratie uit op een gevecht, een advocaat onwaardig. Dit riekt naar misbruik van recht. Klacht is ingediend bij de deken. U mag erop rekenen dat ik die doorzet tot aan de raad van discipline te Breda waar ik kind aan huis ben. U moest u schamen”
1.23 Verweerder heeft nadien met de advocaat van klager overleg gevoerd over het komen tot een minnelijke schikking. Partijen zijn op 19 december 2022 tot een overeenkomst gekomen tegen finale kwijting.
1.24 Klager heeft verweerder op 6 januari 2023 aansprakelijk gesteld voor de meerkosten die zijn veroorzaakt door het door verweerder opgestarte kort geding.
1.25 Verweerder heeft bij brief van 24 januari verweer gevoerd tegen de door klager ingediende klacht.
1.26 Klager heeft bij brief van 9 maart 2023 zijn repliek ingediend. Bij e‑mail van 20 maart 2023 heeft verweerder zijn verweer gehandhaafd.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder niet oplossingsgericht is, maar alleen maar uit is om klager te pesten;
b) verweerder zorgt er met zijn handelen voor dat klager onnodige kosten moet maken.
2.2 Klager wijst er ter onderbouwing van zijn klacht op dat verweerder, nadat zijn cliënt een kort geding heeft verloren, heeft voorgesteld over te gaan tot het maken van een vooropname van een gehuurde ruimte middels bijzijn van de advocaat van klager. Klager ziet daar de noodzaak niet van in. Klager heeft verweerder gevorderd in persoon te verschijnen bij de opname, in het bijzijn van een deurwaarder die door verweerder zelf is voorgesteld. De cliënt van verweerder kwam zonder een afspraak te maken aan klager dringend vragen om een toegangssleutel om goederen te verwijderen, waartoe hij veroordeeld was. Ook werkt verweerder niet mee aan het toewijzen van bevoegde bedrijven om het een en ander te verwijderen. Verweerder meent zaken die de huurder in de juiste staat had moeten opleveren af te schuiven onder de noemer onderhoud.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De raad zal hierna, indien nodig, ingaan op dit verweer.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
Klachtonderdeel a) oplossingsgerichtheid
4.2 De voorzitter volgt klager niet in zijn betoog dat verweerder niet zou willen meewerken aan een oplossing. De voorzitter stelt in dat verband vast dat verweerder al op 1 november 2022 een voorstel heeft gedaan om tot een minnelijke schikking te komen. In de periode rond 19 december 2022 hebben eveneens schikkingsonderhandelingen tussen partijen plaatsgevonden, waarbij over en weer voorstellen zijn gedaan. Deze onderhandeling heeft tot een regeling geleid. Dat verweerder niet zou willen meewerken aan het komen tot een onderlinge oplossing, volgt de voorzitter dan ook niet. Van hem hoefde voorts, anders dan klager meent, niet verwacht te worden dat hij bij een opname van het gehuurde aanwezig zou zijn. Gesteld noch gebleken is waaruit een dergelijke verplichting voor verweerder zou volgen.
4.3 Evenmin volgt de voorzitter klager in zijn betoog dat verweerder er alleen op uit was om hem te pesten en daarmee zijn belangen onevenredig te schaden. Verweerder heeft overleg gevoerd met de advocaat van klager om tot een onderlinge oplossing te komen. Nadat dat niet is gelukt, is hij namens zijn cliënt een kort geding gestart. Dat klager dit als onprettig heeft ervaren, kan zo zijn, maar verweerder heeft daarmee gehandeld in het belang van zijn cliënt. Het doel daarvan was immers om te bewerkstelligen dat de vorderingen verminderd zouden worden. Namens zijn cliënt kon verweerder zich ook op het standpunt stellen dat het vonnis van 11 mei 2022 anders uitgelegd diende te worden dan hoe klager dit voorstond. In dat verband merkt de voorzitter op dat ook de kantonrechter een merkwaardigheid in dat vonnis constateerde. Dat dit kort geding op voorhand kansloos was en misbruik van recht oplevert, zoals klager aangeeft, kan de voorzitter dus niet volgen. De voorzitter ziet, net als verweerder, tot slot niet in op grond waarvan verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar zou handelen door niet aanwezig te willen zijn bij een opname en/of door zich op het standpunt te stellen dat zijn cliënt geen erkende bedrijven hoefde in te schakelen. Gesteld noch gebleken is waaruit die verplichtingen zouden volgen.
4.4 Dat de cliënt bij verweerder dringend zou hebben gevraagd om toegang tot het pand om de goederen weg te halen leidt niet tot de conclusie dat verweerder uit was op pesterijen en het niet oplossen van het conflict. De cliënt diende immers uitvoering te geven aan het vonnis dat hij van klager moest uitvoeren. Bovendien kan dit handelen van de cliënt niet worden toegerekend aan verweerder.
4.5 De voorzitter komt dan ook tot de conclusie dat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is.
Klachtonderdeel b) onnodige kosten
4.6 Klager verwijt verweerder verder dat hij onnodige kosten heeft moeten maken door het kort geding dat verweerder heeft gestart namens zijn cliënt. Onder verwijzing naar overweging 4.3, ziet de voorzitter geen aanleiding om vast te stellen dat verweerder niet doelmatig heeft gehandeld. Dat zijn cliënt het kort geding heeft verloren, maakt ook niet dat de kosten daarmee per definitie onnodig zijn en dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld. Overigens heeft de cliënt de proceskostenvergoeding aan klager betaald na afloop van het kort geding.
4.7 De voorzitter verklaart klachtonderdeel b) daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 10 juli 2023