Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-08-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2023:104

Zaaknummer

23-132/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Klacht van advocaten over de advocaat van de wederpartij van hun cliënte gegrond. Verweerster heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 25 door de brief van 30 juni 2022 niet alleen toe te sturen aan klaagsters (beiden werkzaam als advocaat in dienstbetrekking bij NN G. N.V.), maar tevens rechtstreeks te adresseren aan de (CEO van de) NN G. N.V., terwijl die brief geen aanzegging met rechtsgevolg bevatte. Verweerster is reeds meerdere malen tuchtrechtelijk veroordeeld, onder andere wegens handelen in strijd met gedragsregel 25. Verweerster volhardt in haar onwelwillende houding ten opzichte van de advocaten van de wederpartij van haar cliënten. In de aard en ernst van het in de onderhavige klachtzaak gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijt en het tuchtrechtelijke verleden van verweerster ziet de raad aanleiding om een voorwaardelijke schorsing van een week aan verweerster op te leggen.

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 21 augustus 2023

in de zaak 23-132/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

1. mr. [……………]

2. mr. [……………]

klaagsters

 

over:

 

verweerster

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Bij brief van 6 september 2022 hebben klaagsters bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 14 februari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-057 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 26 juni 2023. Verschenen zijn klaagster sub 2 en verweerster. Klaagster sub 1 is, als aangekondigd, niet verschenen. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier, bestaande uit de  als 1 tot en met 13 op de inventarislijst aangeduide stukken en de nagekomen e-mail met bijlagen van verweerster d.d. 28 februari 2023.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2     Verweerster staat vier cliënten, te weten de heren M, H, A en N, bij in een geschil met NN G. N.V., welke vennootschap wordt bijgestaan door klaagsters, beiden werkzaam als advocaat in dienstbetrekking bij NN G. N.V.

2.3     Verweerster heeft genoemde cliënten eerder bijgestaan in diverse procedures tegen NN I.P. N.V. In die procedures werd NN I. N.V. bijgestaan door -onder meer- klaagsters. NN I. N.V., mrs. S en D en klaagsters hebben in 2020 meerdere klachten over verweerster ingediend bij de deken. Deze klachten zijn gelijktijdig behandeld ter zitting van de raad van 7 juni 2021 en gezamenlijk beoordeeld.  In de onherroepelijke beslissing van 19 juli 2021 (kenmerken 20-587, 20-589, 20-913, 20-970 en 20-1025/DB/ZWB) heeft de raad de klachten deels gegrond, deels ongegrond verklaard en aan verweerster de maatregel van berisping opgelegd. In de klachtzaak 20-913/DB/ZWB heeft de raad verweerster tuchtrechtelijk veroordeeld wegens handelen in strijd met gedragsregel 25, omdat zij zich bij brief d.d. 15 april 2020 rechtstreeks tot de heer K, zijnde de CEO van NN G. N.V. had gewend, terwijl deze vennootschap door onder meer klaagsters werd bijgestaan.

2.4     Bij brief d.d. 30 juni 2022 heeft verweerster NN G. N.V. namens haar cliënten aansprakelijk gesteld en verzocht om binnen 7 dagen na dagtekening van de brief te bevestigen dat NN G. N.V. de aansprakelijkstelling aanvaardt, bij gebreke waarvan een klacht zou worden ingediend en een voorlopig getuigenverhoor zou worden opgestart. Verweerster heeft deze brief per e-mail gestuurd aan de e-mailadressen van klaagsters en aan het e-mailadres van de heer K, zijnde de CEO van NN G. N.V. De aanhef van de brief luidt: “Geachte collegae” en verweerster heeft onder meer het volgende aan klaagsters bericht:

         “(…) Ik verneem graag uiterlijk binnen 7 dagen na dagtekening van deze brief dat NN deze aansprakelijkstelling aanvaardt, alsook dat NN in de zaken met zaaknummers [H] en [N] geen aanspraak maakt op de resterende proceskostenveroordeling.(…)

         (…) Een alternatief zou kunnen zijn dat uw cliënte nu eindelijk eens verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van cliënten (…).

         Indien uw cliënte dan ook alsnog bereid zou zijn om een oplossing voor alle zaken te treffen (…).

2.5     Bij brief van 11 augustus 2022 hebben klaagsters aan verweerster medegedeeld dat sprake was van handelen in strijd met gedragsregel 25 en hebben zij verweerster verzocht om schriftelijk te bevestigen dat zij zich in het vervolg zou onthouden van dit en ander tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag, bij gebreke waarvan klaagsters zich zouden wenden tot de deken. Verweerster heeft niet op klaagsters brief gereageerd.

2.6     Bij brief van 6 september 2022 hebben klaagsters opnieuw bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

3 KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagsters verwijten verweerster het volgende:

Verweerster heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 25 door de brief van 30 juni 2022 niet alleen toe te sturen aan klaagsters, maar tevens rechtstreeks te adresseren aan de (CEO van de) cliënte van klaagsters, terwijl die brief geen aanzegging met rechtsgevolg bevatte.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1     Toetsingskader

          Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht of een dekenbezwaar dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen (HvD 30 augustus 2019, ECLI:NL: TAHVD:2019:125).

5.2     Gedragsregel 25 lid 1 bepaalt dat de advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Deze regel geldt onverminderd wanneer de bedoelde partij zich tot de advocaat wendt. Het tweede lid van gedragsregel 25 bepaalt dat, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de advocaat die een aanzegging met rechtsgevolg doet, dat rechtstreeks aan een partij mag doen, mits met gelijktijdige verzending van een afschrift aan diens advocaat en op voorwaarde dat de mededeling aan een partij beperkt blijft tot deze aanzegging met rechtsgevolg. Indien de advocaat het beoogde rechtsgevolg ook kan bereiken door zijn brief alleen aan de advocaat van een partij te zenden, geldt voormelde uitzondering niet.

          Ontvankelijkheid klaagsters

5.3     Vast staat dat verweerster zich zonder de toestemming van klaagsters bij brief van 30 juni 2022 rechtstreeks tot de CEO van NN G. N.V. heeft gewend. Anders dan verweerster heeft betoogd, kunnen klaagsters in hun hoedanigheid van advocaat van NN G. N.V. hierover wel degelijk klagen. Gedragsregel 25 is opgenomen in het hoofdstuk “De advocaat in verhouding tot zijn beroepsgroep”. Het is de taak van klaagsters om de belangen te behartigen van NN G. N.V. en zij hebben in het verlengde daarvan belang  bij naleving van gedragsregel 25 door de advocaat van de wederpartij van NN G. N.V. Klaagsters zijn derhalve ontvankelijk.

          Uitzondering gedragsregel 25 lid 2

5.4     De raad volgt verweerster evenmin in het in de instructiefase bij de deken gevoerde verweer dat sprake is van de uitzondering als opgenomen in gedragsregel 25 lid 2. De brief van 30 juni 2022 bevat geen aanzegging met rechtsgevolg. Een rechtsgevolg omvat het ontstaan, wijzigen, verdwijnen en bevestigen van subjectieve rechten, rechtsposities of rechtsverhoudingen die optreden als gevolg van dat rechtsfeit of die rechtshandeling. De enkele aansprakelijkstelling met het verzoek de aansprakelijkheid te erkennen, bij gebreke waarvan een klacht wordt ingediend en een voorlopig getuigenverhoor wordt opgestart, kan naar het oordeel van de raad niet worden gekwalificeerd als een aanzegging met rechtsgevolg als bedoeld in gedragsregel 25 lid 2.

        Andere zaak

5.5     Ter zitting van de raad heeft verweerster het verweer gevoerd, inhoudende dat de kwestie waarin zij klaagster en de heer K bij brief d.d. 30 juni 2022 heeft aangeschreven een andere kwestie betrof, terwijl zij ook niet wist of behoorde te weten dat NN G. NV ook in die kwestie door klaagsters werd bijgestaan. Verweerster heeft gesteld dat zij de brief vanwege de eerdere tuchtrechtelijke veroordeling wegens handelen in strijd met gedragsregel 25 zekerheidshalve toch aan klaagsters heeft gestuurd.

5.6     De raad volgt verweerster niet in dit verweer, omdat het niet strookt met de door verweerster gebezigde aanhef van de brief: “Geachte collegae”. Dat verweerster klaagsters beschouwde als de advocaten van NN G. NV blijkt voorts uit het feit dat verweerster NN G. NV in de brief d.d. 30 juni 2022 herhaaldelijk aanduidt als “uw cliënte”. Verweerster heeft tot slot zelf in de brief een duidelijke link gelegd met de zaak waarin zij haar cliënten eerder bijstond door NN G. NV te verzoeken om geen aanspraak te maken op de in die eerdere zaak uitgesproken proceskostenveroordeling.

5.7     Uit deze feiten en omstandigheden blijkt naar het oordeel van de raad genoegzaam dat verweerster wist dan wel behoorde te weten dat NN G. N.V., in het geschil waarop de brief van 30 juni 2022 betrekking had, werd bijgestaan door klaagsters, zodat het haar niet vrij stond zich zonder de toestemming van klaagsters rechtstreeks tot de CEO van NN G. N.V. te wenden. Door dit wel te doen heeft verweerster in strijd met gedragsregel 25 tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht is derhalve gegrond.

 

6 MAATREGEL

6.1   Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door in strijd met gedragsregel 25 de brief van 30 juni 2022 niet alleen toe te sturen aan klaagsters, maar tevens rechtstreeks te adresseren aan de (CEO van de) cliënte van klaagsters, terwijl die brief geen aanzegging met rechtsgevolg bevatte.

6.2     Verweerster is reeds meerdere malen tuchtrechtelijk veroordeeld. In de beslissing van 19 juli 2021 (kenmerken 20-587, 20-589, 20-913, 20-970 en 20-1025/DB/ZWB) heeft de raad een oordeel gegeven over klachten die betrekking hadden op het handelen en/of nalaten van verweerster in de periode van november 2019 – mei 2020. Die klachten hadden betrekking op de onwelwillende houding van verweerster ten opzichte van de advocaten van de wederpartij van haar cliënten. Een van de gegrond bevonden klachten zag evenals de onderhavige klacht op handelen in strijd met gedragsregel 25. De raad heeft in de beslissing d.d. 19 juli 2021 overwogen dat verweerster zich bij herhaling onvoldoende rekenschap had gegeven van de voor advocaten geldende gedragsregels en het nut en de noodzaak van een welwillende houding ten opzichte van de advocaten van de wederpartij, dat haar handelen getuigt van een patroon waarbij verweerster vermeend belang van haar cliënten stelt boven het naleven van de gedragsregels voor advocaten en dat het belang van het naleven van die regels verweerster kennelijk niet voldoende duidelijk is.

6.3     De raad heeft bij beslissing d.d. 19 juli 2021 voor de gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten een berisping opgelegd. De raad heeft in dat verband overwogen dat werd volstaan met oplegging van een berisping, omdat verweerster ter zitting van de raad had toegezegd dat zij haar praktijkvoering zou aanpassen.

6.4     De raad stelt vast dat verweerster, ook na de tuchtrechtelijke veroordeling d.d. 19 juli 2021, volhardt in haar onwelwillende houding ten opzichte van de advocaten van de wederpartij van haar cliënten. In de aard en ernst van het in de onderhavige klachtzaak gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijt en het tuchtrechtelijke verleden van verweerster ziet de raad aanleiding om een voorwaardelijke schorsing van een week aan verweerster op te leggen.

 

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagsters betaalde griffierecht van € 50,- aan hen vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagsters geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing hun rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) €   50,- reiskosten van klaagsters;

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagsters. Klaagsters geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing hun rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-      verklaart de klacht gegrond;

-      legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van één week op;

-      bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster een of meer van de navolgende bijzondere of algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;

-      stelt als algemene voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-      stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;

-      veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagsters;

-     veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagsters, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

-      bepaalt dat de in artikel 8a lid 3 Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot 2 jaar.

 

 

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken en J.A.J.A. Luijten, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2023.

 

 

Griffier                                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 21 augustus 2023