Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-07-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2023:208

Zaaknummer

22-905/AL/MN

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht tegen de klachtenfunctionaris van het kantoor van de eigen advocaat. Klager is ontevreden over de wijze waarop zijn eigen advocaat heeft opgetreden in het huurgeschil tussen hem en de verhuurder. Hij maakt gebruik van de eigen klachtregeling van het kantoor en dient een klacht in bij de klachtenfunctionaris, zijnde verweerster. Die draagt de behandeling van de klacht over aan twee collega’s van het kantoor. Volgens klager was verweerster bij het eerste contact met hem al partijdig en heeft zij vervolgens de klacht ongemotiveerd overgedragen aan twee collega’s. Het is de raad niet gebleken dat verweerster partijdig was met betrekking tot de door klager ingediende klacht. Dat zij de behandeling van de klacht heeft overgedragen aan de collega’s was juist vanwege de voortdurende beschuldigingen van klager dat verweerster partijdig was, maar vooral ook vanwege de specifieke op de klacht betrekking hebbende kennis en expertise van een van deze collega’s. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 24 juli 2023 in de zaak 22-905/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 21 maart 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 14 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1851516/FM/SD van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 26 mei 2023. Nu klager tegen twee andere advocaten van het kantoor waar verweerster aan is verbonden ook klachten heeft ingediend en de klachten alle met elkaar verband houden, zijn de drie klachten gezamenlijk behandeld. Ten aanzien van de onderhavige klacht waren klager en zijn echtgenote en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

2 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.1 Klager en zijn echtgenote hebben een juridisch geschil met de verhuurder van hun woning. In dat geschil heeft klager zich ten aanzien van een kort geding schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad van een ontruimingsvonnis laten bijstaan door mr. [S-E], verbonden aan [Z] Advocaten te [plaats]. Op 8 januari 2020 heeft de mondelinge behandeling van dat kort geding plaatsgevonden en is de vordering van klager afgewezen. Klager heeft mr. [S-E] vervolgens verzocht advies uit te brengen over de kansen in hoger beroep. Op 25 maart 2020 heeft mr. [S-E] klager bericht zich terug te trekken als advocaat van klager en zijn echtgenote. Daarop is een andere advocaat aangezocht. Toen bleek dat de rechtsbijstandsverzekeraar van klager, Univé Rechtshulp, de inleeskosten van deze nieuw aangezochte advocaat niet zou vergoeden. 2.2 Op 9 april 2020 heeft klager in het kader van een interne klachtenregeling van [Z] Advocaten een klacht ingediend tegen mr. [S-E]. Die klacht is binnengekomen bij verweerster. Verweerster heeft een telefonisch onderhoud gehad met klager en heeft de klacht ter verdere behandeling overgedragen aan twee andere klachtfunctionarissen. Zij hebben vervolgens met klager op 29 juni 2020 een bespreking gehad op het advocatenkantoor.

3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) voortijdig en partijdig een standpunt in te nemen over de door klager ingediende klacht; b) klager aan te merken als liegende partij en de ernst van zijn klacht over het gedrag van mr. [S] te ondermijnen; c) de behandeling van de door klager ingediende klacht ongemotiveerd over te dragen aan (een) kantoorgeno(o)t(en); d) de klacht niet te behandelen conform artikel 6.28 van de Verordening op de advocatuur. 3.2 Volgens klager heeft verweerster zich direct bij het eerste (telefonische) contact als klachtenfunctionaris ongeschikt en/of incompetent gemaakt door direct al een standpunt in te nemen. Verweerster heeft namelijk tijdens dit contact gezegd dat mr. [S] ‘haar best heeft gedaan’.

4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a) 4.2 Verweerster betwist dat zij ooit een standpunt heeft ingenomen en partijdig is geweest. Dat zij in het eerste contact met klager zou hebben gezegd dat mr. [S] haar best heeft gedaan houdt niet in dat verweerster vooringenomen was. Dat iemand zijn best heeft gedaan, betekent namelijk nog niet dat er geen fouten zouden kunnen zijn gemaakt.Klachtonderdeel b) 4.3 Verweerster ontkent klager ooit te hebben aangemerkt als liegende partij en de klacht te ondermijnen. Klachtonderdeel c) 4.4 Om praktische redenen en in het belang van klager is de klacht, na het telefonisch onderhoud tussen verweerster en klager, overgedragen aan twee collega’s van verweerster. Een van die collega’s heeft namelijk specifieke kennis die bij behandeling van de klacht van belang kon zijn. Verder is het aan het kantoor hoe de interne klachtenafhandeling wordt ingericht. Klager heeft ook geen bezwaren kenbaar gemaakt dat de klacht werd overgedragen aan de beide collega’s en hij heeft met hen ook vrijwillig een gesprek gevoerd.Klachtonderdeel d) 4.5 De schriftelijke klacht van klager was zeer uitgebreid en lastig te lezen. Daarom is in een telefonisch onderhoud aan klager verzocht zijn klacht puntsgewijs uiteen te zetten. Daarbij is uitvoerig ingegaan op de klacht van klager. .BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

5.1 Het is de raad niet gebleken dat verweerster voortijdig en partijdig een standpunt heeft ingenomen ten aanzien van de ingediende klacht. Het enkele feit dat verweerster in het eerste contact met klager ergens in dat gesprek heeft opgemerkt dat mr. [S] haar best heeft gedaan, betekent nog niet dat verweerster daarmee al een standpunt heeft ingenomen ten aanzien van de klacht. Het telefonisch gesprek dat verweerster met klager had was juist om uit te vinden wat de klacht nu precies inhield, omdat dit verweerster uit het schriftelijk stuk nog niet duidelijk was. Indien de klacht voor verweerster nog niet duidelijk was, kan zij er ook nog geen standpunt over hebben ingenomen. Naar aanleiding van dat gesprek heeft verweerster klager verzocht om zijn klacht nog eens puntsgewijs uiteen te zetten.

Klachtonderdeel b)

5.2 Het is de raad ook na de mondelinge behandeling niet duidelijk geworden wat klager bedoelt met dit klachtonderdeel. Uit niets blijkt namelijk dat verweerster klager als ‘de liegende partij’ heeft aangemerkt. Dat verweerster de klacht van klager zou hebben ondermijnd heeft, zo begrijpt de raad uit de toelichting van klager ter zitting, te maken met de termijn waarop klager een ontvangstbevestiging kreeg ten aanzien van de door hem ingediende klacht. Klager heeft zijn klacht op 9 april 2020 ingediend en eind april/begin mei heeft verweerster telefonisch contact opgenomen, althans op 2 mei 2020 had het telefonisch gesprek plaatsgevonden. Met dit telefonisch gesprek is de ontvangst van de klacht van klager bevestigd.

Klachtonderdeel c)

5.3 Ter zitting bij de raad is door verweerster toegelicht waarom de klacht niet door haarzelf is behandeld, maar zij deze heeft overgedragen aan twee collega’s. Ten eerste omdat klager verweerster kennelijk niet meer onpartijdig achtte, zoals volgt uit zijn emailbericht van 2 mei 2020. Ten tweede omdat een van deze collega’s specifieke kennis heeft die van nut zou kunnen zijn bij de behandeling van de klacht. Gelet op die toelichting ziet de raad niet in waarom een dergelijke doorverwijzing klachtwaardig zou zijn. Bovendien heeft klager ter zitting bij de raad verklaard dat hij geen probleem met de overdracht had, juist omdat in zijn ogen verweerster partijdig was.  Klachtonderdeel d)

5.4 Artikel 6.28 van Verordening op de advocatuur behelst een aantal algemene regels over de kantoorklachtenregeling. Dat de klacht van klager niet is behandeld in overeenstemming met die regels is de raad niet gebleken. Er is telefonisch contact met klager geweest naar aanleiding van zijn schriftelijk ingediende klacht en hem is verzocht zijn klacht ter verduidelijking nog eens puntsgewijs op papier te zetten. Vervolgens heeft een gesprek in persoon met klager en zijn echtgenote plaatsgehad met twee collega’s van verweerster, waarvan er een over specifieke kennis beschikt die van belang kon zijn bij de behandeling van de klacht. In het belang van klager is vervolgens geprobeerd om tot een serieuze en genoegzame oplossing te komen. Daarbij is van klachtwaardig handelen, als in strijd met voormelde algemene regels, niet gebleken.

BESLISSING De raad van discipline: verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. P. Rijnsburger en H.J. Voors, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2023.

Griffier                                                                                                                       Voorzitter

Verzonden d.d. 24 juli 2023