Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-08-2023

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2023:130

Zaaknummer

230171

Inhoudsindicatie

Art 13 beklag. De procedure die klager wenst heeft geen redelijke kans van slagen.

Uitspraak

 

Beslissing van 21 augustus 2023

in de zaak 230171

                                     

naar aanleiding van het beklag van:

 

                                     

klager

                                     

tegen:

                                     

de deken

 

 

 

1 HET BEKLAG

Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 5 juni 2023. Klager heeft een beklag d.d. 9 juni 2023 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag met bijlagen is op 9 juni 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:

het verweer van de deken van 6 juli 2023, ontvangen door het hof op 7 juli 2023; de reactie van klager op dat verweer van 21 juli 2023; de afsluitende reactie van de deken van 24 juli 2023.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

​​​​​​​2.4 Klager heeft op 26 juli 2023 nog een e-mailbericht, met bijlagen, gestuurd aan het hof. De deken heeft op 28 juli 2023 het hof verzocht dat e-mailbericht buiten beschouwing te laten. Klager heeft daar in zijn e-mail van 1 augustus 2023 op gereageerd.

​​​​​​​2.5 De griffier heeft bij brief van 28 juni 2023 aan klager geschreven: “Na ontvangst van het verweerschrift van de deken heeft u tot 26 juli 2023 de tijd om éénmalig stukken in te dienen (te reageren op het verweerschrift van de deken). […] Mocht u gebruik maken van de mogelijkheid om stukken in te dienen, dan krijgt de deken de gelegenheid om éénmalig en uiterlijk op 2 augustus 2023 daarop te reageren. Daarna is het onderzoek gesloten en worden ingediende e-mails/brieven met stukken niet beantwoord en ook niet in het dossier gevoegd.”

​​​​​​​2.6 Dit is overeenkomstig artikel 10.5 en 10.7 van het Procesreglement van het hof, zoals dat te vinden is op de website van het hof.

​​​​​​​2.7 De e-mailberichten van klager van 26 juli en 1 augustus 2023 zullen buiten beschouwing worden gelaten nu het toezenden daarvan in strijd is met het procesreglement. Klager is medegedeeld dat hij eenmaal op het verweer van de deken mocht reageren. Dat heeft klager gedaan op 21 juli 2023.

 

 

3 FEITEN

 

Het hof stelt de volgende feiten vast.

​​​​​​​3.1 Op 5 mei 2023 heeft klager verweerder verzocht om op basis van artikel 13 van de Advocatenwet een advocaat aan te wijzen. Aan het verzoek ligt ten grondslag dat op 7 mei 2013 de rechtbank heeft vastgesteld dat klager maandelijks een bedrag dient te betalen ten behoeve van de opvoeding en verzorging van zijn minderjarige dochter. Dit bedrag is jaarlijks geïndexeerd. Op 23 november 2021 heeft de deurwaarder de beschikking aan klager betekend en is een bevel gedaan tot betaling van achterstallige alimentatie vanaf 23 november 2016. Op 30 maart 2022 heeft de deurwaarder klager aangeschreven en gewezen op de nog openstaande vordering. Er is beslag gelegd op het loon van klager.

​​​​​​​3.2 Klager stelt dat de vordering is verjaard en wil op die grond de rechter verzoeken om het beslag op te heffen. Klager heeft zich tot verschillende advocaten gewend, die hebben aangegeven klager niet te willen bijstaan.

​​​​​​​3.3 De deken heeft op 5 juni 2023 het verzoek van klager tot aanwijzing van een advocaat afgewezen en heeft zijn afwijzing als volgt gemotiveerd:

 

“In een kort geding kunt u opheffing van het executoriaal beslag vorderen. Wanneer er beslag is gelegd op basis van een vonnis, kan een dergelijke vordering worden toegewezen wanneer het vonnis en/of het beslag berust op een feitelijke of juridische misslag. Simpel gezegd wanneer er dus een fout is gemaakt.

U bent er stellig van overtuigd dat dit het geval is omdat volgens u de vordering is verjaard. Ik ben dat niet met u eens.

[,…]

Als gevolg van de stuitingshandeling in november 2021, is de verplichting tot het betalen van kinderalimentatie over de maand november niet verjaard, maar is de verjaringstermijn met 5 jaar verlengd. Dat geldt ook betalingsverplichtingen na november 2016. De kinderalimentatie over de maanden november 2016 en volgende zijn als gevolg van de betekening van de beschikking op 23 november 2021 – tot op heden – nog steeds opeisbaar.

Ik acht de door u gewenste vordering tot opheffing van het beslag om de reden dat de vordering is verjaard, aldus kansloos. Ik zal u daarom geen advocaat aanwijzen.”

 

4 BEOORDELING

 

Beklag

 

​​​​​​​4.1 Klager heeft in zijn beklag – kort gezegd – het navolgende aangevoerd.

 

​​​​​​​4.2 Verweerder stelt dat beslag op zijn loon onterecht is omdat voor alimentatiebetalingen een verjaringstermijn van vijf jaar geldt, hetgeen betekent dat achterstanden ouder dan vijf jaar niet meer kunnen worden geïncasseerd. De beschikking dateert van 7 mei 2013 en de brief van de deurwaarder van november 2021, hetgeen meer dan acht jaar is, dus verjaard. In die acht jaar is er geen stuitingshandeling geweest. Verweerder geeft aan dat hij vanaf de dag van het exploot, 23 november 2021 de alimentatiebetalingen moet voldoen, maar dat de acht jaar die is verstreken, verjaard is omdat er nooit een stuitingshandeling is geweest.

 

Verweer deken

 

​​​​​​​4.3 De deken voert het volgende verweer.

 

​​​​​​​4.4 Klager lijkt te veronderstellen dat de verjaringstermijn van alimentatie aanvangt op de datum van de beschikking. Dat is onjuist. Alimentatie is een periodieke vordering en die verjaart per maand, steeds vijf jaar nadat de vordering van die betreffende maand opeisbaar wordt en dus had moeten worden betaald. Door de betekening van de beschikking door de deurwaarder op 23 november 2021 is de verjaring gestuit, waardoor de alimentatietermijnen van af november 2016 (te weten: vijf jaar voordien) niet zijn verjaard en deze termijnen door de deurwaarder kunnen worden geïnd. Naar mening van de deken is op het voeren van een procedure tot het opheffen van loonbeslag wegens verjaring kansloos.

 

Toetsingskader

 

​​​​​​​4.5 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

 

Beoordeling

 

​​​​​​​4.6 Het hof is met de deken van oordeel dat de door klager gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

 

​​​​​​​4.7 In zijn afwijzende beslissing heeft de deken, met verwijzing naar wetgeving, uitgelegd waarom een procedure geen redelijke kans van slagen heeft,  te weten omdat de alimentatievorderingen die voortvloeien uit de beschikking van de rechtbank van 7 mei 2023 maandelijks ontstaan en telkens vijf jaar later verjaren (art. 3:324 lid 3 BW). Dat houdt in dat bijvoorbeeld de alimentatieverplichting over de maand januari 2014, verjaart in januari 2019 etc.

 

​​​​​​​4.8 De verjaring kan worden doorbroken (gestuit) door betekening van de uitspraak of door een schriftelijke aanmaning (art. 3:325 lid 2 BW). De beschikking van 7 mei 2013 is op 23 november 2021 aan klager betekend.

 

​​​​​​​4.9 Dat betekent dat de verplichting tot betaling van de alimentatie over de maand november 2016 niet verjaard is en dat de verjaringstermijn voor de verplichting tot betaling van de alimentatie over de maand november 2016 met vijf jaar is verlengd. Dat geldt ook voor betalingsverplichtingen na november 2016 en volgende. Die betalingsverplichtingen zijn nog steeds opeisbaar. Deze motivering komt ook overeen met de redenen waarom de advocaten die klager eerder aanzocht, hebben geweigerd hem bij te staan.

​​​​​​​4.10 Naar oordeel van het hof heeft de deken daarmee op juiste gronden, in overeenstemming met de wet, geconcludeerd dat een procedure geen redelijke kans van slagen heeft en om die reden geweigerd een advocaat aan te wijzen. Het beklag van klager wordt daarom ongegrond verklaard.

 

5 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 5 juni 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant ongegrond.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. E.W. de Groot en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2023 .                                                       

    

griffier                                                                                                       voorzitter

                     

De beslissing is verzonden op 21 augustus 2023 .