Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-07-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2023:176

Zaaknummer

22-521/AL/OV

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. De raad verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 10 juli 2023 in de zaak 22-521/AL/OV naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 27 december 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 30 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1309504 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 21 april 2023. Daarbij was alleen verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

2 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.1 Klager was ten tijde van het indienen van zijn klacht verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. 2.2 Verweerster heeft in die procedure de ex-partner van klager bijgestaan. Klager is gedurende een deel van de procedure bijgestaan door mr. T. 2.3 Op 8 november 2019 heeft er tussen klager en zijn ex-partner een gesprek plaatsgevonden, in aanwezigheid van verweerster. Dit gesprek heeft niet tot nadere afspraken geleid. 2.4 Onder leiding van de heer [W], fiscalist, zijn partijen gekomen tot een op 2 december 2019 getekende overeenkomst met betrekking tot de vermogensrechtelijke afwikkeling. 2.5 Namens haar cliënte heeft verweerster eind december 2019 de rechtbank verzocht de echtscheiding uit te spreken en de op 2 december 2019 bij convenant gemaakte afspraken in de beschikking op te nemen. Klager is door verweerster hiervan op 27 december 2019 op de hoogte gebracht. 2.6 Op 20 mei 2020 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken, alsmede de op 2 december 2019 gesloten overeenkomst opgenomen in de beschikking. Tevens is bepaald dat klager gehouden is tot onder meer de betaling van partner- en kinderalimentatie. 2.7 Nadat verweerster verschillende malen, eerst door middel van een (herstel)exploot en daarna door middel van een verzoek tot verklaring van non-appèl, om inschrijving van de echtscheiding heeft verzocht, is het huwelijk op 4 november 2020 ontbonden. 2.8 Op 27 december 2020 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend. Op verzoek van klager is de klachtbehandeling in de periode van 23 maart 2021 tot 10 december 2021 aangehouden.

3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) op onrechtmatige wijze verkregen vertrouwelijke stukken van klager en de aan hem verbonden maatschap in te brengen in de procedure; b) de inschrijving, afwikkeling en voortgang van de echtscheiding bewust te vertragen en hierin bij verweerster bekende informatie doelbewust te verzwijgen; c) cruciale informatie doelbewust achter te houden en doelbewust een verkeerde voorstelling van zaken te schetsen; d) in de echtscheidingsprocedure in strijd met de redelijkheid en billijkheid zonder hoor en wederhoor disproportionele eisen op te nemen onder bedreiging van openbaarmaking van vertrouwelijke informatie jegens klager en de aan hem verbonden maatschap; e) de voortgang van de afwikkeling van de echtscheiding moedwillig en consequent te traineren door stelselmatig niet te reageren op de correspondentie van de advocaat van klager; f) deel uit te maken van een commercieel netwerk van financiële- en belastingadviseurs en onder meer daardoor niet onafhankelijk te zijn. Zo spant verweerster samen met [W]. g) haar cliënte te ondersteunen en te adviseren gebruik te maken van oneigenlijke praktijken zoals manipulatie, bedrog en diefstal; h) het zich bedienen van onoorbare praktijken jegens haar wederpartij, zoals onder meer manipulatie, het bewust achterhouden van op onrechtmatige wijze verkregen informatie en waarde documenten, alsmede haar cliënt aanzetten tot misbruik, diefstal, vervalsing en vervreemding hiervan; i) zich op basis van onrechtmatig verkregen informatie en met voorbedachte rade (en onder bedreiging van maatschappelijke openbaarheid) structureel en stelselmatig te bedienen van onoorbare gedragingen. j) documenten toe te voegen aan het dossier (een verzoek van de heer K. aan het OM om een contact- gebieds- en/of locatieverbod van klager). k) te dreigen de maatschap van klager te informeren en zaken openbaar te maken.

4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft de klacht in alle onderdelen betwist. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING 5.1 De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. 5.2 De raad zal de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaren, hoofdzakelijk omdat de gemaakte verwijten niet of onvoldoende zijn onderbouwd. Over de specifieke klachtonderdelen overweegt de raad nog het volgende.Klachtonderdeel a) 5.3 Klager stelt dat verweerster op onrechtmatige wijze verkregen vertrouwelijke stukken van klager en zijn maatschap in de procedure heeft gebracht. klager heeft echter niet  aangegeven om welke stukken dit zou gaan en op grond waarvan die stukken onrechtmatig verkregen zouden zijn. Verweerster heeft betwist dat zij stukken van klager en zijn maatschap in de procedure heeft gebracht. De stukken die wel zijn ingebracht heeft verweerster van haar cliënte ontvangen. De raad is van oordeel dat klager dit verwijt onvoldoende heeft onderbouwd. Dit klachtonderdeel is daarom - mede gelet op het verweer van verweerster - niet vast komen te staan.Klachtonderdelen b) en e) 5.4 Met betrekking tot het verwijt dat verweerster bewust het proces heeft vertraagd, overweegt de raad dat uit de stukken blijkt dat een deel van de vertraging is ontstaan als gevolg van het handelen van klager. Dat de vertraging (op tuchtrechtelijk verwijtbare wijze) door het handelen van verweerster is ontstaan, wordt door verweerster ontkend en blijkt niet uit de stukken.Klachtonderdelen c), g), h) en i) 5.5 De juistheid van deze verwijten (onder andere het doelbewust achterhouden van relevante informatie, manipuleren en liegen) is onvoldoende onderbouwd en is tegenover de (gemotiveerde) betwisting daarvan door verweerster, niet vast komen te staan.Klachtonderdelen d) en k) 5.6 Klager verwijt verweerster dat zij heeft gedreigd om vertrouwelijke informatie over klager openbaar te maken. Klager verwijst bij dit verwijt naar een e-mail van verweerster aan de advocaat van klager. In die e-mail schrijft verweerster het volgende:

Tot slot verzoek ik u er bij uw cliënt op aan te dringen dat hij ophoudt met het sturen van mails etc. naar derden. Derden hebben niets van doen met het geschil tussen partijen. Cliënte neemt aan dat uw cliënt er ook niet op uit is dat zij PWC in kennis stelt van hetgeen uw cliënt al dan niet doet en/of gedaan heeft.

5.7 In die laatste zin ziet klager kennelijk een dreiging van verweerster om vertrouwelijke informatie te openbaren. De raad volgt klager niet in dit verwijt. De raad begrijpt dat verweerster deze e-mail heeft gestuurd om klager (via zijn advocaat) te laten stoppen om e-mails en whatsappberichten aan derden te sturen die niets met deze procedure te maken hebben. Gelet op deze context stond het verweerster vrij om dit op deze wijze aan klager te schrijven. Zij heeft daarmee de belangen van klager niet onnodig of onevenredig geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel werd gediend.Klachtonderdeel f) 5.8 Onder leiding van de heer [W], fiscalist, zijn klager en de cliënte van verweerster gekomen tot een op 2 december 2019 getekende overeenkomst met betrekking tot de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk. Klager stelt dat verweerster deel uitmaakt van een commercieel netwerk van financiële- en belastingadviseurs en onder meer daardoor niet onafhankelijk is. Volgens klager heeft zij samengespannen met [W], wat in de ogen van klager tot gevolg heeft gehad dat de gemaakte afspraken die door [W] zijn vastgelegd in een convenant, gebaseerd zijn op basis van onrechtmatig verkregen vertrouwelijke documenten. De raad is van oordeel dat ook dit verwijt, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet vast is komen te staan. De raad acht daarbij nog van belang dat verweerster niet betrokken is geweest bij de overleggen met [W] en dat [W] mede op voordracht van klager zelf is ingeschakeld.Klachtonderdeel j) 5.9 Dit klachtonderdeel ziet op het toevoegen van een document (een verzoek van de heer K. aan het OM om een contact- gebieds- en/of locatieverbod van klager) aan het dossier. Omdat klager en verweerster verschillende lezingen hebben over wie dit document aan het dossier heeft toegevoegd en er verder geen stukken zijn die één van die lezingen kunnen bevestigen, kan dit klachtonderdeel niet worden vastgesteld. Klager heeft bij dit klachtonderdeel ook genoemd dat verweerster niet aan hem wil zeggen of zij ook de heer K. als cliënt bijstaat. Voor zover klager dat verweerster ook in deze klachtzaak verwijt, overweegt de raad dat verweerster hierover (op grond van haar geheimhoudingsplicht) geen mededeling aan klager mag doen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is daarom geen sprake.

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. G.N. Paanakker en M.J.J.N. van Roosmalen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2023.

Griffier                                                                                                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 10 juli 2023