Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-07-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2023:207

Zaaknummer

22-904/AL/MN

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat. Klager is van mening dat verweerster onvoldoende in staat is gebleken zijn belangen in een huurgeschil tussen hem en de verhuurder adequaat te behandelen. Daarbij zou verweerster ook haar geheimhoudingsplicht hebben geschonden. Het is de raad niet gebleken dat verweerster onvoldoende in staat is gebleken de belangen van klager adequaat te behandelen. Gedurende de procedure is de vertrouwensband tussen klager en verweerster steeds meer beschadigd, onder meer door de constante door klager jegens verweerster geuite twijfels over haar integriteit, kunde en aanpak van de zaak. Uiteindelijk was er geen basis meer voor verweerster om nog voor klager op te treden. Verweerster heeft ook niet haar geheimhoudingsplicht geschonden door de rechtsbijstandverzekeraar van klager te berichten dat zij niet langer voor klager zou optreden. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 24 juli 2023 in de zaak 22-904/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 23 februari 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 14 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1855178/FM/SD van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 26 mei 2023. Nu klager tegen twee andere advocaten van het kantoor waar verweerster aan is verbonden ook klachten heeft ingediend en de klachten alle met elkaar verband houden, zijn de drie klachten gezamenlijk behandeld. Ten aanzien van de onderhavige klacht waren klager en zijn echtgenote en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de raad kennisgenomen van de op 4 mei 2023 ingekomen stukken van verweerster (bijlagen 14 en 15).

2 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.1 Klager en zijn echtgenote hebben een juridisch geschil met de verhuurder van hun woning. In dat geschil heeft klager zich ten aanzien van een kort geding schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad van een ontruimingsvonnis laten bijstaan door verweerster. Op 8 januari 2020 heeft de mondelinge behandeling van dat kort geding plaatsgevonden. Die mondelinge behandeling is enige tijd geschorst, tijdens welke schorsing door partijen is gesproken over een eventuele schikking. Die is er niet gekomen en de vordering van klager in kort geding is afgewezen. Klager heeft verweerster vervolgens verzocht hoger beroep in te stellen. Verweerster heeft in dat kader een advies geschreven over de kansen in hoger beroep. Dat advies heeft verweerster aan klager en diens rechtsbijstandsverzekeraar uitgebracht en zij heeft de dagvaarding in hoger beroep doen uitbrengen om de termijn van hoger beroep veilig te stellen. De memorie van grieven heeft verweerster niet meer geschreven. Op 25 maart 2020 heeft verweerster namelijk de rechtsbijstandsverzekeraar van klager telefonisch op de hoogte gesteld zich als advocaat te zullen onttrekken en direct daarna, op dezelfde dag, heeft zij klager bericht dat zij klager niet meer kan en wil bijstaan.   2.2 Op 9 april 2020 heeft klager in het kader van een interne klachtenregeling van [Z] Advocaten - het kantoor waaraan verweerster is verbonden - een klacht ingediend tegen verweerster. Die klacht is niet gehonoreerd en het klachtdossier is op 17 november 2020 gesloten. 2.3 Op 18 januari 2022 heeft klager verweerster per emailbericht gevraagd een (getuigen)verklaring af te leggen die kan dienen in een tuchtklacht tegen de advocaat van de wederpartij in het huurgeschil. Verweerster heeft klager laten weten hieraan niet te willen meewerken. 2.4 Op 23 februari 2022 heeft klager een klacht bij de deken tegen verweerster ingediend.

3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) onvoldoende in staat te zijn de belangen van klager adequaat te behandelen; b) het maken van verwijtbare beroepsfouten, niet willen en niet kunnen schrijven van de memorie van grieven; c) het schenden van de geheimhoudingsplicht door zonder toestemming van klager telefonisch contact op te nemen met de rechtsbijstandsverzekeraar van klager; d) te verzuimen klager te informeren dat hij wel het door de tegenpartij in de onderhandelingen gedane schikkingsvoorstel aan de voorzieningenrechter kon mededelen; e) het niet willen verstrekken van een verklaring over het door de tegenpartij gedane schikkingsvoorstel. 3.2 Volgens klager heeft verweerster zich onvoldoende voor hem ingespannen en heeft zij in de onderhandelingen tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling in het kort geding verwijtbare beroepsfouten gemaakt. Verweerster had naar de mening van klager de voorzieningenrechter namelijk op de hoogte moeten stellen van de in zijn ogen schandalige schikkingsvoorstellen van de tegenpartij. Bovendien heeft verweerster hem er niet op gewezen, zo het haar dan niet vrijstond over de schikkingsvoorstellen te verklaren ten overstaan van de voorzieningenrechter, dat klager dat zelf wel kon. Verder heeft verweerster volgens klager in de dagvaarding hoger beroep geen subsidiaire vordering opgenomen en kon en wilde verweerster geen memorie van grieven schrijven.

4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a) 4.2 Verweerster heeft klager vanaf het begin goed geïnformeerd over de kleine slagingskansen van de kort geding procedure en over de geadviseerde en ingezette strategie.Klachtonderdeel b) 4.3 Klager heeft in de email van 11 februari 2020 niet verzocht om een subsidiaire vordering toe te voegen in de dagvaarding. Bovendien konden de vorderingen op een later moment nog worden aangepast of vermeerderd. Het is niet dat verweerster niet de kunde had om de memorie van grieven te schijven, maar zij wilde niet meer voor klager optreden. Klager wilde namelijk dat verweerster de voorzieningenrechter vooringenomen en incompetent zou noemen, maar die strategie wilde verweerster niet volgen. Dat was voor haar onuitvoerbaar. Verweerster heeft wel de dagvaarding uitgebracht om de termijn van hoger beroep veilig te stellen en zij heeft een advies geschreven ten aanzien van het hoger beroep. Er was vervolgens nog tijd genoeg voor klager om een andere advocaat te vinden.Klachtonderdeel c) 4.4 Op 25 maart 2020 heeft verweerster in haar hoedanigheid als advocaat de rechtsbijstandsverzekeraar van klager telefonisch medegedeeld dat zij haar werkzaamheden staakt, omdat het vertrouwen in haar als advocaat weg was, althans dat zij onvoldoende vertrouwen ervoer. Dit contact was telefonisch, zodat er voortvarend een andere advocaat voor klager gezocht kon worden. Desgevraagd heeft verweerster verklaard de ervaring te hebben dat op emails niet altijd met de nodige voortvarendheid door Univé werd gereageerd. Direct na dit telefoongesprek heeft verweerster klager per email geïnformeerd niet meer als zijn advocaat te zullen optreden.Klachtonderdeel d) 4.5 Tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling bij de voorzieningenrechter heeft de wederpartij een voorstel gedaan. Dat voorstel was onacceptabel voor klager en er is dus ook geen schikking tot stand gekomen. Dat verweerster die voorstellen niet met de voorzieningenrechter heeft gedeeld, maakte voor de kansen van klager in de procedure niets uit. Ook het feit dat verweerster klager niet heeft aangemoedigd om de schikkingsvoorstellen zelf met de voorzieningenrechter te delen heeft de belangen van klager in de procedure niet geschaad.Klachtonderdeel e) 4.6 Naar de mening van verweerster zou zij juist klachtwaardig hebben gehandeld jegens de advocaat van de wederpartij indien zij een dergelijke verklaring zou hebben opgesteld en aan klager zou hebben overhandigd.

5 BEOORDELING

Klachtonderdelen a), b) en d)

5.1 Het is de raad niet gebleken dat verweerster onvoldoende in staat zou zijn de belangen van klager adequaat te behandelen. Verweerster heeft klager enkele dagen na de intake per email al bericht dat het geen gewonnen zaak is en dat een executie kort geding zeer lastig is in deze zaak. De te volgen koers en strategie zijn door verweerster aan klager kenbaar gemaakt. Onderhandelingen met de verhuurder tijdens een schorsing hebben ook niets opgeleverd, omdat de voorstellen van de wederpartij door klager als schandalig werden bestempeld en dus niet werden geaccepteerd. Dat verweerster die voorstellen ter zitting niet heeft gedeeld met de voorzieningenrechter is geen beroepsfout en evenmin klachtwaardig. Dat geldt evenzeer voor het feit dat verweerster klager niet heeft geïnformeerd dat hij zelf de voorzieningenrechter van die voorstellen op de hoogte zou kunnen stellen. Schikkingsonderhandelingen worden in zijn algemeenheid enkel gedeeld met de rechter als geen van partijen daartegen bezwaar heeft. Zo die voorstellen wel waren gedeeld had dit ook geen andere uitkomst van de procedure gegeven, waar het ging om schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een ontruimingsvonnis. 5.2 Na de zitting bij de voorzieningenrechter, waar direct op zitting mondeling uitspraak is gedaan, verzoekt klager verweerster om hoger beroep in te stellen. Verweerster heeft klager aangegeven dat daarvoor eerst een advies moet worden uitgebracht en dat dit tijd kost. Verweerster heeft klager aangegeven diezelfde maand nog het advies uit te brengen. Vervolgens volgen er vele emailberichten van klager aan verweerster, waarin hij niet alleen vraagt om het advies maar ook twijfels uit over de deskundigheid van verweerster. Daarmee begint de vertrouwensband tussen verweerster en klager schade op te lopen. In de periode daarna wordt die vertrouwensband nog meer geschaad als klager naar aanleiding van de uitgebrachte dagvaarding in hoger beroep verweerster op voorhand aansprakelijk stelt voor een – volgens klager – gebrek in de dagvaarding. Nadat klager in een emailbericht van 23 maart 2020 opnieuw twijfels over de integriteit, kunde en aanpak van verweerster uit is er voor verweerster geen basis meer om nog langer voor klager op te treden. Dat zij de memorie van grieven niet meer schrijft is dan ook niet omdat zij daartoe niet kundig was, maar omdat er geen sprake meer was van een vertrouwensband tussen verweerster en klager.  Klachtonderdeel c)

5.3 Dat verweerster vervolgens aan de rechtsbijstandsverzekeraar telefonisch heeft bericht dat zij haar werkzaamheden voor klager staakt omdat het vertrouwen in haar weg is, is geen schending van de geheimhoudingsplicht. Wellicht had verweerster eerst klager op de hoogte kunnen stellen van het beëindigen van haar werkzaamheden voor klager, maar door verweerster is een plausibele verklaring gegeven waarom zij ervoor gekozen heeft eerst en telefonisch de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar op de hoogte te stellen. Zo kon namelijk direct door de verzekeraar op zoek worden gegaan naar een andere advocaat voor klager. Dit is dan ook niet klachtwaardig.  Klachtonderdeel e)

5.4 Dat verweerster geen gehoor heeft gegeven aan een verzoek van klager om een verklaring af te leggen in een tuchtklacht tegen de advocaat van de wederpartij is ook niet klachtwaardig. Het wel of niet willen aanleveren van een getuigenverklaring in een tuchtzaak behoort niet tot de taak/normale beroepsuitoefening van een advocaat en het wel of niet daartoe bereid zijn is dus geheel aan de advocaat zelf.

BESLISSING De raad van discipline: verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. P. Rijnsburger en H.J. Voors, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2023.

Griffier                                                                                                                              Voorzitter

Verzonden d.d. 24 juli 2023