Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-07-2023
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2023:110
Zaaknummer
220164
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging beslissing raad. Gedragsregel 6 onder 1 ziet ook op de tenuitvoerlegging van een veroordeling tot betaling ten laste van de wederpartij. Betekening van een uitspraak brengt voor de wederpartij kosten met zich mee. Als het gaat om een veroordeling tot betaling hangt het van de omstandigheden van het geval af of een advocaat al dan niet zonder voorafgaand betalingsverzoek tot betekening van de uitspraak mag overgaan. Zo kan een relevante omstandigheid zijn als de advocaat uit gedragingen van de wederpartij moet afleiden dat hij niet vrijwillig aan het vonnis zal voldoen. In beginsel is het gebruikelijk en passend om de debiteur na ontvangst van de uitspraak eerst in de gelegenheid te stellen (per e-mail of brief) om binnen een bepaalde termijn vrijwillig aan de veroordeling te voldoen en heeft deze handelwijze als uitgangspunt te gelden. In deze zaak geen indicatie dat klager niet vrijwillig zou voldoen en beperkte vordering, waarbij kosten betekening en nasalaris verhoudingsverwijs fors bedrag. Gegrond, waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 14 juli 2023
in de zaak 220164
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 26 juli 2021 van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) in de zaak met nummer 21-341/AL/MN. De voorzitter heeft de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard. Het hof verwijst verder naar de beslissing van de raad van 30 mei 2022 op het verzet van klager tegen de voorzittersbeslissing. De raad heeft het verzet van klager gegrond verklaard, de klacht gegrond verklaard, aan verweerder de maatregel van een waarschuwing opgelegd en verweerder veroordeeld tot betaling van het door klager betaalde griffierecht en tot betaling van de proceskosten.
1.2 De verzetsbeslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:117 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. De uitspraak van de voorzitter is niet gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beroepschrift van verweerder tegen de beslissing van de raad is op 29 juni 2022 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- het verweerschrift van klager.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 26 mei 2023. Daar zijn verweerder en zijn gemachtigde mr. C. verschenen. Klager en zijn gemachtigde waren afwezig. Verweerder heeft zijn standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.
3 FEITEN
3.1 Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld nu daartegen geen beroepsgrond is gericht en deze als onweersproken vaststaan. Het gaat om de volgende feiten.
3.2 Klager heeft in persoon geprocedeerd tegen de cliënten van verweerder. In een vonnis van 25 november 2020 heeft de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) de vordering van klager afgewezen en klager veroordeeld in de proceskosten van € 720,-.
3.3 Op 28 december 2020 heeft de deurwaarder in opdracht van verweerder het vonnis van de rechtbank aan klager betekend met het bevel om binnen twee dagen een bedrag van in totaal € 97,09 te voldoen. Klager heeft dit bedrag dezelfde dag aan de deurwaarder voldaan.
3.4 Op 12 januari 2020 heeft de deurwaarder in opdracht van verweerder onder intrekking en buiten effectstelling van het exploot van 28 december 2020 opnieuw het vonnis van de rechtbank aan klager betekend, met het bevel om binnen twee dagen een bedrag van in totaal € 947,68 te voldoen. Klager heeft dit bedrag op 13 januari 2021 aan de deurwaarder voldaan.
4 DE KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
a) verweerder heeft het vonnis van de rechtbank twee keer aan klager laten betekenen en hem daarmee onnodig op kosten gejaagd.
b) verweerder heeft klager niet eerst in de gelegenheid gesteld om vrijwillig aan het vonnis van de rechtbank te voldoen.
5 BEOORDELING
overwegingen raad
5.1 De raad heeft overwogen dat verweerder op grond van gedragsregel 6 lid 1 gehouden was om onnodige kosten voor klager te vermijden en dat hij klager in de gelegenheid had moeten stellen om vrijwillig aan het vonnis te voldoen. Door dat niet te doen, heeft hij klager geschaad omdat klager onnodige kosten van het betekenen van de exploten aan de deurwaarder heeft moeten betalen. Die kosten zou klager niet hebben gehad als hij een termijn had gekregen om vrijwillig aan het vonnis te voldoen en vervolgens betaald zou hebben. Verweerder heeft weliswaar aangevoerd dat klager zelf voor betaling had kunnen zorgen, maar klager heeft terecht opgemerkt dat hij niet zonder meer wist welk bedrag en op welke rekening precies moest worden betaald en dat hij wachtte op een bericht. Het feit dat verweerder achteraf heeft aangeboden om het bedrag aan nasalaris aan klager terug te storten, maakt het voorgaande niet anders, omdat dat slechts een deel van de door klager betaalde kosten betreft.
beroepsgronden
5.2 Verweerder heeft als beroepsgronden tegen de beslissing aangevoerd:
1. ten onrechte heeft de raad geoordeeld dat verweerder klager eerst met een e-mail in kennis had moeten stellen van zijn voornemen om het vonnis te laten betekenen voordat hij het exploot liet uitbrengen.
2. subsidiair is deze omissie onvoldoende reden voor het oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 46 Advocatenwet zoals uitgewerkt in gedragsregel 6 lid 1.
3. meer subsidiair is de normschending dermate klein dat deze geen maatregel rechtvaardigt. De raad heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de inspanningen van verweerder om met klager tot een oplossing te komen. Verweerder verzoekt het hof ook om een proceskostenveroordeling achterwege te laten.
verweer in beroep
5.3 Het hof zal hierna voor zover nodig ingaan op wat klager als verweer in hoger beroep heeft aangevoerd.
maatstaf
5.4 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie verschaffen om daarmee de rechter te misleiden. Verder geldt dat advocaten ervan mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen.
5.5 De tuchtrechter toetst verder het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de norm van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Beoordeling van de klacht
5.6 Gedragsregel 6 onder 1 houdt in dat de advocaat een doelmatige behandeling van de zaak nastreeft en in het oog houdt dat ook ten laste van een wederpartij of andere betrokkenen geen onnodige kosten worden gemaakt. Anders dan verweerder in zijn eerste beroepsgrond stelt, ziet deze gedragsregel ook op de tenuitvoerlegging van een veroordeling tot betaling ten laste van de wederpartij. Betekening van een uitspraak brengt voor de wederpartij kosten met zich mee. Als het gaat om een veroordeling tot betaling hangt het van de omstandigheden van het geval af of een advocaat al dan niet zonder voorafgaand betalingsverzoek tot betekening van de uitspraak mag overgaan. Zo kan een relevante omstandigheid zijn als de advocaat uit gedragingen van de wederpartij moet afleiden dat hij niet vrijwillig aan het vonnis zal voldoen. In beginsel is het gebruikelijk en passend om de debiteur na ontvangst van de uitspraak eerst in de gelegenheid te stellen (per e-mail of brief) om binnen een bepaalde termijn vrijwillig aan de veroordeling te voldoen en heeft deze handelwijze als uitgangspunt te gelden. In deze zaak was er geen indicatie dat klager niet vrijwillig aan het vonnis zou voldoen. Bovendien ging het hier slechts om een beperkt bedrag van € 720,-, zodat de kosten van een (niet noodzakelijke) betekening en nasalaris verhoudingsgewijs een fors bedrag opleveren. Het hof is dan ook met de raad van oordeel dat verweerder onder deze omstandigheden tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klager niet eerst een termijn te geven om vrijwillig aan het vonnis te voldoen. Hij heeft hierdoor de belangen van klager onnodig geschaad. Ook de door de raad opgelegde maatregel van waarschuwing acht het hof bij wijze van zakelijke terechtwijzing passend. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.
proceskosten
5.7 Omdat het hof een beslissing bekrachtigt waarin een maatregel is opgelegd, veroordeelt het hof verweerder op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021:
€ 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;
€ 1.000,- kosten van de Staat.
5.8 Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- bekrachtigt de beslissing van 30 mei 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden in de zaak met nummer 21-341/AL/MN.
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.
Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland , voorzitter, mrs. T.H. Tanja-van den Broek, W.F. Boele, J.H. Brouwer en E.C. Gelok, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo , griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2023.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 14 juli 2023 .