Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-08-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2023:173
Zaaknummer
23-415/DH/RO
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door geen schikkingsonderhandelingen te willen voeren, omdat zijn cliënte dat niet wenste te doen. Geen sprake van een onnodig grievende uitlating het verstrekken van onjuiste informatie of ondermijning van de rechtspraak.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 16 augustus 2023 in de zaak 23-415/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klaagster gemachtigde: [naam]
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 14 juni 2023 met kenmerk R 2023/041, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 17.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klaagster heeft op 13 maart 2022 € 30.047,33 gefactureerd aan bedrijf E, voor onder andere mediation en ondersteuning van een bestuurder. 1.2 Verweerder heeft op 11 april 2022 namens zijn cliënte, bedrijf E, betwist dat zij tot betaling is gehouden. In zijn e-mail aan klaagster schrijft verweerder onder andere: “Ik vermoed dat iedere advocaat die u raadpleegt u af zal raden een gerechtelijke procedure tegen [bedrijf E] te starten. Mocht u dat toch doen dan kan uw advocaat de dagvaarding voor [bedrijf E] op mijn kantoor laten betekenen. Start u een gerechtelijke procedure dan zal in reconventie een reële proceskostenveroordeling worden gevorderd. Cliënte overweegt overigens m.b.t. uw factuur strafrechtelijk aangifte te doen van valsheid in geschrifte.” En: “Cliënte acht het niet in haar belang om nog verder met u te corresponderen over deze kwestie. Zij merkt het wel of u gaat dagvaarden.” 1.3 Gemachtigde van klaagster heeft op 16 februari 2023 verweerder gebeld. Verweerder wilde niet met hem in gesprek en heeft de telefoon opgehangen. 1.4 Op 18 maart 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende. a) Verweerder schendt gedragsregel 5 door niet te streven naar een minnelijke oplossing en niet in overleg te willen treden met klaagster; b) Verweerder schendt gedragsregel 7 door te dreigen met het doen van aangifte; c) Verweerder schendt gedragsregel 8 door onjuiste informatie te verstrekken. Het dreigen met het doen van aangifte op basis van ongefundeerde beschuldigingen kan worden beschouwd als het verstrekken van onjuiste informatie. Ook geeft verweerder in antwoord op de klacht ten onrechte aan “Mijn cliënte was en is niet ontvankelijk om [klaagster] ook maar iets te betalen.”, want twee bestuurders stellen dat er wel degelijk een bedrag betaald moet worden; d) Verweerder schendt gedragsregel 12 door een denkfout te maken ten aanzien van de door klaagster gestuurde factuur, die fout niet te corrigeren en de fout te delen met derden. Dit heeft geleid tot misverstand en verwarring in de zaak en daardoor wordt de zaak en de rechtspraak ondermijnd.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING Toetsingskader 4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen (gelijk aan de norm in de hierna genoemde gedragsregel 8), (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. 4.2 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline moet de tuchtrechter bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij ter invulling van deze normen wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld (Hof van Discipline 21 september 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:195). 4.3 Gedragsregel 5 luidt: De advocaat dient voor ogen te houden dat een regeling in der minne veelal de voorkeur verdient boven een proces. 4.4 Gedragsregel 7 luidt: De advocaat dient zich niet onnodig grievend uit te laten. 4.5 Gedragsregel 8 luidt: De advocaat dient zich zowel in als buiten rechte te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is. 4.6 Gedragsregel 12 luidt: De advocaat behandelt de hem opgedragen zaken zorgvuldig en houdt daarbij steeds het bijzondere karakter van de relatie tussen advocaat en cliënt voor ogen. Klachtonderdeel a) 4.7 Klachtonderdeel a) is ongegrond. Anders dan de gemachtigde van klaagster stelt, impliceert gedragsregel 5 niet dat een advocaat ten alle tijden over moet gaan tot schikkingsonderhandelingen. Uit het verweer van verweerder volgt dat de cliënte van verweerder geen onderhandelingen wenste. Dat valt verweerder niet te verwijten. Dat verweerder de gemachtigde van klaagster niet telefonisch te woord heeft willen staan op 16 februari 2023, terwijl hij wilde overleggen met verweerder, is in dat licht bezien evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel b) 4.8 Klachtonderdeel b) is ongegrond. Verweerder heeft zich niet onnodig grievend uitgelaten door te stellen dat zijn cliënte overweegt strafrechtelijke aangifte te doen. Zijn cliënte zag kennelijk aanleiding om te veronderstellen dat de door klaagster verstuurde factuur vals was. Verweerder heeft het belang van zijn cliënte gediend door namens deze dit standpunt in te nemen. Dit valt onder de kernwaarde partijdigheid. Klachtonderdeel c) 4.9 Klachtonderdeel c) is ongegrond. De cliënte van verweerder was van mening dat een zeer behoorlijk aantal uren ten onrechte op de nota van klaagster werd opgevoerd. Verweerder heeft dit standpunt van zijn cliënte in zijn e-mail aan klaagster naar voren gebracht. Niet valt in te zien dat verweerder daarmee onjuiste informatie heeft verstrekt. Dat geldt evenzeer voor zover verweerder in de onderhavige klachtprocedure heeft gesteld dat zijn cliënte nooit bereid is en was geweest om ook maar iets te betalen. Dat twee bestuurders van de cliënte van verweerder zouden stellen dat er wel een bedrag betaald moet worden, maakt dit niet anders. Klachtonderdeel d) 4.10 Klachtonderdeel d) is ongegrond. De voorzitter stelt voorop dat, anders dan de gemachtigde van klaagster betoogt, gedragsregel 12 zich richt op de contractuele verhouding tussen de advocaat en zijn cliënte. Klaagster is geen cliënte van verweerder. Voor zover klaagster zich beklaagt over het gevoerde inhoudelijke verweer van verweerder tegen de betaling van de factuur van klaagster, wijst de voorzitter klaagster erop dat zij hierover in een civiele procedure een debat kan voeren. Dat verweerder de zaak of de rechtspraak op enige wijze zou ondermijnen, is overigens geenszins gebleken. Conclusie 4.11 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023.