Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-07-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2023:184
Zaaknummer
23-297/AL/MN
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klagers hebben in hun hoedanigheid van lid van de Onder-VvE Woning hoogstens een afgeleid belang maar dat is onvoldoende om hun klacht over verweerder ontvankelijk te doen zijn. Dat klagers door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in hun belangen zijn getroffen, is niet gebleken. Het voorgaande betekent dat de klacht geen verdere inhoudelijke bespreking behoeft. De voorzitter verklaart klagers kennelijk niet-ontvankelijk in hun klacht.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 17 juli 2023 in de zaak 23-297/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:
klager 1 klager 2 tezamen ook: klagers oververweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 3 mei 2023 met kenmerk 2187127 door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klagers zijn lid van de Ondervereniging van Eigenaars van het Hoofdappartementsrecht Woningen Gebouw Bakkerspleintje/Dorpsstraat. Deze Onder-VvE maakt samen met drie andere Onder-VvE’s deel uit van de Vereniging van Eigenaars Hoofdsplitsing Gebouw Bakkerspleintje/Dorpsstraat. Tussen de Onder-VvE’s is discussie ontstaan over de vraag voor wiens rekening de kosten van de brandmeldingsinstallatie in de parkeerkelder moet komen. 1.2 In de Algemene Ledenvergadering van de Onder-VvE Woningen van 19 mei 2022 is besloten dat een second opinion wordt gevraagd over de claim van de Onder-VvE Parkeerkelder dat de kosten van onderhoud, gebruik en beheer van de brandmeldingsinstallatie in de parkeergarage voor rekening van de Hoofd-VvE moeten komen. De ALV heeft besloten dat de voorzitter van het bestuur hiervoor verweerder zal benaderen. In een e-mail van 23 mei 2022 heeft de voorzitter van de Onder-VvE Woningen namens deze vereniging aan verweerder verzocht om een schriftelijke second opinion te geven over deze kwestie. 1.3 Op 6 juli 2022 heeft verweerder zijn memo met conclusies aan de bestuurder en klagers gestuurd. 1.4 In een e-mail van 14 juli 2022 heeft klager 1. aan verweerder een reactie op zijn meno gestuurd. 1.5 Verweerder heeft bij e-mail van 15 juli 2022 aan klagers laten weten niet vrij te zijn om hierop te reageren, aangezien hij opdracht heeft gekregen van de Onder-VvE om een second opinion te schrijven en dat heeft hij gedaan, waarmee zijn opdracht is geëindigd. 1.6 Na een interne klachtenprocedure bij het kantoor van verweerder, hebben klagers op 19 december 2022 bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door geen onafhankelijke second opinion uit te voeren en deze maar gedeeltelijk uit te voeren.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING 4.1 Klagers zijn lid van de Onder-VvE Woning. Op de Algemene Ledenvergadering van deze Ondervereniging is besloten om aan verweerder zijn visie te vragen over de vraag voor wiens rekening de kosten van de brandmeldingsinstallatie in de parkeerkelder zou moeten komen. Daarover was namelijk tussen de verschillende Onder-VvE’s een discussie ontstaan. Dit verzoek is vervolgens namens de Onder-VvE Woning door de voorzitter aan verweerder gedaan en enige tijd later heeft verweerder een memo met conclusies gestuurd. Klagers klagen over de wijze waarop verweerder zijn opdracht heeft uitgevoerd. 4.2 De eerste vraag die de voorzitter dient te beantwoorden, is of klagers een voldoende eigen en rechtstreeks belang hebben bij hun klacht. Uitgangspunt is dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, maar slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken, die op grond van artikel 46f Advocatenwet de bevoegdheid heeft tegen een advocaat gerezen bezwaren ter kennis van de raad te brengen. 4.3 De voorzitter beantwoordt deze vraag ontkennend. De opdrachtgever van verweerder was de Onder-VvE Woning en niet klagers. Als er iemand zou kunnen klagen over het handelen van verweerder, zo dat dus deze Ondervereniging zijn. Die heeft echter geen klacht ingediend. Klagers hebben in hun hoedanigheid van lid van de Onder-VvE Woning hoogstens een afgeleid belang maar dat is onvoldoende om hun klacht over verweerder ontvankelijk te doen zijn. Dat klagers door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in hun belangen zijn getroffen, is niet gebleken. Het voorgaande betekent dat de klacht geen verdere inhoudelijke bespreking behoeft. De voorzitter verklaart klagers kennelijk niet-ontvankelijk in hun klacht.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 17 juli 2023