Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-07-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:152

Zaaknummer

23-360/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verweerder mocht namens haar cliënte een standpunt innemen. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 26 juli 2023 in de zaak 23-360/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 24 mei 2023 met kenmerk K269 2022, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is de executeur van de nalatenschap van zijn moeder. De zus van klager was bewindvoerder van de moeder. 1.2    Bij e-mail van 1 november 2022 heef verweerder namens de zus aan klager verzocht de factuur voor de uitvaart te voldoen, die haar cliënte had ontvangen. Ook heeft verweerder informatie verzocht ter berekening van de legitieme portie. Deze e-mail maakt onderdeel uit van het dossier en de raad heeft van de inhoud hiervan kennis genomen.  1.3    In het slot van deze e-mail heeft verweerster geschreven: “U wordt hierbij verzocht om binnen 8 dagen na dagtekening van dit bericht alle informatie te verstrekken en afschriften op te sturen die nodig zijn voor een exacte berekening van de legitieme portie, zoals kopie bankafschriften per datum overlijden en een boedelbeschrijving. Tevens ontvang ik graag van u de voorlopige of definitieve aangifte inkomstenbelasting (overlijdensaangifte) of erfbelasting en daarmee verband houdende aanslagen. Mocht ik niet binnen de gestelde termijn van 8 dagen van u de verzochte informatie hebben ontvangen en daarbij uw toezegging dat u zult overgaan tot betaling van enerzijds de nota van de uitvaart en anderzijds de betaling van de legitieme portie aan cliënte dan stel ik u hierbij op voorhand per alsdan in gebreke. Mocht ik geen tijdige reactie van u hebben ontvangen dan zal er zonder verdere waarschuwing een gerechtelijke procedure aanhangig worden gemaakt.”

1.4    Op 15 december 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij zich onbetamelijk heeft gedragen in haar schrijven van 1 november 2022, door klager als executeur vanuit het niets aan te spreken en te dreigen met juridische procedures. Verweerster schrijft onjuistheden in de brief van 1 november 2022 en had moeten weten dat voor de afhandeling van de nalatenschap door haar cliënte als bewindvoerder gegevens hadden moeten worden verstrekt, hetgeen tot op heden niet is gebeurd. Het dreigen met juridische procedures laat zien dat verweerster niet voor rede vatbaar is. Het verweer dat verweerster tegen de klacht voert, laat bovendien ook zien dat zij zich onbetamelijk gedraagt.

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. 4.2    De voorzitter is van oordeel dat verweerster niet onbetamelijk heeft gehandeld in haar e mail van 1 november 2022. Zij heeft de belangen van haar cliënt, de zus van klager,  behartigd en vanuit dat belang een standpunt ingenomen. Dat klager het niet met dit standpunt eens is, kan onderwerp zijn van debat tussen partijen maar maakt niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat verweerster ter afsluiting van haar e-mail heeft medegedeeld juridische procedures te starten als klager niet reageert, kan ook niet als onbetamelijk worden gezien. Ook dat stond verweerster vrij om namens haar cliënt mede te delen. Dat klaagster tot slot in haar verweer onbetamelijke uitlatingen heeft gedaan, is de voorzitter evenmin gebleken. De klacht is kennelijk ongegrond.

BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023.