Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-07-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2023:81

Zaaknummer

23-307/DB/LI

Inhoudsindicatie

Klacht deels niet-onvankelijk op grond van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 3 juli 2023

in de zaak 23-307/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

 

verweerster

 

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 5 mei 2023 met kenmerk K22-126, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerster heeft klager in 2012 en 2013 op toevoegingsbasis bijgestaan als benadeelde partij in een strafrechtelijke procedure. Het door klager aan verweerster verstrekte mandaat om zijn belangen te behartigen is vanaf juli 2013 beëindigd.

1.2 Klager heeft in 2013 en 2017 een klacht ingediend bij de deken over verweerster. Beide klachten zijn onderzocht door de deken, zijn geëindigd met een inhoudelijke dekenvisie en zijn niet ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Klager heeft verweerster op 29 november 2022 verzocht zijn belangen te behartigen. Verweerster heeft dit verzoek op 6 december 2022 geweigerd.

1.4 Bij brief van 21 december 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd;

b) verweerster weigert bijstand te verlenen aan klager.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Samengevat voert zij aan dat zij sinds 2013 geen juridische bijstand meer heeft verleend aan klager. Daar heeft klager ook al tweemaal eerder over geklaagd. Klachtonderdeel a) is dan ook niet-ontvankelijk vanwege ne bis in idem dan wel verjaring. Klachtonderdeel b) is volgens verweerster ongegrond; het staat haar vrij zaken niet aan te nemen. Zij heeft daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

 

4 BEOORDELING

Klachtonderdeel a) is verjaard

4.1 De voorzitter stelt vast dat klachtonderdeel a) verjaard is. Dit klachtonderdeel richt zich tegen de juridische bijstand van verweerster aan klager, die in juli 2013 is geëindigd. Klager verwijt verweerster geen resultaat te hebben bereikt. Gelet op artikel 46g, eerste lid, onder a, van de Advocatenwet betekent dit dat klager de klacht in dat geval uiterlijk in juli 2016 had moeten indienen. Dit betekent dat klachtonderdeel a) verjaard is en daarom niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Klachtonderdeel b) slaagt niet

4.2 Klachtonderdeel b) ziet op het weigeren van verweerster om klager eind 2022 bijstand te verlenen. Klager heeft verweerster eind 2022 verzocht hem bij te staan. Dat heeft verweerster geweigerd. Verweerster heeft daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het staat een advocaat namelijk vrij om een zaak te weigeren. Het klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

klager in klachtonderdeel a), met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, van de Advocatenwet niet-ontvankelijk; klachtonderdeel b), met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2023.

 

Griffier                                                                   Voorzitter

Verzonden: 3 juli 2023