Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-08-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2023:98

Zaaknummer

23-524/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over niet willen openen van een rekening-courant bij de rechtbank kennelijk niet-ontvankelijk. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door geen toezegging te doen op voorhand hoger beroep in te stellen. Klacht in zoverre kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 15 augustus 2023

in de zaak 23-524/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

 

verweerder

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 20 juli 2023 met kenmerk K23-026 (2230090), door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klager heeft zich in januari 2020 tot verweerder gewend voor rechtsbijstand. Verweerder is klager gaan bijstaan op basis van een toevoeging en heeft klagers wederpartij gedagvaard. Verweerder hield geen rekening-courantverhouding aan bij de rechtbank. Verweerder heeft het griffierecht tijdig voldaan.

1.2 De zaak stond op de rol van 28 april 2021 voor het indienen van een conclusie van antwoord. De rechtbank heeft het uitstelverzoek van klagers wederpartij gehonoreerd en bepaald dat de conclusie van antwoord op 2 juni 2021 moest worden ingediend.

1.3 Bij vonnis van 13 oktober 2021 heeft de rechtbank klagers vordering afgewezen omdat deze naar het oordeel van de rechtbank was verjaard. Verweerder heeft bij e-mails van 14 en 15 oktober 2021 gemotiveerd aan klager kenbaar gemaakt dat hij geen hoger beroep zou instellen, omdat dit naar zijn oordeel geen kans van slagen had.

1.4 Op 20 oktober 2021 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken, inhoudende dat verweerder geen hoger beroep heeft ingesteld en geen rekening-courant aanhoudt bij de rechtbank, waardoor de wederpartij een langere termijn had voor het voeren van verweer.

1.5 De klacht van 20 oktober 2021 heeft geleid tot een voorzittersbeslissing van 15 maart 2022, waarin de klacht van klager respectievelijk kennelijk ongegrond en kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Het verzet van klager tegen de voorzittersbeslissing van 15 maart 2022 is ongegrond verklaard bij beslissing van 18 juli 2022.

1.6 Klager heeft verweerder verzocht of hij inmiddels een rekening-courant heeft. Verweerder heeft op 6 januari 2023 aangegeven geen rekening-courant te hebben of te gaan openen.

1.7 Op 27 maart 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a) verweerder weigert een rekening-courant te openen bij de rechtbank;

b) verweerder weigert op voorhand aan te geven hoger beroep in te zullen stellen bij voor klager nadelige rechtsgevolgen vanwege het niet hebben van een rekening-courant.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4 BEOORDELING

4.1 In de voorzittersbeslissing van 15 maart 2022 is al geoordeeld dat klager niet kan klagen over het ontbreken van een rekening-courantverhouding. Dat geldt nog steeds. Klachtonderdeel a) is kennelijk niet-ontvankelijk.

4.2 Het kan verder van een advocaat niet worden verlangd dat hij op voorhand al aangeeft hoger beroep in te zullen stellen tegen een mogelijk negatieve uitkomst van een procedure. Daarvoor zal een advocaat eerst moeten nagaan of een hoger beroep kansrijk is, na bestudering van de uitkomst van de procedure bij de rechtbank. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door deze toezegging niet te doen. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, daarom klachtonderdeel a) kennelijk niet-ontvankelijk verklaren en klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

klachtonderdeel a), met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk; klachtonderdeel b), met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. V.E.J. Noelmans, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2023.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

Verzonden op: 15 augustus 2023