Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-06-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2023:119
Zaaknummer
23-113/A/A
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Klacht is ongegrond. Niet is gebleken dat verweerster, klaagster en de man een (hechte) vriendschappelijke band zouden hebben (gehad), noch dat sprake zou zijn van een wederzijdse vriendengroep waarbij klaagster en verweerster elkaar regelmatig zouden treffen. Vaststaat wel dat verweerster, klaagster en de man elkaar kenden, maar dit maakt nog niet dat verweerster in haar bijstand van de man onvoldoende distantie tot de zaak heeft betracht. Verweerster heeft haar uitlatingen ter zitting gedaan ter onderbouwing van haar standpunt. Hoewel klaagster deze uitlatingen als (onnodig) polariserend heeft ervaren, is niet gebleken dat verweerster met het doen van deze uitspraken de belangen van klaagster nodeloos of op ontoelaatbare wijze zou hebben geschaad.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 26 juni 2023 in de zaak 23-113/A/A naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster gemachtigde: mr. I.M.A. Denninger
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 5 april 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 7 februari 2023 heeft de raad van discipline (hierna: de raad) het klachtdossier met kenmerk 1874526/JS/RAB van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 mei 2023. Daarbij waren klaagster, verweerster en haar gemachtigde aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Klaagster en haar ex-partner (hierna: de man) zijn verwikkeld in een geschil over de zorgverdeling van hun kinderen. Verweerster heeft de man in deze procedure bijgestaan als advocaat. 2.3 Op 16 december 2021 is de zaak van partijen ter zitting van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de rechtbank) behandeld. Verweerster heeft op die zitting een pleitnota voorgedragen. In deze pleitnota staat, voor zover relevant: “(…) De man is een bekende van mij. Al vrij kort nadat de man in Woerden is komen wonen is hij tegen een groep van 5 mannen aangelopen die hij heeft overgehaald om hem golflessen af te nemen. Mijn echtgenoot is een van die mannen. Via deze vriendengroep, de heren zijn allen ondernemers, heeft de man de eerste jaren veel nieuwe klanten gekregen. Ze golfen niet allemaal meer maar 1 keer per jaar gaan ze nog wel met de man een paar dagen op golfreis. De man is ook lid van een ondernemersclub waar de 5 mannen ook lid van zijn en bij bepaalde gelegenheden hebben wij elkaar gesproken. In de tijd dat de kinderen nog klein waren kwam ik de man en zijn kinderen vaak tegen bij het winkelcentrum en dan maakte we een praatje. Het was mij toen al duidelijk dat de man veel voor de kinderen zorgde. In 2018 heb ik golflessen cadeau gekregen en heb ik samen met mijn kinderen een aantal golflessen van de man gehad. Ik heb dan ook met eigen ogen gezien hoe leuk de man met kinderen is. En niet alleen ik denk er zo over, de golfclub heeft de man ingehuurd om de jeugdlessen van 7- 16 jarigen te verzorgen. Toen de man op 13 maart 2020 niet meer thuis kon komen heeft hij onderdak kregen bij een van de vrienden uit voornoemde vriendengroep en zijn vrouw. Twee dagen daarna begon de Lockdown. Tijdens de gehele Lockdown heeft de man bij deze vrienden gewoond en kwamen ook geregeld 2 andere vrienden, allebei piloot bij de KLM, vaak op bezoek omdat ze geen werk hadden. De vrouw des huizes heeft mij later wel eens opgebiecht dat zij het wel jammer vond toen de man bij hun wegging want hij zorgde bijna dagelijks voor de boodschappen en het eten. Ze waren erg tevreden over de kookkunsten van de man. De vrienden en de andere 2 heren en partners, die ik ook ken, zijn echte fijnproevers en ik twijfel er dan ook niet aan dat de man een goede en gezonde maaltijd voor zijn kinderen kan verzorgen. (…)” 2.4 Op 5 april 2022 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster onvoldoende professionele afstand te hebben gehouden tot de zaak. Hiermee heeft zij de kernwaarde integriteit geschonden en tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING 5.1 De zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de raad bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de kernwaarde partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 5.2 Voor een advocaat in familierechtelijke kwesties geldt voorts een verdergaande zorgvuldigheidsnorm die maakt dat hij moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een familierechtadvocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. 5.3 Een advocaat moet zich gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en moet zich houden aan de kernwaarden voor de advocatuur, zoals die zijn vastgelegd in artikel 10a Advocatenwet. In dit geval is vooral de kernwaarde integriteit in het geding. De kernwaarde integriteit houdt onder meer in dat de advocaat zich gedraagt in overeenstemming met de professionele normen voor de advocatuur zoals die zijn samengevat in artikel 46 Advocatenwet. Integere beroepsuitoefening is essentieel om de bijzondere positie van de advocaat te legitimeren en het vertrouwen in de beroepsgroep te waarborgen. Integer wil zeggen dat de advocaat boven de zaak staat, hij belangenverstrengelingen tegen gaat en zich kan verantwoorden voor zijn keuzes, gegeven zijn geprivilegieerde rol binnen de rechtsorde. Cliënten moeten erop kunnen vertrouwen dat de advocaat zich op hun belangen richt (partijdigheid), zij het binnen de grenzen van het recht. Ook de rechter moet daarop kunnen vertrouwen in het belang van een eerlijk proces en een goede procesorde. 5.4 Klaagster verwijt verweerster dat zij in de procedure haar persoonlijke bevindingen en interpretaties ten aanzien van de zaak heeft geventileerd en hiermee onvoldoende distantie tot de zaak heeft betracht. Verweerster kende klaagster en haar cliënt, de man, al voor de procedure via wederzijdse vrienden. In haar pleitnota heeft verweerster haar persoonlijke mening over de man gegeven en ook uitlatingen van derden over de man aangehaald. Door zich zo persoonlijk over de man uit te laten en ook persoonlijke verklaringen over hem af te leggen, met als doel een voor hem zo goed mogelijke zorgregeling te bewerkstelligen, voelde klaagster zich op een achterstand gezet. Daarnaast heeft klaagster het vermoeden dat verweerster tijdens de procedure in contact is geweest met de kinderen van de man en van klaagster. De vrouw vermoedt in ieder geval dat verweerster de man heeft geholpen bij zijn verhuizing, waarbij ook de kinderen aanwezig waren. Klaagster vindt dat verweerster met haar handelen de kernwaarde integriteit heeft geschonden. 5.5 Verweerster voert aan dat zij het in het belang van haar cliënt vond om op 16 december 2021 ter zitting naar voren te brengen dat de man goed kan koken en dat hij goed voor de kinderen zorgt, omdat klaagster stelde dat de kinderen de eetmomenten bij de man niet fijn vonden. Verweerster kent de man via haar eigen partner, maar er is geen sprake van een gezamenlijke vriendengroep waarbij klaagster, verweerster en de man elkaar regelmatig zouden zien. Ook heeft verweerster de man niet geholpen bij zijn verhuizing en evenmin heeft zij de kinderen van klaagster en de man gedurende de procedure opgezocht. 5.6 De raad is van oordeel dat de klacht niet slaagt. De raad stelt voorop dat er geen rechtsregel is die bijstand aan familieleden en bekenden verbiedt. Wel is het zo dat in situaties van bijstand door een familielid of een nauwe persoonlijke relatie, de advocaat de schijn tegen zou kunnen hebben dat hij of zij handelt in strijd met artikel 10a van de Advocatenwet. Daar komt bij dat in familiekwesties van een advocaat extra alertheid op dat punt mag worden verwacht, gelet op de onder 5.2 genoemde bijzondere belangen die in een dergelijke procedure kunnen spelen. Alhoewel het verweerster had gesierd als zij meer oog had gehad voor de gevoeligheden in deze familiezaak, is naar het oordeel van de raad geen sprake van een schending van artikel 10a van de Advocatenwet. De raad overweegt hiertoe dat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat verweerster, klaagster en de man een (hechte) vriendschappelijke band zouden hebben (gehad), noch dat sprake zou zijn van een wederzijdse vriendengroep waarbij klaagster en verweerster elkaar regelmatig zouden treffen. Vaststaat wel dat verweerster, klaagster en de man elkaar kenden, maar dit maakt nog niet dat verweerster in haar bijstand van de man onvoldoende distantie tot de zaak heeft betracht. Verweerster heeft haar uitlatingen ter zitting gedaan ter onderbouwing van haar standpunt dat de man een goede vader is voor zijn kinderen en dat hij goed en gezond (voor hen) kan koken. Hoewel klaagster deze uitlatingen als (onnodig) polariserend heeft ervaren, is niet gebleken dat verweerster met het doen van deze uitspraken de belangen van klaagster nodeloos of op ontoelaatbare wijze zou hebben geschaad. Ook is uit niets gebleken dat verweerster dit op andere wijze zou hebben gedaan, noch dat zij gedurende de procedure in contact zou zijn geweest met de kinderen van klaagster en de man. Tegenover het verweer van verweerster op dit punt heeft klaagster geen verdere onderbouwing gegeven en in de overgelegde stukken kunnen hiertoe evenmin aanknopingspunten worden gevonden. 5.7 De raad komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is ongegrond.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en I.J. de Laat, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 26 juni 2023