Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-06-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2023:80

Zaaknummer

23-293/DB/OB

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door het hoger beroep niet door te zetten. Een advocaat is namelijk niet gehouden een procedure aanhangig te maken of voort te zetten, indien hij geen mogelijkheid ziet deze met succes te voeren, ook niet als die advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet door de deken is aangewezen. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 29 juni 2023

in de zaak 23-293/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

over:

 

verweerster

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 2 mei 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken), door de raad ontvangen per e-mail van 2 mei 2023 met kenmerk 48|22|159K, van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8 en van de nagekomen e-mails met bijlagen van klaagster d.d. 31 mei en 1 juni 2023.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1       Klaagster wenste hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 3 augustus 2022 inzake de verdeling van een nalatenschap. Klaagster heeft op 1 november 2022 met een eigen handgeschreven beroepschrift hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

1.2       De deken heeft op grond van artikel 13 Advocatenwet verweerster aangewezen als advocaat.

1.3       Verweerster heeft op 2 november 2022 namens klaagster de appeldagvaarding doen betekenen teneinde de beroepstermijn veilig te stellen. Bij e-mail van eveneens 2 november 2022 heeft verweerster aan klaagster uitgelegd dat zij zal beoordelen of er juridische argumenten zijn die in hoger beroep kans van slagen hebben en dat als die er naar haar oordeel niet zijn, zij geen memorie van grieven zal indienen.

1.4       Bij e-mail van 14 november 2022 heeft klaagster aan verweerster medegedeeld:

“Het is nog mogelijk mijn zelfgeschreven beroepschrift getekend door u in te dienen. 18 november 2022 verloopt de termijn. Ik eis dat u dit indient, omdat dit nog mogelijk is. (…)”   

1.5       Bij e-mail van 14 november 2022 heeft verweerster in antwoord op klaagsters e-mail aan klaagster medegedeeld:

“Naar aanleiding van uw brief van 7 november jl. en onderstaand email leg ik u nogmaals mijn werkwijze uit.

Hoger beroep in dagvaardingszaken wordt ingesteld door het laten uitbrengen van een dagvaarding. Dat is door de deurwaarder gebeurd. (zie bijlage) Vervolgens dient er een memorie van grieven ingediend te worden. Daarvoor hebben wij de tijd tot 10 januari 2023. Of ik een memorie van grieven ga indienen, moet ik nog bekijken. Ik moet beoordelen of er juridische argumenten zijn die in hoger beroep kans van slagen hebben. Die beoordeling heb ik nog niet gemaakt.

Door u is een beroepschrift ingediend bij de afdeling verzoekschriften. Dit is niet de juiste manier om hoger beroep in te dienen. Indiening van uw beroepschrift door een advocaat maakt dat niet anders. De verzoekschriftenrechter zal het beroepschrift niet in behandeling nemen, maar terugzenden met de vermelding dat hoger beroep met een dagvaarding ingesteld moet worden.

Ik wijs u nogmaals erop dat ik zelfstandig een afweging maak of ik een memorie van grieven ga indienen. Wanneer ik geen juridische argumenten zie, zal ik dat niet doen. U kunt mij dan ook niet dwingen om een memorie in te dienen. (…)”

1.6       Bij e-mail van 16 december 2022 heeft verweerster aan klaagster gemotiveerd toegelicht dat klaagsters kansen in hoger beroep als zeer klein inschat en dat zij om die reden de dagvaarding in hoger beroep niet zal aanbrengen bij het gerechtshof. Ook heeft verweerster aan klaagster voorgehouden dat als zij het hoger beroep wenst voort te zetten, zij een andere advocaat moet inschakelen.

1.7       Bij e-mail d.d. 19 december 2022 heeft klaagster aan verweerster medegedeeld dat zij eist dat verweerster haar verder in hoger beroep bijstaat.

1.8       Bij e-mail van 19 december 2022 heeft verweerster aan klaagster medegedeeld:

“Zoals ik u al  meerdere malen heb voorgehouden en u ook door de deken in zijn brief van 28 oktober 2022 is medegedeeld, hoef ik geen procedure te starten waarin ik geen juridische mogelijkheden zie. (…) Ik heb u in mijn brief van 16 december jl. toegelicht waarom ik geen juridische aanknopingspunten zie in uw zaak.(…)”

1.9       Bij e-mails van 20 december 2022 heeft klaagster wederom aan verweerster medegedeeld dat zij eist dat verweerster in hoger beroep gaat.

1.10     Verweerster heeft aan klaagster voorgehouden dat zij een andere advocaat kan inschakelen.

1.11     Op 22 december 2022 heeft klaagster tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.

1.12     Op 18 januari 2023 heeft verweerster klaagster bericht dat met een tijdig herstelexploit (voor 24 januari 2023) het niet-aanbrengen van de appeldagvaarding nog zou kunnen worden hersteld.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:

Verweerster is niet voor klaagsters belangen opgekomen en heeft geweigerd voor klaagster hoger beroep in te stellen.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4 BEOORDELING

4.1       De voorzitter overweegt dat de advocaat een zekere vrijheid toekomt met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Een advocaat is dus niet verplicht om gehoor te geven aan een verzoek van zijn cliënt, indien de advocaat van oordeel is dat de belangen van de cliënt daarmee niet zijn gediend. De juridische beoordeling van de zaak kan nu eenmaal afwijken van de visie van de cliënt op de zaak.

4.2       In de zaak van klaagster heeft verweerster klaagsters zaak bestudeerd en vervolgens gemotiveerd bij klaagster aangegeven dat er geen, althans te weinig, juridische mogelijkheden bestonden om met succes op te komen tegen het vonnis van 3 augustus 2022. Verweerster heeft klaagster voorgehouden dat zij zich kan wenden tot een andere advocaat.

4.3       Het is begrijpelijk dat klaagster teleurgesteld was over het door verweerster gegeven negatieve (proces)advies. Daarvan kan verweerster echter geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Een advocaat is niet gehouden een procedure aanhangig te maken of voort te zetten, indien hij geen mogelijkheid ziet deze met succes te voeren, ook niet als die advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet door de deken is aangewezen.

4.4       Omdat verweerster van haar optreden geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.    

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. V.E.J. Noelmans, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2023.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 29 juni 2023