Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-06-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2023:150

Zaaknummer

22-780/AL/OV

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Verweerder heeft ten opzichte van klager niet met de zorgvuldigheid gehandeld zoals dat van redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Door niet te voldoen aan zijn informatie en communicatieplicht en onvoldoende bereikbaar te zijn, heeft verweerder onvoldoende oog gehad voor de belangen van klager. Die belangen waren groot, omdat het ging om de dreigende ontruiming van de woning van klager. Dit nalaten raakt aan de kernwaarde deskundigheid en dat wordt verweerder zwaar aangerekend. De aard en ernst hiervan rechtvaardigen daarom de oplegging van een maatregel. Bij de bepaling van de op te leggen maatregel zijn de omstandigheden van de klachtzaak en het tuchtrechtelijk verleden van verweerder meegewogen. Eerdere opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, waaronder twee berispingen en een waarschuwing voor vergelijkbaar klachtwaardig nalaten, hebben verweerder blijkbaar onvoldoende doen inzien dat zijn handelen als advocaat ten aanzien van zijn bereikbaarheid en zijn informatie en communicatieplicht de grenzen van het betamelijke overschrijdt. Onvoorwaardelijke schorsing van zes weken.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 26 juni 2023 in de zaak 22-780/AL/OV naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 25 mei 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 3 oktober 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1950766 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 april 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14.

2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Op 23 november 2021 heeft de politie Oost-Nederland onderzoek gedaan in de woning van klager. Tijdens dat onderzoek heeft de politie dertig hennepstekjes gevonden. 2.3 De woningstichting waar klager zijn woning van huurt, heeft klager op 2 december 2021 bericht dat hij de woning dient te verlaten. Klager heeft dat geweigerd. Daarop heeft de woningstichting bij de kantonrechter in kort geding ontruiming van de woning gevorderd. 2.4 Bij vonnis in kort geding van 27 januari 2022 (hierna: het vonnis) heeft de kantonrechter de gevorderde ontruiming van de woning van klager toegewezen. Klager diende binnen vier maanden na betekening de woning te ontruimen. Dit vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard. 2.5 Via het Juridisch Loket heeft klager verweerder in februari 2022 gevraagd hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de kantonrechter. 2.6 Op 3 februari 2022 heeft de officier van justitie klager bericht dat hij de strafzaak tegen klager seponeert. 2.7 Op 11 februari 2022 heeft klager het vonnis van de kantonrechter naar verweerder gemaild. 2.8 Op 14 februari 2022 heeft klager verweerder – samengevat – gemaild dat zijn vorige advocaat alle stukken die nodig zijn voor het hoger beroep naar verweerder zal mailen. Ook heeft klager in deze e-mail zijn mobiele nummer aan verweerder doorgegeven en gevraagd wanneer het verweerder schikt om even kennis te maken. 2.9 Op 21 februari 2022 heeft klager verweerder gemaild:

‘Ik probeerde al bijna 3 weken in contact met u te komen. Ik belde letterlijk bijna elke dag en kreeg ik elke keer het antwoord u wordt z.s.m. teruggebeld of belt u maar iets later weer op…op een andere tijdstip bellen a.u.b.

Ik heb dat 3 weken lang te horen gekregen terwijl ik alleen maar 4 weken de tijd heb om in hogere beroep te gaan. Mijn laatste dag om dat hogere beroep in te dienen eindigt op 24 februari 2022 dus over 3 dagen. Ik zal even snel het verhaal kort samenvatten zodat u een idee heeft waar het om gaat. (…) ‘

2.10 Op 21 februari 2022 heeft klager de beslissing van de officier van justitie en een kopie van zijn identiteitsbewijs naar verweerder gemaild. Op dezelfde datum heeft klager verweerder nog gemaild:

‘Ik stuur naar u het hele dossier dat ik van (…) ontvangen heb door.

Hopelijk neemt u z.s.m. contact met mij op zodat ik u meer duidelijkheid over het dossier kan geven mocht dat nodig zijn.

(…)

P.S. Ik bel uw kantoor weer op maar weer heb ik moeite om in contact met u te komen.’

2.11 Op 28 februari 2022 heeft klager verweerder gemaild:

‘Ik heb in mijn bezit alle documenten dat ik aan u moest leveren maar zoals gewoonlijk krijg ik u niet te pakken. Ik heb al meer dan 8 keer binnen 1 week gebeld…Ik ben zelfs 4 keer langs uw kantoor geweest en daar is ook niemand te vinden. “Bel u maar later, wij geven door dat u gebeld heeft, probeer u maar later in de middag, is niet te bereiken, wij zetten een terugbel verzoek maar wij kunnen u niets beloven.” Dit zijn de generieke reacties dat ik elke keer te horen krijg…Het is echt zo FRUSTREREND ik dacht eerst dat het een grapje was. Wat nu???? Hoe kan ik in contact met u komen om de toedracht van het verhaal duidelijk te maken en die documenten dat ik in mijn bezit heb aan u te leveren?

(…)

Graag hoop ik z.s.m. van u wat te horen.’

2.12 Op 15 maart 2022 heeft verweerder namens klager bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het gerechtshof) hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter. 2.13 Op 30 maart 2022 heeft klager verweerder gemaild:

‘Zoals in het begin probeer ik weer contact met u te leggen maar helaas zonder succes. Ik heb misschien meer dan 40 keer die afgelopen 8 weken gebeld. U bent nooit te bereiken. Ik moest altijd terugbellen of op een andere tijdstip terugbellen of kreeg ik te horen dat teruggebeld wordt. En dan gebeurt er verder niets.

Ik had een brief van jullie kantoor gekregen i.v.m. eigen bijdrage betaling. Ik heb uw kantoor gebeld om meer gegevens over te krijgen want ik had geen rekeningnummer bijgekregen dus kon ik dat transactie niet doen. Ik heb daarna nogmaals een paar keer gebeld voor meer duidelijkheid. Zelfde verhaal weer. Niemand is bereikbaar.

(…)

Ik had documenten dat ik sinds het begin u probeerde te geven voor het voorbereiden van het hogere beroep pleidooi maar ik heb nooit de kans gekregen om dat te doen en binnenkort moet ik onder het mes voor mijn operatie aan beide voeten dus ik weet niet eens of het überhaupt ooit zal gebeuren.’

2.14 Op 4 april 2022 heeft verweerder zijn declaratie naar klager gemaild, waarna klager een dag later een betaalbewijs naar verweerder heeft gestuurd. 2.15 Op 6 april 2022 heeft klager verweerder gemaild:

‘Ik heb enkel dagen geleden uw declaratie nota betaald. Hopend dat het in goede ontvangst genomen is. Graag zie ik een bevestiging via mail tegemoet.’

2.16 Op 20 april 2022 heeft verweerder de zaak samen met klager besproken.

2.17 Op 21 april 2022 heeft verweerder het volgende naar klager gemaild:

‘Eerder heb ik U al meegedeeld geen kansen in een hoger beroep te zien. Gisteren hebben wij Uw zaak nader besproken. U heeft mij toen stukken overhandigd en U heeft mij toen gewezen op een artikel en op een uitspraak. Ondanks deze stukken en het artikel zie ik helaas geen kans om met succes het vonnis van de rechtbank aan te vechten. Ik adviseer U daarom om zo spoedig mogelijk een andere advocaat in de arm te nemen.'

2.18 Op 22 april 2022 heeft klager de processtukken inclusief de dagvaarding in hoger beroep en de aanbrenging van de dagvaarding bij verweerder op kantoor opgehaald. 2.19 De datum voor het indienen van een memorie van grieven bij het gerechtshof is ambtshalve twee keer aangehouden tot 26 april 2022. Op die datum is namens klager geen memorie van grieven ingediend. 2.20 Op 7 juni 2022 heeft het gerechtshof arrest gewezen waarin het ontruimingsvonnis is bekrachtigd.

3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende: a) verweerder is niet tot nauwelijks bereikbaar voor klager geweest tijdens de hoger beroepsprocedure; b) verweerder heeft klager niet op de hoogte gehouden en verweerder heeft de memorie van grieven niet op tijd ingediend waardoor klager zijn kans om zich in hoger beroep te verdedigen is ontnomen; c) verweerder heeft zich aan de zaak van klager onttrokken op een ontijdig moment en heeft klager geadviseerd naar een andere advocaat te gaan, maar toen was het al te laat. Klager heeft geen advocaat kunnen vinden die bereid was de zaak over te nemen, omdat het een toevoegingszaak was en er nog slechts enkele dagen waren voor het indienen van een memorie van grieven. Klager heeft alles moeten doen wat hij kon om zijn verdediging te redden en daarbij is hij diep in de schulden beland. 3.2 De raad zal hierna, waar nodig, op de stellingen en stukken van klager ingaan.

4 VERWEER 4.1 Verweerder voert verweer tegen de klacht en betwist dat hij ten opzichte van klager  tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder voert aan dat hij voor klager niet onbereikbaar was en dat hij klager ten minste twee keer op zijn kantoor heeft gesproken. Volgens verweerder heeft hij tijdig hoger beroep ingesteld en de dagvaarding in hoger beroep tijdig aangebracht. Volgens verweerder heeft hij klager meegedeeld dat zijn zaak in hoger beroep kansloos was en heeft hij klager aangeraden een andere advocaat in de arm te nemen. Klager heeft het dossier binnen de termijn voor het indienen van een memorie van grieven bij verweerder opgehaald omdat hij een advocaat had gevonden die tijdig de memorie van grieven kon indienen, aldus verweerder. 4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

De raad beoordeelt de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder.

5.1 De klacht gaat in alle onderdelen over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder als voormalig advocaat van klager. De tuchtrechter heeft mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft bij de behandeling van een zaak en bij de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid en keuzes zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

De raad verklaart klachtonderdelen a), b) en c) gegrond.

5.2 Klachtonderdelen a), b) en c) gaan in de kern over de informatie- en communicatieplicht van verweerder ten opzichte van klager. Deze onderdelen lenen zich daarom voor een gezamenlijke beoordeling. 5.3 De raad is op grond van het klachtdossier en de op zitting afgelegde verklaringen van oordeel dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn informatie- en communicatieplicht ten opzichte van klager. Uit de door klager overgelegde e-mails blijkt dat hij verweerder diverse keren tevergeefs geprobeerd heeft telefonisch te bereiken en dat hij ook op zijn e-mails geen (inhoudelijke) reactie van verweerder heeft gekregen. De telefoondienst waar verweerder in zijn verweer naar verwijst, heeft blijkbaar niet kunnen voorkomen dat klager verweerder niet aan de telefoon kon krijgen. Verder blijkt uit het door klager overgelegde roljournaal dat verweerder op 15 maart 2022 het hoger beroep namens klager heeft ingesteld, maar uit de stukken blijkt niet dat verweerder klager daarvan op de hoogte heeft gebracht en dat hij klager een kopie van de dagvaarding waarmee het hoger beroep is ingesteld heeft toegestuurd. Pas op 21 april 2022, twee maanden nadat klagers dossier aan hem was overgedragen en vijf dagen voordat de memorie van grieven moest worden ingediend, heeft verweerder klager in een korte e-mail geadviseerd een andere advocaat in te schakelen omdat hij het hoger beroep niet kansrijk vindt. Van eerdere schriftelijke reacties van verweerder op de diverse e-mails van klager is de raad niet gebleken. De e-mail van 21 april 2022 komt bovendien in meerdere opzichten te laat: verweerder had klager veel eerder dan 21 april 2022 schriftelijk moeten informeren over de kansen van het hoger beroep en over zijn advies een andere advocaat in te schakelen. Door dit na te laten, heeft verweerder klager in de onmogelijke positie geplaatst om vijf dagen voordat de termijn voor het indienen van een memorie van grieven zou aflopen een andere advocaat te vinden die dit voor hem zou kunnen doen. Daarbij maakt het niet uit of klager, zoals verweerder aanvoert, tegen verweerder heeft gezegd dat hij een andere advocaat had gevonden en daarom het procesdossier kwam ophalen. In het licht van de door klager overgelegde stukken heeft verweerder zijn verweer over zijn bereikbaarheid en zijn advies over het hoger beroep onvoldoende onderbouwd. Klachtonderdelen a), b) en c) zijn dan ook gegrond.

6 MAATREGEL

De raad legt aan verweerder de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing op.

6.1 Verweerder heeft ten opzichte van klager niet met de zorgvuldigheid gehandeld zoals dat van redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Door niet te voldoen aan zijn informatie- en communicatieplicht en onvoldoende bereikbaar te zijn, heeft verweerder onvoldoende oog gehad voor de belangen van klager. Die belangen waren groot, omdat het ging om de dreigende ontruiming van de woning van klager. Dit nalaten raakt aan de kernwaarde deskundigheid en dat rekent de raad verweerder zwaar aan. De aard en ernst hiervan rechtvaardigen daarom de oplegging van een maatregel. Bij de bepaling van de op te leggen maatregel weegt de raad de omstandigheden van de klachtzaak en het tuchtrechtelijk verleden van verweerder mee. Eerdere opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, waaronder twee berispingen en een waarschuwing voor vergelijkbaar klachtwaardig nalaten, hebben verweerder blijkbaar onvoldoende doen inzien dat zijn handelen als advocaat ten aanzien van zijn bereikbaarheid en zijn informatie- en communicatieplicht de grenzen van het betamelijke overschrijdt. Daarom ziet de raad nu aanleiding om aan verweerder de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening van zes weken op te leggen.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager zal binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder doorgeven. 7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager, b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat. 7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager zal binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder doorgeven. 7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond; - legt aan verweerder de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van zes weken op; - bepaalt dat de onvoorwaardelijke schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat: - de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen, - verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat - de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven; - veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; - veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; - veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. E.H. de Vries, P.Th Mantel, E.J.C. de Jong en F.E.J. Janzing, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2023.

Griffier                                                                                                                      Voorzitter

Verzonden d.d. 26 juni 2023