Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-06-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:108

Zaaknummer

22-951/A/A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Verzet ongegrond. De door klager aangevoerde verzetgronden slagen niet. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Nu het tegendeel niet voldoende is gebleken, moet ervan uitgegaan worden dat klager zijn klacht buiten de termijn van drie jaar heeft ingediend, zonder dat gebleken is van verschoonbare omstandigheden.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 5 juni 2023 in de zaak 22-951/A/A naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 23 januari 2023 op de klacht van

klager gemachtigde: mr. I.J.J.M. Roorda

over:

verweerder gemachtigde: mr. J. Mencke

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Bij klachtbrief d.d. 12 maart 2021 heeft de gemachtigde van klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. Bij het bureau van de orde van advocaten is geregistreerd dat deze klachtbrief op 17 september 2021 is ontvangen.  1.2    Op 1 december 2022 heeft deze raad van discipline (hierna: de raad) het klachtdossier met kenmerk 1523030/JS/YH van de deken ontvangen.  1.3    Bij beslissing van 23 januari 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard ingevolge artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4    Op 22 februari 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 3 maart 2023 ontvangen. 1.5    Op 3 april 2023 heeft de gemachtigde van klager wat betreft het voorgestelde tijdstip van de behandeling van het verzet aan de griffie van de raad gemeld: ‘Maandag 24 april 2023 om 15.50 uur is AKKOORD’.  1.6    In de ochtend van 24 april 2023 heeft de gemachtigde van klager per email (met bijlagen) aan de griffie van de raad onder meer bericht: ‘Zoals aangegeven zullen Van Bergeijk en ik hedenmiddag niet aanwezig zijn.’ 1.7     Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 24 april 2023. Daarbij waren verweerder en zijn gemachtigde aanwezig. Klager en zijn gemachtigde zijn, als aangegeven, niet ter zitting verschenen.  1.8    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van het verzetschrift met bijlagen. 

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: 2.2    De beslissing strookt niet met de werkelijke feiten en deze is daarom op onjuiste wijze tot stand gekomen. De klacht is door klager op 12 maart 2021 per fax, per e-mailbericht en per aangetekende brief aan de deken toegezonden en ook door de deken ontvangen. De in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet genoemde vervaltermijn van drie jaar is daarom niet overschreden.  2.3    Tegen de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, met dien verstande dat het verzetschrift zich ook richt tegen de vaststelling onder 1.7 dat de klacht op 17 september 2021 door de deken zou zijn ontvangen

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2    Klager heeft in verzet aangevoerd dat de deken de klacht reeds op 12 maart 2021 en niet pas op 17 september 2021 heeft ontvangen. Ten onrechte heeft de voorzitter volgens klager dan ook geoordeeld dat de klacht niet tijdig is ontvangen. Klager heeft in dat kader onder meer gewezen op een aantal bijlagen bij het verzetschrift. Aldus klager betreft dit:  (a) Bijlage a, een “verzend controle rapport” van een faxbericht , (b) Bijlage b, een e-mailbericht (met daarin de klacht) van 12 maart 2021 van de gemachtigde van klager aan de deken, en (c) Bijlage c, een nota van 12 maart 2021 van een aangetekende verzending aan het postbusnummer van de orde van de advocaten te Amsterdam.  4.3    Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat er redenen zijn om eraan te twijfelen of de klacht inderdaad, zoals klager stelt, al op 12 maart 2021 is ingediend bij de orde van advocaten. Zelfs wanneer er vanuit gegaan zou moeten worden dat de klacht toen door de deken is ontvangen, dan nog is dat te laat, aldus verweerder, omdat de klacht ziet op  herhaalde uitlatingen die mr. d S. al veel eerder dan op 12 maart 2018 heeft gedaan en waarvan klager dan ook al veel eerder dan 12 maart 2018 kennis heeft genomen. De klachttermijn was dan ook al eerder dan12 maart 2018 gaan lopen en hoe dan ook verstreken, aldus verweerder.  4.4    De raad stelt voorop dat een deel van de bewijsstukken die klager bij het verzetschrift heeft gevoegd (te weten het in 4.2 hiervoor onder (c) genoemde stuk en de op 24 april 2023 aan de raad toegezonden ‘e-mail van officefax van 12 maart 2021 aan de deken’), al deel uitmaakte van het dossier op basis waarvan de voorzitter tot de in 1.3 genoemde beslissing is gekomen. De voorzitter heeft dienaangaande overwogen: “Dat ook al eerder [dan 27 september 2021, raad] dezelfde klacht is ingediend, zoals klager bij brief van 29 december 2022 naar voren brengt, is onvoldoende af te leiden uit de door klager bij die brief overgelegde bijlagen. Mogelijk is er rond 15 maart 2021 wel faxverkeer geweest, maar dat ook sprake is geweest van de indiening van een klacht is niet gebleken.” Klager heeft naar het oordeel van de raad niet voldoende toegelicht waarom in redelijkheid moet worden betwijfeld dat de beslissing van de voorzitter, op basis van het toen voorliggende klachtdossier, juist is. 4.5    Klager heeft zich in verzet op het standpunt gesteld dat die beslissing onjuist was en ter ondersteuning daarvan ook nog gewezen op de in 4.2 onder a) en b) bedoelde (nieuwe) bewijsstukken. Met verweerder, is de raad van oordeel dat ook deze stukken vragen oproepen, en wel vragen die de raad ter zitting aan klager en/of zijn gemachtigde had willen stellen:  - Ten aanzien van bijlage a moet worden vastgesteld dat het briefhoofd boven het betreffende faxbericht verschilt van het briefhoofd boven de klacht die zich in het dekendossier bevindt (bovenaan de klacht in het dekendossier staat, in hoofdletters, “AANGETEKEND + PER FAX (12 mrt. 2021)”, terwijl links bovenaan het faxbericht, in kleine letters, “Aantekenen + per e-mail - algemeen@ordenvanadvocaten.nl” staat. Rechts bovenaan het faxbericht staan daarbij de contactgegevens van het kantoor van de gemachtigde van klager genoemd, terwijl dit ontbreekt in de klachtbrief in het dekendossier. De vraag rijst hoe deze verschillen zijn ontstaan, en waarom er, ondanks deze verschillen, vanuit gegaan moet worden dat het stuk dat dan al op 12 maart 2021 per fax zou zijn ingediend (en waarvan slechts de aanhef zichtbaar is) gelijkluidend is aan de door de deken op 17 september 2021 ontvangen klacht. Ook rijst de vraag waarom in het hoofd van de klachtbrief in het dekendossier wél is vermeld ‘PER FAX (12 mrt. 2021), terwijl ondertussen geen aandacht zou zijn gevraagd voor het feit dat die klacht al eerder zou zijn ingediend.  – Wat betreft bijlage a en b moet ernstig worden betwijfeld of het daarin genoemde e-mailadres wel het gangbare e-mailadres van de orde van advocaten is. In plaats van het bij de raad bekende adres ‘amadeus@ordenvanadvocaten.nl’, is telkens een ander (bij deze raad voorshands onbekend geacht) e-mailadres, te weten ‘algemeen@ordenvanadvocaten.nl’ genoemd. De vraag rijst daarom of er vanuit moet worden gegaan dat deze e-mailberichten de deken hebben bereikt.  - Wat betreft het als bijlage a genoemde ‘verzend controle rapport’ springt bovendien in het oog dat het tijdstip van dit ‘verzend controle rapport’ (18:26 uur)  afwijkt van het bij brief van 29 september 2022 aan de raad gezonden officefaxmail (18:01), terwijl het de raad ook niet duidelijk is geworden hoe deze twee stukken (die kennelijk beiden afkomstig zijn van het faxsysteem van klager) zich tot elkaar verhouden.   4.6    De raad komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat er nog veel onduidelijkheden bestaan over de door klager bij zijn verzet aangeleverde (nieuwe) bewijsstukken. De raad stelt vast dat klager en zijn gemachtigde niet ter zitting zijn verschenen. Dit lijkt een welbewuste keuze geweest. Klager, die nog op 3 april 2023 aan de raad had bericht aanwezig te zullen zijn, heeft pas in de ochtend van 24 april 2023 (de dag van de behandeling ter zitting) aan de raad laten weten dat hij en zijn gemachtigde niet zouden verschijnen. In dat kader heeft klager verwezen naar de eerdergenoemde ‘e-mail van officefax van 12 maart 2021 aan de deken’, welk bewijsstuk volgens klagers gemachtigde  “het mede omwille van de kosten niet meer nodig [ maakte] dat hij en ik hedenmiddag naar Amsterdam afreizen.’ Klager is er daarmee aan voorbij gegaan dat het bedoelde bewijsstuk zich al in het dossier bevond, zodat hierin geen reden kon worden gevonden om niet te verschijnen. Om aanhouding van de behandeling is niet verzocht. 4.7    Aldus hebben klager en zijn gemachtigde de hen geboden gelegenheid om op het verweer van verweerder te reageren en om de vragen van de raad te beantwoorden, onbenut gelaten. Bij die stand van zaken blijven er bij de raad twijfels bestaan of de klachtbrief, in weerwil van de dagtekening daarvan door de deken, zoals klager stelt, al op 12 maart 2021   door de deken is ontvangen. Nu klager zelf niet is verschenen om hierop een toelichting te verstrekken, komen bedoelde onduidelijkheden voor zijn eigen rekening en risico. .  4.8    De raad is op grond van het hiervoor overwogene van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Nu het tegendeel niet voldoende is gebleken, moet ervan uitgegaan worden dat klager zijn klacht buiten de termijn van drie jaar heeft ingediend, zonder dat gebleken is van verschoonbare omstandigheden. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet niet-ontvankelijk bevonden.  4.9    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en H. Bakker, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 juni 2023.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 5 juni 2023