Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-04-2023

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2023:52

Zaaknummer

220316

Inhoudsindicatie

Artikel 13 beklag. Klager heeft geen belang meer bij zijn beklag nu de termijn om hoger beroep in te stellen inmiddels is verstreken en niet gebleken is dat een advocaat voor klager pro forma beroep (op nader aan te voeren gronden) heeft ingesteld. Reeds daarom is het beklag van klager ongegrond. Ten overvloede is overwogen dat de deken terecht heeft kunnen concluderen dat het hoger beroep geen redelijke kans van slagen heeft, indien klager wel op tijd was geweest met zijn aanwijzingsverzoek.

Uitspraak

 

 

Beslissing van 3 april 2023

in de zaak 220316

                                     

naar aanleiding van het beklag van:

 

                                     

klager

                                     

tegen:

                                     

de deken

 

 

 

1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 29 september 2022. Klager heeft een beklag d.d. 10 oktober 2022 tegen de beslissing van de deken ingediend bij de deken. De deken heeft het beklag op 11 oktober 2022 per e-mail doorgestuurd naar het Hof van Discipline (hierna: het hof).

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 11 oktober 2022 (per e-mail) ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:

het verweer van de deken van 12 januari 2023 (met bijlagen); de reactie van klager op het verweer, per e-mail ontvangen op 23 januari 2023.

​​​​​​​2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

 

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

​​​​​​​3.1 Op 21 september 2022 heeft klager bij de deken een verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen, omdat hij hoger beroep wil instellen tegen een vonnis van de rechtbank van 9 juni 2022.

​​​​​​​3.2 In het vonnis van de rechtbank van 9 juni 2022 staat onder meer het volgende vermeld:

 

“Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoeker de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is. Verzoeker heeft immers ter zitting verklaard dat hij sinds 3 januari 2022 werkloos is en sindsdien verschillende aanbiedingen voor werk heeft afgewezen. Verzoeker kon zich bij één aanbod niet vinden in de arbeidsvoorwaarden. Bij een ander aanbod was het salaris te laag en bij weer een ander aanbod heeft verzoeker slechts één dag gewerkt, omdat hij zich niet kon vinden in de bedrijfscultuur. Verzoeker heeft verklaard dat hij zichzelf voorop zet bij het al dan niet aannemen van een baan. Een dergelijke houding past niet in de wettelijke schuldsaneringsregeling.

 

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.

(..)

 

Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep Instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen .”

​​​​​​​3.3 Klager heeft de deken een aantal stukken toegezonden. Tussen deze stukken zit een e-mail van mevrouw K., de schuldbemiddelaar bij de gemeente Rotterdam, van 15 juni 2022. Hierin staat het volgende vermeld:

 

“(..) De advocaat heeft naar het vonnis gekeken en heeft een hoger beroep helaas weinig kans van slagen gegeven. De oorzaak hiervan ligt erin dat u tijdens een schuldregeling wordt geacht om zo veel mogelijk te verdienen voor de schuldeisers en dat dit niet aannemelijk is geworden tijdens de zitting. Dit punt is heel moeilijk weg te poetsen, aangezien een schuldregeling een gunst is en de schuldeiser vrij is om te verlangen dat de schulden 100% worden betaald. Als er dan een schuldregeling wordt gegund (door de schuldeisers zelf of door middel van uitspraak door de rechter), dient u zich wel zo veel mogelijk in te spannen om zoveel mogelijk te verdienen voor de schuldeisers. Er is tijdens zitting door u verklaard dat er banen zijn afgewezen en dat u nu voor uzelf kiest, dat is voor de rechter de reden om de verzoekschriften af te wijzen. Helaas is dit via een hoger beroep niet weg te nemen. (..)”.

​​​​​​​3.4 Op 17 juni 2022 is de termijn verlopen om hoger beroep in te kunnen tegen het vonnis van de rechtbank van 9 juni 2022.

​​​​​​​3.5 In een brief van 29 september 2022 (die per e-mail aan klager is gestuurd) heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen, omdat de termijn om hoger beroep in te stellen (ruimschoots) is overschreden. Klagers doel – het instellen van beroep tegen het vonnis van de rechtbank van 9 juni 2022 – kan hierdoor niet meer worden bereikt, waardoor aanwijzing van een advocaat voor dat doel zinloos is geworden. Verder heeft de deken klager ook nog bericht dat als hij zijn zaak wel tijdig had voorgelegd, de procedure in hoger beroep geen redelijke kans van slagen heeft vanwege een negatief procesadvies in de e-mail van mevrouw K. van 15 juni 2022.

 

4 BEOORDELING

 

Beklag

 

​​​​​​​4.1 Klager heeft – samengevat – aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de rechtbank en dat hij kan bewijzen dat hij geen nieuwe schulden heeft gemaakt. Klager wil daarom hoger beroep instellen.

 

Verweer deken

 

​​​​​​​4.2 De deken heeft – samengevat – aangevoerd dat zij het beklag op gegronde redenen heeft afgewezen. Zij verwijst hiervoor naar de inhoud van haar beslissing, zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven. Het verzoek van klager moet dan ook worden afgewezen.

 

Toetsingskader

 

​​​​​​​4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

 

Beoordeling

 

​​​​​​​4.4 Het hof stelt voorop dat klager geen belang meer heeft bij zijn beklag nu de termijn om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de rechtbank van 9 juni 2022 inmiddels is verstreken en niet gebleken is dat een advocaat voor klager pro forma beroep (op nader aan te voeren gronden) heeft ingesteld. Reeds daarom is het beklag van klager ongegrond.

​​​​​​​4.5 Ten overvloede overweegt het hof nog het volgende. Het hof volgt de deken in de stelling dat de procedure die klager wenst te voeren geen redelijke kans van slagen heeft. Uit het vonnis van 9 juni 2022 blijkt dat de rechtbank heeft overwogen dat het niet aannemelijk is dat klager de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Klager heeft bij de deken niet aangegeven hoe hij dit wenst te weerleggen. Ook in de overige stukken in het dossier kan het hof geen aanknopingspunten vinden voor de juistheid van het standpunt van klager. In dit verband wijst het hof ook nog op de reactie van mevrouw K. (zie hierboven onder 3.3). De deken heeft dan ook terecht kunnen concluderen dat het hoger beroep geen redelijke kans van slagen heeft, indien klager wel op tijd was geweest met zijn aanwijzingsverzoek.

4.6 De slotsom is dat het beklag ongegrond wordt verklaard.

 

5 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 29 september 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.

 

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. E.W. de Groot en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2023 .                                                                                      

                                                                                                                 

 

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter

 

De beslissing is verzonden op 3 april 2023 .