Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-04-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2023:144
Zaaknummer
23-104/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de (hoogte van de) declaratie van de eigen advocaat. De tuchtrechter beoordeelt geen geschillen over declaraties, maar waakt wel tegen excessief declareren. Of een declaratie als excessief kan worden aangemerkt, hangt af van de omstandigheden van het geval. Van excessief declareren is geen sprake. Klager had redelijkerwijs niet kunnen verwachten dat hij voor het advies van verweerder niets verschuldigd was en dat verweerder hem tot 14 april 2022 gratis zou bijstaan. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 17 april 2023 in de zaak 23-104/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 2 februari 2023 met kenmerk K 22/116, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 01.01 tot en met 04.2.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 In februari 2022 heeft klager verweerder gevraagd om bijstand in een beleggingsgeschil tussen hem, zes andere personen en een derde. Verweerder heeft de opdracht aan klager bevestigd. 1.2 Verweerder heeft klager vervolgens geadviseerd. 1.3 Op 21 februari 2022 hebben klager en verweerder met elkaar gemaild. In deze e-mails hebben klager en verweerder het volgende vermeld:
9:19 uur – e-mail van verweerder aan klager
‘Geachte [klager],
Dank voor uw mails. Wellicht is het nuttig om mondeling enige punten door te spreken. (…) De kosten voor de bespreking inclusief een korte voorbereiding bedragen EUR 500 incl. BTW.’
15:53 uur – e-mail van verweerder aan klager
‘Geachte [klager],
Mij lijkt het zinvol om de voorgestelde bespreking te voeren. Wat ik onder meer met u zou willen bespreken is, dat u (of uw groep van zeven) ervoor zou kunnen kiezen om nakoming te vorderen, nu het er veel van heeft dat uw obligatievordering opeisbaar is. Dat zou wel eens een snelle en betaalbare weg kunnen zijn. Als de zeven obligatiehouders niet bereid zijn om voor een oriënterend gesprek EUR 75 per persoon in te leggen, denk ik dat verder praten geen zin heeft. Een vaste prijs voor een totaalpakket zit er bij ons niet in. (…)’
16:18 uur – e-mail van klager aan verweerder
‘Geachte [verweerder],
Dank voor uw e-mail. (…) Afhankelijk of (…) meedoet moet ieder dan € 85 betalen en dat lijkt haalbaar. U kunt hen dan rechtstreeks benaderen. Deze week stuur ik u de bijbehorende papieren per post toe.’
17:04 uur – e-mail van verweerder aan klager
‘Geachte [klager],
Dank voor uw mail. Het is voor ons niet mogelijk om van zeven personen een dergelijk beperkt bedrag te innen. Ik kan desgewenst een voorschotnota aan u sturen, waarna u kunt regelen dat het wordt betaald.’
19:28 uur – e-mail van klager aan verweerder
‘Geachte advocaten,
(…) Graag alles digitaal omdat ik geen printer/scanner heb. Ik zal alle zeven rechtstreeks op uw rekening laten betalen. Als allen betaald hebben kan het gesprek plaatsvinden. (…)’
1.4 Op 22 februari 2022 heeft verweerder een voorschotnota van € 500,- inclusief btw naar klager gemaild. Daarop heeft klager € 83,35 aan verweerder betaald. Het resterende bedrag heeft verweerder niet ontvangen. 1.5 Op 14 april 2022 heeft verweerder zijn werkzaamheden voor klager beëindigd. 1.6 Op 19 september 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door te weigeren het door klager ten onrechte betaalde bedrag van € 83,35 terug te storten. Volgens klager heeft verweerder hem slechts eenmaal kort geadviseerd over nakoming en ingebrekestelling. Een enkele bespreking voor € 500,- leverde geen meerwaarde op en de medestanders van klager betaalden hun bijdragen niet, terwijl klager moet rondkomen van een klein pensioen, aldus klager. 2.2 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op de stellingen en stukken van klager ingaan.
3 VERWEER 3.1 Verweerder voert verweer tegen de klacht en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Volgens verweerder is er geen grond voor terugbetaling van het door klager betaalde bedrag van € 83,35. In dat verband wijst verweerder erop dat hij klager, op zijn verzoek, kort heeft geadviseerd en dat klager betaling is verschuldigd voor de verrichte werkzaamheden. De beëindiging van de opdracht doet daar niet aan af, aldus verweerder. 3.2 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond
4.1 De voorzitter stelt vast dat klager niet klaagt over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder, maar over (de hoogte van) het bedrag dat verweerder bij klager in rekening heeft gebracht. Feitelijk komt dit neer op een declaratiegeschil; klager vindt immers dat hij het bedrag van € 83,35 onterecht aan verweerder heeft betaald, terwijl verweerder erop wijst dat klager een vergoeding is verschuldigd voor de door hem in opdracht van klager verrichte advieswerkzaamheden. De tuchtrechter beoordeelt geen geschillen over declaraties, maar waakt wel tegen excessief declareren. Of een declaratie als excessief kan worden aangemerkt, hangt af van de omstandigheden van het geval. 4.2 In dit geval is de voorzitter van oordeel dat van excessief declareren geen sprake is. Uit het klachtdossier leidt de voorzitter af dat verweerder klager heeft geadviseerd in het beleggingsgeschil. Klager heeft in zijn stukken immers ook bevestigd dat verweerder hem (eenmalig) heeft geadviseerd. Hoewel verweerder over de financiële vergoeding voor zijn werkzaamheden iets duidelijker met klager had kunnen communiceren, had klager redelijkerwijs niet kunnen verwachten dat hij voor het advies van verweerder niets verschuldigd was en dat verweerder hem tot 14 april 2022 gratis zou bijstaan. Dat de door verweerder voorgestelde bespreking met klager en zijn medestanders niet door is gegaan en dat zijn medestanders hun deel van de voorschotfactuur niet aan verweerder hebben betaald, betekent niet dat klager helemaal niets aan verweerder hoefde te betalen. De klacht van klager over het door hem aan verweerder betaalde bedrag van € 83,35 is dan ook kennelijk ongegrond.
BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond. Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 april 2023. Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 17 april 2023