Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-04-2023
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2023:63
Zaaknummer
230003
Inhoudsindicatie
Te laat ingediend artikel 13 beklag. Weliswaar heeft klager op tijd beklag ingesteld, maar hij heeft zijn beklag niet binnen de beklagtermijn voorzien van gronden (motivering). Klager heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij door medische omstandigheden zijn beklag niet tijdig kon indienen. Beklag niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van 21 april 2023
in de zaak 230003
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET BEKLAG
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 29 november 2022. Klager heeft een beklag d.d. 6 januari 2023 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 7 januari 2023 (per e-mail) ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier:
een e-mail van de griffie van het hof van 13 januari 2023, waarin klager is medegedeeld dat het hof de toelichting op het beklag niet heeft ontvangen en de beklagtermijn inmiddels is verstreken. Aan klager is medegedeeld dat eerst de ontvankelijkheid van zijn beklag zal worden beoordeeld en dat klager twee weken de tijd krijgt om (eenmalig) te reageren. Verder is klager medegedeeld dat het hof geen reden ziet voor een mondelinge behandeling en dat de ontvankelijkheid van zijn beklag op basis van schriftelijke stukken wordt afgedaan; e-mails met nagekomen stukken van klager van 27 januari 2023; een e-mail met nagekomen stukken van klager van 17 februari 2023; de reactie van de deken van 6 april 2023 met bijlagen.
2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
3 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1 Op 21 november 2022 heeft klager bij de deken een verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen, omdat hij hoger beroep wil instellen tegen een vonnis van de kantonrechter Amsterdam van 19 september 2022.
3.2 In een brief van 29 november 2022 (die per e-mail aan klager is gestuurd) heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen, omdat de procedure geen enkele kans van slagen heeft. In de beslissing staat onder meer het volgende:
“(..) U heeft tegen een voorstel tot huurverhoging van uw woning van 18 april 2019 bezwaar gemaakt. Na afwijzing van dit bezwaar heeft [naam woningcorporatie] de huurcommissie verzocht om een uitspraak te doen over redelijkheid van deze huurverhoging. De voorzitter heeft de huurverhoging redelijk geacht. Bij uitspraak verzonden op 29 december 2021 heeft de Huurcommissie uw verzet tegen de uitspraak van de voorzitter ongegrond verklaard.
Daarna heeft u de kantonrechter verzocht om zich over deze zaak te buigen en de conclusie van de kantonrechter was dat de beslissingen van de Voorzitter van de Huurcommissie en van de Huurcommissie correct zijn. (..) Uw vorderingen zijn afgewezen.
Lid 1 van artikel 7:262 BW bepaalt wat de rechtsgevolgen zijn van een uitspraak van de Huurcommissie op een verzoek als genoemd in de voorafgaande paragrafen (..) Ingevolge artikel 7:262 BW is tegen een beslissing krachtens dit artikel is geen hogere voorziening toegelaten en hoger beroep is dan ook niet mogelijk. (..)”.
4 BEOORDELING
Standpunt klager
4.1 Klager heeft – samengevat – aangegeven dat hij zijn beklag te laat heeft ingediend vanwege de ziekte van Crohn en een handicap met de volgende toelichting: “(..) Medische incidenten gebeuren onverwacht op de meest ongepaste momenten en onder stress met een hogere frequentie en verderstrekkende gevolgen. Volledige uitval is de regel. Om daarvan weer te herstellen moet belanghebbende rust houden. Een zodanig incident overkwam belanghebbende bij de voorbereiding van het beklag en is de reden om de gronden niet meteen in het beklagschrift te kunnen opnemen. (..)”. Klager geeft aan dat hij geen medische verklaring kan overleggen vanwege de volgende reden: “(..) Als reden noemde zijn arts dat hij niet betrokken wil raken bij conflicten van zijn patiënt, omdat dit de vertrouwensrelatie en de behandeling negatief kan beïnvloeden. Daarnaast weten artsen niet van de criteria waaraan belanghebbende moet voldoen om het gevraagde te presteren. In het onderhavige geval weet de arts niet wat het schrijven, samenstellen en inleveren van een beklagschrift inhoudt, waardoor hij niet kan verklaren.(..)”. Als bijlagen heeft klager een uittreksel van zijn medisch dossier uit 2011 en een (ongedateerde) flyer van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) bijgevoegd.
Verweer deken
4.2 De deken heeft primair aangevoerd dat het beklag niet-ontvankelijk is, omdat het gemotiveerde beklagschrift niet binnen de daarvoor geldende beklagtermijn van zes weken is ingediend. Subsidiair heeft de deken aangevoerd dat het beklag moet worden afgewezen omdat er geen hoger beroep mogelijk is tegen de uitspraak van de rechtbank waar klager in hoger beroep van zou willen gaan.
Beoordeling hof
4.3 Niet is weersproken dat de beslissing van de deken op 29 november 2022 aan klager is verzonden. Op grond van artikel 13 lid 3 Advocatenwet kan binnen zes weken na bekendmaking van de beslissing van de deken, in dit geval de verzending van de beslissing van 29 november 2022 per e-mail, een beklag worden ingediend. Dat betekent dat ook de gronden (motivering) van het beklag binnen voornoemde termijn van zes weken door het hof ontvangen moeten zijn. Het hof kent immers niet de mogelijkheid van het instellen van een beklag op nader aan te voeren gronden (vergelijk HvD 19 september 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:143 en HvD 7 november 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:153).
4.4 Gebleken is dat klager op 7 januari 2023 aan de griffie van het hof heeft laten weten dat hij beklag wilde instellen tegen de beslissing van de deken en heeft verzocht om uitstel van het indienen van de motivering van zijn beklag. Op 13 januari 2023 heeft de griffie van het hof klager erop gewezen dat het hof de toelichting op het beklag niet heeft ontvangen en de beklagtermijn inmiddels is verstreken. Klager heeft twee weken de tijd gekregen om toe te lichten waarom hij de toelichting op zijn beklag niet binnen de 6 weken-termijn heeft ingediend en dat – indien klager medische omstandigheden als bijzondere omstandigheid aanvoert – het hof een medische verklaring hiervoor als onderbouwing wil ontvangen. In zijn e-mail van 27 januari 2023 heeft klager gereageerd, zoals hiervoor onder 4.1 is weergegeven.
4.5 Het hof overweegt als volgt. Weliswaar heeft klager op tijd beklag ingesteld op 7 januari 2023, maar hij heeft zijn beklag niet binnen de beklagtermijn voorzien van gronden (motivering). Klager heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij door medische omstandigheden zijn beklag niet tijdig kon indienen. Hij heeft namelijk geen (medische) stukken – bijvoorbeeld een brief van een dokter – overgelegd waaruit blijkt dat het voor hem niet mogelijk was om de motivering van zijn beklag binnen de 6 weken-termijn in te dienen, ondanks het uitdrukkelijke verzoek van het hof. Klager heeft enkel een summier medisch uittreksel uit 2011 overgelegd en gesteld dat hij geen medische verklaring kon overleggen onder verwijzing naar een flyer van het LUMC. Anders dan klager stelt, blijkt uit de flyer dat zo’n verklaring wel door een onafhankelijk arts kan worden afgegeven. Verder staat ook nog in de flyer vermeld dat een patiënt een afschrift van zijn medisch dossier kan opvragen waarin bepaalde belangrijke feiten over zijn gezondheidstoestand staan vermeld. Dit heeft klager nagelaten te doen. Het hof is ook niet gebleken van andere omstandigheden die meebrengen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Nu klager niet op tijd de motivering van zijn beklag naar voren heeft gebracht, dient het beklag van klager niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 29 november 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. J.C.A.T. Frima en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 21 april 2023 .