Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-04-2023
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2023:49
Zaaknummer
220293
Inhoudsindicatie
Artikel 13 beklag. Het hof leidt uit de stukken af dat klager een procedure bij de kantonrechter is gestart die betrekking heeft op een huurkwestie. De deken heeft in dat verband terecht aangevoerd dat voor een procedure bij de kantonrechter geen sprake van is verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Beklag ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 3 april 2023
in de zaak 220293
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET BEKLAG
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 29 september 2022. Klager heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 2 oktober 2022 (per e-mail) ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier:
een e-mail van 7 oktober 2022 van de griffie van het hof aan de deken met de vraag of het aanwijzingsverzoek mogelijk te beperkt is opgevat; een e-mail van 10 oktober 2022 van de deken, waarin hij aangeeft dat – voor zover sprake was van een misverstand – dit is opgelost en dat van een beperkte opvatting van het aanwijzingsverzoek geen sprake is; een e-mail van klager van 10 januari 2023; het verweer van de deken van 31 januari 2023 (met bijlagen).2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
3 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1 Op 27 september 2022 heeft klager bij de deken een verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen, omdat zijn vorige advocaat, mr. M, zich had teruggetrokken omdat klager een klacht tegen hem had ingediend bij de deken. Klager heeft bij dit verzoek als bijlage een dagvaarding meegezonden. Daaruit blijkt dat klager zijn wederpartij heeft gedagvaard voor een zitting bij de kantonrechter te Rotterdam..
3.2 In een e-mail van 29 september 2022 heeft de deken het verzoek afgewezen. In de beslissing staat onder meer het volgende vermeld:
“(..) U zoekt juridische bijstand, naar aanleiding van het feit dat uw advocaat u te kennen heeft gegeven de opdracht neer te leggen en dat hij zich aan de zaak wenst te onttrekken wegens een vertrouwensbreuk. Uw verzoek heeft betrekking op een huurkwestie waarin u de borg en de volgens u te veel door u betaalde huur terugvordert en waarbij u de verhuurder tevens aansprakelijkheid houdt voor door u geleden (im)materiële schade. De zaak is reeds aanhangig gemaakt bij de kantonrechter te Rotterdam. Op 11 oktober 2022 zal een comparitie van partijen plaats hebben, een zitting waarbij de verschijning van beide partijen gelast is. Artikel 13 van de Advocatenwet bepaalt dat aanwijzing van een advocaat slechts dan aan de orde is als het gaat om een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven dan wel bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. Nu dat in een procedure bij de kantonrechter niet het geval is en deze al ingeleid is met een dagvaarding waarin uw vorderingen al deugdelijk zijn verwoord, wijs ik op grond daarvan uw verzoek af. (..)”.
3.3 In een e-mail van 29 september 2022 heeft klager de deken onder meer bericht dat hij de door mr. M opgemaakte dagvaardingen niet vindt deugen.
3.4 In een e-mail van 3 oktober 2022 heeft de deken klager bericht dat indien klager bezwaren heeft tegen de inhoud van de dagvaarding, hij de kantonrechter hiervan zelf op de hoogte kan brengen en dat een en ander voor de deken geen aanleiding is om zijn beslissing – om klager geen advocaat aan te wijzen – te herzien.
4 BEOORDELING
Beklag
4.1 Klager heeft – samengevat – aangevoerd dat hij het hof verzoekt om hem alsnog een advocaat aan te wijzen, omdat de behoefte en urgentie aan juridische bijstand drastisch hoog is. Hij geeft aan dat mr. M zich heeft teruggetrokken uit de huurzaak vanwege een door klager ingediende klacht bij de deken. Hierdoor ondergaat klager meerdere juridische procedures zonder enige juridische bijstand. In zijn e-mail van 10 januari 2023 heeft klager, zo begrijpt het hof, aangegeven een advocaat nodig te hebben die hem kan bijstaan bij het aansprakelijk stellen van mr. M wegens onder meer nalatigheid en sabotage.
Verweer deken
4.2 De deken heeft – samengevat – aangevoerd dat hij geen gronden ziet om tegemoet te komen aan klagers verzoek om aanwijzing van een advocaat. De deken geeft aan dat hij het aanwijzingsverzoek heeft afgewezen, omdat de procedure waar klager bijstand voor zoekt een huurkwestie betrof, waarvan de zitting plaats zou vinden bij de kantonrechter. Voor procedures bij de kantonrechter is geen sprake van verplichte procesvertegenwoordiging. Daarnaast is gebleken dat de vorige advocaat van klager zich heeft teruggetrokken nadat klager een klacht tegen hem heeft ingediend. Indien het aan het eigen gedrag van klager te wijten is dat zijn voormalig advocaat de rechtsbijstand heeft beëindigd, kan dat een reden zijn om het verzoek af te wijzen, wat ook van toepassing is op deze kwestie. Verder geeft de deken aan dat klager ook een klacht heeft ingediend tegen de advocaat die hem daarvoor bijstond. Deze klacht is buiten behandeling gesteld.
Toetsingskader
4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
Beoordeling
4.4 Het hof leidt uit het voorgaande af dat klager een procedure bij de kantonrechter is gestart die betrekking heeft op een huurkwestie. Uit het inleidende verzoek leidt het hof af dat er in de huurzaak een zitting stond gepland op 6 oktober 2022. De deken heeft in dat verband terecht aangevoerd dat voor een procedure bij de kantonrechter geen sprake van is verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. De verplichting voor de deken om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen geldt alleen voor personen die een advocaat zoeken voor een procedure waarbij een advocaat verplicht is of voor een procedure waarin zij uitsluitend door een advocaat kunnen worden bijgestaan. De deken mocht het verzoek van klager dan ook afwijzen. Daarbij is de zitting van 6 oktober 2022 inmiddels geweest, zodat klager om die reden ook geen belang meer heeft bij toewijzing van een advocaat in genoemde huurzaak.
4.5 Het beklag van klager wordt dan ook ongegrond verklaard.
4.6 Het (nieuwe) verzoek om toewijzing van een advocaat dat in de e-mail van 10 januari 2023 is gedaan is inmiddels doorgeleid naar de deken ter verdere beoordeling. Het hof kan over dat verzoek in deze procedure niet beslissen. Eerst dient de deken zich over het verzoek uit te laten.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 29 september 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam ongegrond.
Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. E.W. de Groot en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2023 .
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 3 april 2023 .