Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-05-2023

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2023:82

Zaaknummer

220122

Inhoudsindicatie

Vernietiging beslissing van de raad van discipline door intrekking klacht tegen verweerster.

Uitspraak

 

Belissing van 26 mei 2023

in de zaak 220122

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

klagers

tegen:

verweerster

gemachtigde: mr. M. Höfelt

 

 

1 DE PROCEDURE

 

Bij de raad

1.1 Op 21 maart 2022 heeft Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 21-874/A/A) beslist op de klacht van klagers tegen verweerster. In deze beslissing is de klacht van klagers gedeeltelijk gegrond verklaard. De raad heeft aan verweerster geen maatregel opgelegd. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:37 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.2 Klagers hebben tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.

 

Bij het hof

1.3  Het hoger beroepschrift van klagers is op 20 april 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

1.4 Bij bericht van 14 februari 2023 hebben klagers laten weten dat zij de klacht tegen verweerster intrekken.

​​​​​​​1.5 De zaak is in raadkamer behandeld.

 

2 BEOORDELING

 

Maatstaf

​​​​​​​2.1 De eerste volzin van art. 47a Advocatenwet bepaalt dat in geval van intrekking van de klacht de behandeling daarvan wordt gestaakt, tenzij de tuchtrechter beslist dat de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. Blijkens art. 57 lid 2 is artikel 47a van overeenkomstige toepassing op de behandeling in hoger beroep. Beslist het hof tot staking van de behandeling, dan leidt dit tot een dictum waarbij de beslissing van de raad wordt vernietigd (ongeacht de inhoud daarvan) en wordt verstaan dat de klacht geen behandeling meer behoeft. Bij de beoordeling of de behandeling moet worden voortgezet om redenen aan het algemeen belang ontleend, hanteert het hof de navolgende uitgangspunten, onder aantekening dat het niet beoogt een limitatieve opsomming te geven:

(i) indien de feitelijke grondslag van de klacht door de verweerder wordt betwist en prima facie verschillend kan worden gedacht over de waardering van het bewijs daarvan, zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet in de rede liggen; met delicate bewijsbeslissingen is geen algemeen belang gemoeid;

(ii) indien de feitelijke grondslag van de klacht onbetwist is of prima facie geen twijfel bestaat dat deze bewezen is, dan is voornamelijk de aard van de geschonden norm bepalend voor de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten;

(iii) is de aard van de gestelde normschending deze dat de advocaat tekort geschoten is bij de inhoudelijke behandeling van de hem door zijn cliënt toevertrouwde zaak, dan zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet geïndiceerd zijn; in zodanig geval prevaleert het belang van de cliënt bij een minnelijke regeling (die doorgaans ten grondslag ligt aan de intrekking van de klacht) boven het algemeen belang dat door de tuchtrechter wordt vastgesteld dat de advocaat de kernwaarde van deskundigheid heeft geschonden; de ernst van de gestelde tekortkoming zal daarbij van ondergeschikte betekenis zijn; deze zal immers zijn verdisconteerd in de met de cliënt getroffen regeling.

(iv) in andere gevallen zal de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten afhankelijk zijn van de mate waarin de gestelde normschending raakt aan andere kernwaarden dan deskundigheid bij de behartiging van de belangen van de cliënt, en van de mate waarin het wenselijk voorkomt dat de tuchtrechter de desbetreffende norm (opnieuw) onder de aandacht brengt van de beroepsgroep in het algemeen en/of van de verwerende advocaat in het bijzonder.

(v) voortzetting van de behandeling zal in elk geval geïndiceerd zijn indien de verwerende advocaat de ongeoorloofdheid van zijn (vaststaande) handelwijze ten principale betwist en een beslissing op dat verweer precedentwaarde heeft voor de praktijk.

Geen voorzetting klachtbehandeling en vernietiging beslissing raad

​​​​​​​2.2 Naar het oordeel van het hof bestaan geen redenen van algemeen belang die met zich brengen dat de behandeling van de klacht moet worden voortgezet. De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klagers. De gedragingen die in hoger beroep nog ter beoordeling voorliggen (klachtonderdelen b tot en met i) en de volgens klagers met die gedragingen geschonden norm raakt aan hun individuele belang en niet aan een algemeen belang. Er is dan ook geen aanleiding om de deken te horen.

 

​​​​​​​2.3 Omdat geen grond bestaat voor voortzetting van de klachtbehandeling zal het hof de beslissing van de raad vernietigen.

 

3 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

3.1 vernietigt de beslissing van de raad van 21 maart 2022 in zaak 21-874/A/A;

3.2 verstaat dat de klacht geen behandeling meer behoeft

 

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. W.F. Boele en R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.

 

 

                                                                                                                 

 

griffier                                                                                                       voorzitter             

 

De beslissing is verzonden op 26 mei 2023 .