Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-05-2023

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2023:69

Zaaknummer

220070

Inhoudsindicatie

Klacht advocaat tegen advocaat tegenpartij. Bevestiging beslissing raad. Verweerder heeft naar het oordeel van het hof de gewraakte passage in zijn verweerschrift over de beweerdelijke relatie tussen klager en zijn cliënte enkel opgenomen om klager te diffameren. Verweerder had zijn zorgen over de beweerdelijke relatie bij klager zelf of bij de deken moeten voorleggen en niet bij de rechter in het kader van de onderliggende echtscheidingsprocedure. Lezing verweerder t.a.v. omvang klacht vindt geen steun in het onderliggende klachtdossier.  Omvang klacht in hoger beroep wordt bovendien bevestigd in de reactie van klager. Maatregel van waarschuwing.    

Uitspraak

Beslissing van 12 mei 2023

in de zaak 220070

naar aanleiding van het hoger beroep van:

                                     

verweerder

tegen:

klager

 

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  Het hof verwijst naar de beslissing van 31 januari 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 21-371/AL/MN). In deze beslissing is de klacht van klager ten aanzien van klachtonderdeel b) gegrond bevonden en is klager in de klachtonderdelen a) en c) niet-ontvankelijk verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld in de betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:21 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het beroepschrift van verweerder is op 1 maart 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

de stukken van de raad; verweerschrift van 12 april 2022 met bijlagen van klager; e-mail van 3 maart 2023 met de producties 5-12 van verweerder; e-mail van 15 maart 2023 met bijlagen van klager.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 17 maart 2023. Daar zijn verweerder en klager verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. Verweerder heeft dit gedaan aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

 

3 FEITEN

In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling inhoudelijk te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in het hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

 

4 KLACHT

4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven in, en voor zover in hoger beroep aan de orde, dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) (…);

b) aan te geven dat klager eigenstandig een negatieve rol heeft in de procedure, en hem onderwerp te maken van de procedure;

c) (…)

 

5 BEOORDELING

5.1       In een echtscheidingsprocedure staat klager de vrouw bij en verweerder de man. Op 5 november 2020 heeft verweerder een verweerschrift incidenteel appel ingediend bij het gerechtshof Den Haag. In dat verweerschrift heeft verweerder onder meer het volgende geschreven: “Naast het voorstel tot benoeming van een onafhankelijke accountant (wat door en namens de vrouw is afgewezen) heeft de man tevens aangedrongen op het terugtreden van [klager] vanwege de eigenstandige negatieve rol van de advocaten bij de ontwikkeling van deze vechtscheiding. In dit verband is tevens gebleken dat [klager] een meer dan zakelijke relatie onderhoudt met de vrouw. Zo is hij met de vrouw naar Ibiza geweest. (..)”.

5.2  De raad  heeft geoordeeld dat voormelde passage enkel is opgenomen om klager te diffameren. De rechter kon niets met deze informatie en als verweerder zijn zorgen over de beweerdelijke relatie tussen klager en zijn cliënte aan de orde wilde stellen, dan had hij dat bij klager zelf of bij de deken moeten doen maar niet bij de rechter in deze echtscheidingsprocedure.

5.3 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich daarom aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. In aanvulling hierop merkt het hof het volgende op.

Verweerder stelt onder punt 6 van zijn beroepschrift dat de klacht van klager weliswaar begint met het verwijt zoals omschreven in klachtonderdeel b), maar dat de klacht eigenlijk betrekking zou hebben op een ander verwijt, namelijk dat verweerder niet de waarheid zou spreken en zich schuldig zou hebben gemaakt aan misleiding. Deze lezing van verweerder ten aanzien van klachtonderdeel b) vindt geen steun in het onderliggende klachtdossier. Naar het oordeel van het hof is de raad uitgegaan van de juiste klachtomschrijving, gelet op de e-mail van klager van 30 december 2020. Dat de klacht van klager zich toespitst op het hiervoor omschreven klachtonderdeel b) wordt bovendien in hoger beroep nogmaals bevestigd in de reactie van klager.

5.2       Gelet op het voorgaande verwerpt het hof de beroepsgronden van verweerder en zal het hof de beslissing van de raad bekrachtigen.

 

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van  van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden gewezen onder nummer 21-371/AL/MN.  

 

Deze beslissing is gewezen door  mr. J. Blokland, voorzitter,  mrs. T.H. Tanja-van den Broek, en J. H. Brouwer leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2023

 

griffier                                                                                                       voorzitter             

 

De beslissing is verzonden op 12 mei 2023.