Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-05-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:118

Zaaknummer

22-792/DH/RO

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 mei 2023 in de zaak 22-792/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 december 2022 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 13 december 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 5 oktober 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2022/69 van de deken ontvangen.  1.3    Bij beslissing van 7 december 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaart, met toepassing van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet. Deze beslissing is op 7 december 2022 verzonden aan partijen. 1.4    Op 5 januari 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 5 januari 2023 ontvangen. 1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 3 april 2023. Daarbij was klaagster aanwezig. Verweerder is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen.  1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennis genomen van de e-mailberichten van klaagster van 20 maart 2023 (2:15 uur en 12:55 uur) en de e-mail van verweerder van 20 maart 2023.

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. Zij stelt dat zij van verweerder nooit een bijsluiter heeft mogen ontvangen “hoe te handelen bij klacht over een advocaat”. Vandaar dat zij nooit heeft geweten dat zij als burger haar beklag kon doen bij de Orde van Advocaten. 2.2    Klaagster stelt dat onder 1.3 van de beslissing van de voorzitter onjuist is opgenomen dat de man het verzoekschrift op 21 februari 2017 heeft ingediend. Zij stelt dat zij dat is geweest, via verweerder.  2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet verder niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING 4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Klaagsters stelling dat zij niet wist dat zij aan klacht kon indienen, kan niet tot een gegrond verzet leiden. Haar stelling dat de feiten onder 1.3 van de voorzittersbeslissing onjuist zijn, wordt weersproken door het dossier: uit de beschikking van de rechtbank van 26 april 2018 volgt dat het verzoekschrift tot echtscheiding van 21 februari 2017 is ingediend door de man. De voorzitter heeft de klacht dus terecht op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet niet-ontvankelijk geacht. 4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. M.A.M. Wagemakers en F.G.L. van Ardenne, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2023.