Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-05-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2023:64
Zaaknummer
23-263/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond omdat niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid heeft overschreden.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 23 mei 2023
in de zaak 23-263/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 13 april 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken), door de raad ontvangen per e-mail van 13 april 2023 met kenmerk K22-089, van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 13 en van de volgende nagekomen stukken:
De nagekomen e-mail met bijlagen van klager d.d. 20 april 2023; De nagekomen e-mail van verweerders gemachtigde d.d. 21 april 2023; De nagekomen e-mail van klager d.d. 11 mei 2023.Verweerders gemachtigde heeft bij e-mail d.d. 21 april 2023 bezwaar gemaakt tegen toevoeging van de nagekomen e-mail met bijlagen van klager d.d. 20 april 2023 aan het dossier. De voorzitter oordeelt dat deze stukken wel worden toegevoegd aan het dossier, omdat de stukken tijdig zijn ingediend en eenvoudig zijn te doorgronden, zodat verweerder door de toevoeging van de stukken aan het dossier niet in zijn belangen wordt geschaad.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is verwikkeld in een langlopend conflict met de gemeente N. Bij vonnis van de Voorzieningenrechter d.d. 5 september 2019 zijn aan klager diverse verboden opgelegd op straffe van verbeurte van een dwangsom. De gemeente N heeft op basis van dat vonnis dwangsommen geïnd bij klager. Klager heeft de gemeente gedagvaard en terugbetaling van de dwangsommen gevorderd. In deze procedure werd de gemeente bijgestaan door verweerder. Op 9 november 2022 heeft verweerder namens de gemeente een conclusie van antwoord tevens houdende exceptie van onbevoegdheid en eis in reconventie ingediend.
1.8 Op 14 december 2022 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
Verweerder heeft de rechtbank willens en wetens onjuist, althans onvolledig, geïnformeerd en daarmee gehandeld in strijd met gedragsregel 8.
2.2 Toelichting
Verweerder had in zijn processtuk moeten opnemen:
- dat de Klachtenregeling ongewenst gedrag 2012 van de Gemeente, gebaseerd op Hoofdstuk 9 Awb, volgens de begripsomschrijving en toelichting ook voor werknemers geldt;
- de Regeling Melden Vermoeden Misstand 2012 en de Wet Huis voor Klokkenluiders, waarop de Regeling is gebaseerd, uitdrukkelijk ook voor ex-werknemers geldt;
- de gemeenteraad ingevolge artikel 169 Gemeentewet door het college van burgemeesters en wethouders geraadpleegd had dienen te worden.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Toetsingskader
De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 Beoordeling
Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat verweerder de rechtbank willens en wetens onjuist, althans onvolledig, heeft geïnformeerd. Van handelen in strijd met gedragsregel 8 is niet gebleken. De voorzitter overweegt dat het de taak van verweerder was om de belangen van de gemeente te behartigen en om in dat verband de standpunten van de gemeente naar voren te brengen.
4.3 Het enkele feit dat klager zich niet in de door verweerder namens de gemeente naar voren gebrachte standpunten kan vinden betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Indien en voor zover klager het met de door verweerder geponeerde stellingen niet eens is, heeft hij, dan wel zijn advocaat, in de gerechtelijke procedure gelegenheid om daarop in die procedure te reageren. Klager kan de informatie, die in zijn visie door verweerder had moeten worden verstrekt, zelf in het geding brengen. De voorzitter overweegt verder dat het tuchtrecht niet is bedoeld voor het (opnieuw) voeren van een discussie over de juistheid van de standpunten die partijen over en weer in de civiele procedure naar voren hebben gebracht. Het is aan de civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter, om een oordeel te geven over de in de civiele procedure ingenomen standpunten en ingestelde vorderingen.
4.4 De voorzitter komt tot de slotsom dat op basis van de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 mei 2023