Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-03-2023
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2023:44
Zaaknummer
220047
Inhoudsindicatie
klacht tegen eigen advocaat in strafzaak. belangen niet goed behartigd (niet op rechten gewezen) en niet goed met klager gecommuniceerd (niet teruggebeld terwijl klaagster met niemand contact mocht hebben). RvD: onvoldoende zorg verleend, waarschuwing. Verweerster komt in beroep.
Uitspraak
Beslissing van 27 maart 2023
in de zaak 220047
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerster
tegen:
klaagster
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 10 januari 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 21-396/AL/NN). In deze beslissing is de klacht van klaagster ten aanzien van klachtonderdeel a) gegrond en ten aanzien van klachtonderdeel b) ongegrond verklaard. Aan verweerster is de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Verder is verweerster veroordeeld in de betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.
1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:15 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beroepschrift van verweerster is op 9 februari 2022 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof: - de stukken van de raad; - het verweerschrift van klaagster van 7 juli 2022. 2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 30 januari 2023. Daar zijn verweerster en klaagster verschenen. Partijen hebben hun standpunten ter zitting toegelicht.
3 FEITEN
3.1 Het hof stelt op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten vast:
3.2 Klaagster is op donderdagavond 23 januari 2020 in Groningen aangehouden op verdenking van meerdere strafbare feiten.
3.3 Verweerster had op vrijdag 24 januari 2020 strafpiketdienst voor volwassenen. Zij heeft die dag klaagster omstreeks 09.30 uur bezocht en met haar gesproken. Verweerster beschikte op dat moment slechts nog over de informatie die op het piketformulier stond vermeld. Enige aanvullende informatie over de zaak ontving zij van de politie tijdens het gesprek met klaagster.
3.4 In dit eerste gesprek heeft verweerster klaagster geïnformeerd over de procedure bij aanhouding, inverzekeringstelling en over haar rechten als verdachte. Op basis van het verhaal van klaagster heeft verweerster klaagster geadviseerd een verklaring af te leggen. Voorts heeft zij klaagster een aantal keuzes voorgehouden, waaronder de mogelijkheid van verhoorbijstand. In dat geval zou het verhoor op een later moment plaatsvinden, omdat verweerster die dag nog een aantal andere piketmeldingen had. Zonder verhoorbijstand kon het verhoor meteen aansluitend beginnen.
3.5 Daarop is klaagster het verhoor ingegaan zonder verhoorbijstand. Tijdens dit verhoor heeft klaagster zich op haar zwijgrecht beroepen.
3.6 Verweerster ontving omstreeks 14.30 uur - 14.45 uur het bericht van de politie dat klaagster in verzekering zou worden gesteld. Verweerster heeft klaagster omstreeks 15.15 uur opnieuw gesproken over de inverzekeringstelling in verband met nader onderzoek door de politie, waarover klaagster opnieuw zou worden gehoord.
3.7 Kort daarna werd klaagster in beperkingen gesteld. Verweerster heeft klaagster daarover telefonisch geïnformeerd. Zij heeft klaagster toen ook gemeld dat zich een advocaat had gemeld met een overnameverzoek. Vrijdagavond heeft verweerster de zaak overgedragen aan mr. K., advocaat te Amsterdam.
3.8 Op zaterdagochtend 25 januari 2020 heeft verweerster klaagster nog kort bezocht.
3.9 Verweerster is op 1 september 2021 uitgeschreven als advocaat.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) klaagsters belangen niet goed te behartigen; b) (…).
Ter onderbouwing voert klaagster het volgende aan:
Ad a) Tijdens het gesprek op vrijdagochtend omstreeks 09.30 uur, dat ongeveer 5-10 minuten duurden, heeft verweerster klaagster niet gewezen op haar rechten. Verweerster heeft klaagster ondanks het feit dat zij van zware feiten werd verdacht niet geadviseerd zich bij het verhoor door verweerster te laten bijstaan of een vervanger voor haar te regelen. Verweerster deelde klaagster mee dat het wel met een sissertje zou aflopen.
5 BEOORDELING
Overwegingen raad
5.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft de raad geoordeeld dat gelet op de wijze waarop verweerster aan klaagster bijstand verleende, verweerster onvoldoende in staat was adequate rechtsbijstand te verlenen. Verweerster had op de desbetreffende dag zeven piketmeldingen ontvangen en had zich moeten realiseren dat de kans reëel was dat er niet voldoende ruimte was aan alle cliënten voldoende aandacht te besteden. Klaagster werd verdacht van ernstige misdrijven, ze was jong en niet eerder in aanraking geweest met politie. Onder die omstandigheden had verweerster klaagster niet zonder verhoorbijstand het verhoor mogen laten ingaan. Verweerster had klaagster tegen zichzelf moeten beschermen. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond verklaard.
Beroepsgronden 5.2 Verweerster heeft in beroep – kort en zakelijk weergeven – het volgende aangevoerd.
5.3 De raad gaat er ten onrechte van uit dat verweerster zich had moeten realiseren dat er niet voldoende ruimte was om aan alle piketmeldingen voldoende aandacht te besteden. Die tijd was er volgens verweerster wel en zij heeft voor de consultatiebijstand aan klaagster ruim één uur uitgetrokken. In het kader van die consultatiebijstand heeft verweerster onder meer gesproken over het verhoor dat zou plaatsvinden, het recht van de verdachte om zich tijdens dat verhoor te laten bijstaan en de mogelijkheid om zelf het verhoor in te gaan. In het geval klaagster verhoorbijstand wenste, zou het verhoor later op de dag plaatsvinden. In dat kader is door verweerster nog gerept over de inschakeling van een reserve piketadvocaat. Klaagster heeft vervolgens aangegeven zelf het verhoor in te willen gaan en af te zien van verhoorbijstand, omdat het verplaatsen van het verhoor op een later moment zou impliceren dat zij langer vast zou zitten en klaagster niet langer wenste te wachten. Verder voert verweerster aan dat de raad ten onrechte heeft geoordeeld dat klaagster niet zonder verhoorbijstand van verweerster het verhoor in had mogen gaan. De raad miskent hiermee dat een strafpiket (slechts) is bedoeld als eerste hulp bij aanhouding en dat een cliënt kan besluiten om van verhoorbijstand af te zien. Het strafpiket is niet bedoeld om een cliënt tegen zichzelf te beschermen. Van een kwetsbare of minderjarige klaagster was bovendien geen sprake. In tegenstelling tot wat de raad heeft aangenomen, hadden de feiten waarvan klaagster werd verdacht geen betrekking op zogenaamde “categorie A-feiten”. Gelet op deze gronden meent verweerster niet tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld en dient de klacht van klaagster ten aanzien van klachtonderdeel a), net als klachtonderdeel b), ongegrond te worden verklaard.
5.4 Subsidiair verzoekt verweerster matiging van de door de raad opgelegde maatregel.
Verweer in beroep
5.5 Klaagster heeft verweer gevoerd. De strekking van het verweer is dat de beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd. Voor zover voor de beoordeling van belang zal hetgeen door klaagster is aangevoerd hierna worden besproken.
Maatstaf
5.6 Het hof neemt bij de beoordeling van de klacht evenals de raad als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (verg. Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. Het hof toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
Beoordeling
5.7 Bij de beoordeling van de beslissing van de raad over klachtonderdeel a) is aan de orde de vraag naar de tuchtrechtelijke grenzen van de inhoud en omvang van de rechtsbijstand door een piketadvocaat in het strafpiket. Het hof stelt daarbij voorop dat een strafpiket is bedoeld als eerste rechtsbijstandverlening. De verdachte die is aangehouden heeft volgens de wet het recht om een advocaat te raadplegen. Het gaat hier om een recht van de verdachte om zich in de eerste fase na aanhouding te laten bijstaan door een advocaat (consultatiebijstand). Sinds 1 maart 2017 bestaat ook een wettelijk recht op bijstand van een advocaat tijdens het politieverhoor (verhoorbijstand). Verdachten kunnen – behoudens uitzonderingen in geval van kwetsbare en minderjarige verdachten - zowel van het recht op consultatiebijstand als van het recht op verhoorbijstand afstand doen. Het recht kent in dat geval geen rechtsfiguur waarbij er tegen de wil van de verdachte consultatie- dan wel verhoorbijstand dient te worden verleend.
5.8 Verweerster heeft klaagster in het eerste gesprek informatie verstrekt over het te verwachten verloop van de zaak en haar geadviseerd om een verklaring bij de politie af te leggen. Dit advies heeft verweerster gegeven op basis van de mededelingen van klaagster. Een advocaat is voor wat betreft het advies dat hij in de eerste fase van een politieverhoor geeft immers afhankelijk van de informatie die door de cliënt wordt verstrekt, nu hij op dat moment niet direct beschikt over andere (c.q. aanvullende) informatie. Verweerster heeft voor dit gesprek ruim de tijd genomen. Het hof acht de stelling van klaagster dat dit gesprek hooguit 5 á 10 minuten heeft geduurd, niet aannemelijk gelet op de aard van de bespreking en de onderwerpen die daarbij de revue zijn gepasseerd. Tijdens dat eerste gesprek heeft verweerster ook gesproken over het recht van klaagster om zich tijdens het verhoor bij te laten staan, hetzij door haar of door een andere piketadvocaat en eveneens over de mogelijkheid om alleen het verhoor in te gaan. Dat klaagster voor dit laatste heeft gekozen volgt niet alleen uit de verklaring van verweerster, maar ook uit het proces-verbaal van het betreffende verhoor. Nu klaagster niet minderjarig was noch anderszins als kwetsbare verdachte kan worden aangemerkt had zij de vrije keuze om afstand te doen van verhoorbijstand. Door deze keuze te respecteren heeft verweerster niet onbetamelijk gehandeld. Voorts is er tussen klaagster en verweerster tot driemaal toe contact geweest, waarbij het hof niet is gebleken dat klaagster op dat moment enig bezwaar had tegen de (wijze van) bijstand door verweerster. Het hof betrekt verder in zijn beoordeling dat het bijstaan van verschillende verdachten door één piketadvocaat tijdens het strafpiket, ook gezien de praktische uitvoerbaarheid daarvan, staande praktijk is.
5.9 Gelet op het voorgaande is het hof, anders dan de raad, van oordeel dat verweerster ten aanzien van klachtonderdeel a) geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het hoger beroep slaagt, de beslissing zal worden vernietigd.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
6.1 vernietigt de beslissing van 10 januari 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 21-396/AL/NN,
en doet opnieuw recht:
6.2 verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, J.C.A.T. Frima, leden, in tegenwoordigheid van S. Bor griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2023.
De beslissing is verzonden op 27 maart 2023.