Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-01-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2023:113

Zaaknummer

22-882/AL/OV

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 januari 2023 in de zaak 22-882/AL/OV naar aanleiding van de klacht van:

1. klager  2. klaagster tezamen ook: klagers oververweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 8 november 2022 met kenmerk 2083733, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Verweerster treedt als advocaat op voor een installatiebedrijf. De heer M vertegenwoordigt het installatiebedrijf. Het installatiebedrijf heeft voor klagers installatiewerkzaamheden verricht, waarover klagers niet tevreden zijn. Over de werkzaamheden is een geschil ontstaan tussen klagers en het installatiebedrijf. 1.2 Op 16 september 2022 heeft verweerster namens het installatiebedrijf een sommatiebrief naar klagers gestuurd. In de brief schetst verweerster (de visie van haar cliënt op) het geschil en stelt zij dat haar cliënt schade heeft geleden. Verweerster heeft in de brief onder meer het volgende geschreven:

“(…) Daarna heeft [installatiebedrijf] meerder keren geprobeerd om tot een oplossing te komen voor het finaliseren van de vloerverwarming. Daarbij heeft u medewerkers van [installatiebedrijf] meerder keren onder andere 'dieven' genoemd en heeft ook meerder keren gezegd hen 'in brand te gaan steken'. Al met al hebben de medewerkers van [installatiebedrijf] uw gedragingen als bedreigend ervaren en voelen zij zich niet veilig op uw terrein. (…)”

1.3 Op 17 en 19 september 2022 hebben klagers, zakelijk weergegeven, in een aantal berichten afwijzend gereageerd op de sommatiebrief. In de reactie melden klagers dat zij aangifte tegen verweerster doen van “bedreiging, intimidatie, smaad en laster en valse aantijgingen” en dat zij een klacht zullen indienen bij de deken. 1.4 Op 17 september 2022 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerster het volgende. 2.2 Verweerster heeft onjuistheden opgenomen in haar brief aan klagers van 16 september 2022. Ten onrechte heeft zij klagers ervan beschuldigd dat zij hebben gedreigd met brandstichting. Dit is onnodig grievend. De brief bevat leugens en verweerster miskend met de brief dat klagers zich bedreigd voelen door medewerkers van het installatiebedrijf. 2.2 De stellingen die klagers aan de klacht ten grondslag hebben gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd dat hierna, voor zover van belang, zal worden besproken.

4 BEOORDELING Toetsingskader 4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klagers. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.Klacht 4.2 Verweerster heeft in brief van 16 september 2022 de visie van haar cliënt weergegeven op het geschil met klagers. Dit alles stond verweerster vrij. Dat de weergave van de situatie en gang van zaken volgens klagers onjuist is, betekent niet dat verweerster onbetamelijk heeft gehandeld. 4.3 Verweerster heeft in haar brief ook de verklaring van de heer M opgenomen over de wijze waarop hij tegemoet getreden werd door klagers. Dat het gaat om verklaringen van de cliënt van verweerster en niet om een mening van verweerster zelf blijkt duidelijk uit de brief. Het stond verweerster ook vrij om het standpunt van haar cliënt op deze wijze te verwoorden. De vraag of verklaringen van de heer M juist zijn, is niet ter beoordeling door de tuchtrechter. Beantwoording van die vraag is voorbehouden aan de (civiele) rechter, wanneer wordt geoordeeld over het geschil tussen klagers en het installatiebedrijf. De klacht is kennelijk ongegrond.Slotsom 4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.F.R. van Heemstra, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2023.

Griffier                                                                                                     Voorzitter   Verzonden d.d. 23 januari 2023