Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-05-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:112

Zaaknummer

23-238/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat wederpartij kennelijk niet-ontvankelijk vanwege ontbreken rechtstreeks belang.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 24 mei 2023 in de zaak 23-238/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 29 maart 2023 met kenmerk K257 2022 ia/jh en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 3 (inhoudelijk) en 1 tot en met 10 (procedureel). 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is met zijn ex-partner verwikkeld (geweest) in een procedure over het gezamenlijk gezag over hun dochter. Verweerster staat de ex-partner bij. 1.2    Op 8 augustus 2022 heeft in die procedure een zitting plaatsgevonden.   1.3    Op 4 december 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij op de zitting van 8 augustus 2022 tegen de raadsheren heeft gezegd dat haar cliënt niet aanwezig was omdat zij zich verslapen had. In werkelijkheid had verweerster de tijd van de zitting niet doorgegeven aan haar cliënt, waardoor zij niet aanwezig was. Klager stelt dat verweerster hierover pas eerlijk is geweest tegen haar cliënt, nadat klager de cliënt hiervan op de hoogte heeft gesteld.  2.2    Verder is verweerster niet eerlijk geweest in haar verweerschrift van 22 november 2022. Verweerster stelt daarin dat haar cliënt abusievelijk de oproep niet doorgestuurd heeft gekregen, maar vertelt daarin niet dat zij haar eigen cliënt bij de vorige zitting voor de bus gooide. Klager vindt het erg onprofessioneel en oneerlijk dat de cliënt zo oneerlijk benadeeld wordt door haar eigen advocaat. 

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. 

4    BEOORDELING 4.1    Allereerst moet de vraag worden beantwoord of klager voldoende belang heeft bij zijn klacht. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt immers slechts toe aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. 4.2    De klacht ziet op het handelen van verweerster in relatie tot de eigen cliënt, klagers ex-partner. Hoewel klager zich het gedrag van verweerster kennelijk aantrekt, maakt dat niet dat hij een rechtstreeks belang heeft bij zijn klacht. Het is in dit geval aan de cliënt om (indien zij dit wenst) een klacht in te dienen. Niet gebleken is dat klager door verweersters handelen rechtstreeks in zijn belang is getroffen. De klacht is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023.