Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-05-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2023:110
Zaaknummer
23-277/DH/A/W
Inhoudsindicatie
Wraking, kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, plaatsvervangend voor de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 22 mei 2023 in de zaak 23-277/DH/A/W naar aanleiding van het verzoek tot wraking van na te noemen tuchtrechter, ingediend door:
verzoeker
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam zijn klachtzaken aanhangig onder nummers 22-768/A/A en 22-787A/A met verzoeker als klager. De klachtzaken zijn behandeld ter zitting van de raad van 14 april 2023 door mr. C.S. Schoorl, voorzitter en mrs. D. Horeman en H. Bakker, leden. Op die zitting heeft verzoeker mr. Horeman (hierna: de tuchtrechter) gewraakt. 1.2 De tuchtrechter heeft niet berust in de wraking. 1.3 De wrakingskamer van de raad (hierna: de wrakingskamer) heeft bij zijn beslissing kennisgenomen van: - het proces-verbaal van de zitting van 14 april 2023; - het verweer van de tuchtrechter van 30 april 2023; - de reactie/repliek van verzoeker van 7 mei 2023; - de dupliek van de tuchtrechter van 12 mei 2023, welke op 15 mei 2023 aan verzoeker is gezonden.
2 BEOORDELING 2.1 Op grond van artikel 47 van de Advocatenwet en artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering is wraking van een tuchtrechter mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 2.2 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal onderzoeken of dergelijke feiten en omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden. 2.3 Verzoeker heeft de tuchtrechter op de zitting van 14 april 2023 gewraakt. In het proces-verbaal van die zitting is daarover opgenomen: “Kort na aanvang van de mondelinge behandeling wraakt [verzoeker] [tuchtrechter], lid-advocaat van deze raad, omdat hij kantoorgenoot is van [mr. X], voormalig deken van de […] Orde van Advocaten. [Mr. X] heeft de eerdere door klager op 15 mei 2017 ingediende klacht over verweerders onderzocht. Daarom kan [tuchtrechter] volgens klager niet objectief oordelen over klagers verzoek om nader onderzoek te doen.” 2.4 Verzoeker heeft in zijn repliek aangegeven dat zijn wrakingsverzoek in het proces-verbaal onjuist is weergegeven en dat hij aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag heeft gelegd: a. De tuchtrechter is kantoorgenoot van de voormalig deken van de Orde van Advocaten [plaats], mr. [X], die 4,5 jaar het dossier van schending van gedragsregels door [kantoor] heeft behandeld en geen adequaat onderzoek heeft gedaan naar de zaak. Verzoeker heeft mr. [X] aansprakelijk gesteld en gegevens gevraagd van zijn verzekeraar. b. In de klachtzaken die op 14 april 2023 werden behandeld, tegen advocaten van [kantoor], heeft verzoeker de raad gevraagd om zelf onderzoek te doen (gelasten) naar de schendingen door [kantoor] van de eisen die aan advocaten worden gesteld. c. Bij een onderzoek door de raad komt onvermijdelijk de rol van mr. [X] aan de orde, althans zal sprake zijn van een oordeel dat een vergelijking oplevert voor het nalaten en handelen door mr. [X]. De beslissing van de raad over het (al dan niet) doen van onderzoek is een beslissing die tot gevolgen voor een oordeel over mr. [X] kan leiden. Dat kan niet los worden gezien van behandeling van verzoeker klachten tegen [kantoor]. d. Nu alleen al de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden kan voor de tuchtrechter niet meer worden gesproken van (de schijn van) het niet vooringenomen of onpartijdig zijn. e. De tuchtrechter heeft via de verzekering van mr. [X] voorts een zakelijk belang, omdat het dezelfde polis betreft. 2.5 De wrakingskamer gaat uit van het de gronden van het wrakingsverzoek zoals opgenomen onder 2.4. Uitgangspunt is, zoals hiervoor vermeld, dat de tuchtrechter wordt vermoed onafhankelijk te zijn. Het enkele feit dat de tuchtrechter en de voormalig deken mr. X, die in zijn hoedanigheid van deken betrokken is geweest bij de behandeling van een eerdere klacht van klager en die daarvoor door klager aansprakelijk is gesteld, kantoorgenoten zijn, levert onvoldoende grond op om aan de onpartijdigheid van de tuchtrechter te twijfelen. Van enige bemoeienis van de tuchtrechter met de door klager aangeduide klachtbehandeling door mr. X is niet gebleken. Dat verzoeker in de tuchtzaken een verzoek om onderzoek naar de schendingen door [kantoor] heeft gedaan en dat daarbij (mogelijk) de rol van mr. X aan de orde kan komen, levert geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de tuchtrechter vooringenomen zou zijn tegen verzoeker. Datzelfde geldt voor verzoekers stelling dat de tuchtrechter vanwege de(zelfde) polis een zakelijk belang zou hebben. Naar het oordeel van de wrakingskamer geven de door verzoeker genoemde omstandigheden geen (objectieve) grond voor vrees tot vooringenomenheid. 2.5 Het wrakingsverzoek bevat verder ook geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de tuchtrechter schade zou kunnen lijden. 2.6 Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond De wrakingskamer zal, gelet op artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek zonder behandeling ter zitting afwijzen.
BESLISSING De wrakingskamer: - verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond; - bepaalt dat de behandeling van klachtzaken 22-786/A/A en 22-787A/A zal worden hervat in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend. Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A.B. Baumgarten en A.N. Kampherbeek, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2023.