Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-04-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2023:79
Zaaknummer
22-918/DH/DH
Inhoudsindicatie
Klacht over het niet instellen van hoger beroep in een strafzaak gegrond. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 17 april 2023 in de zaak 22-918/D/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 7 april 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 17 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K098 2022 ia/ak van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 februari 2023. Klager was via een telefoonverbinding aanwezig. Verweerster was met voorafgaande aankondiging, niet aanwezig. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de door verweerster op 19 januari 2023 nagezonden nadere toelichting met bijlage.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Verweerster heeft klager bijgestaan in een strafzaak, die op 10 maart 2022 diende bij de politierechter. Zij heeft klager op zijn verzoek per e-mail van 23 maart 2022 te 15:17 uur het reclasseringsadvies d.d. 4 maart 2022 toegezonden. 2.3 Op 28 maart 2022 om 18.20 uur heeft klager per WhatsApp aan verweerster het volgende bericht: “Hai ik neem aan dat er hoger beroep is gedaan Wou effe zeker weten” 2.4 Verweerster heeft daar diezelfde avond als volgt op gereageerd: “Nee? Ik had je gevraagd me dit op tijd te laten weten en dat heb je niet gedaan dus heb ook geen hoger beroep ingesteld. (…) Wat ik had moeten doen is aan jou schriftelijk bevestigen dat ik geen hoger beroep zou instellen tenzij je me zou vragen dit wel te doen. Dan hadden we hier geen discussie over gehad. Het spijt me dat ik dat niet heb gedaan.” 2.5 Verweerster heeft klager telefonisch en per e-mail van 29 maart 2022 op de gevolgen gewezen van het niet tijdig instellen van het hoger beroep en op zijn uitdrukkelijke verzoek op 30 maart 2022 alsnog hoger beroep ingesteld. Daarbij heeft zij hem te kennen gegeven het hoger beroep niet inhoudelijk voor hem te zullen behandelen en hem er op gewezen dat hij daarvoor een andere advocaat moest inschakelen. 2.6 Het Openbaar Ministerie is tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 10 maart 2022 overgegaan. 2.7 Op 31 maart 2022 heeft verweerster haar bijstand aan klager beëindigd vanwege de ontstane vertrouwensbreuk.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij heeft verzuimd hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de politierechter van 10 maart 2022, terwijl klager haar daar wel om had verzocht.
4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING 5.1 De raad neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). 5.2 Op grond van gedragsregel 16 dient een advocaat zijn client op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dient hij ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil belangrijke informatie en afspraken schriftelijk te bevestigen. In het licht daarvan behoort het tevens tot de taak van een advocaat om binnen de appeltermijn uitleg en advies te geven over de mogelijkheden en kansen in hoger beroep. 5.3 Op basis van de stellingen van partijen en de zich in het dossier bevindende stukken kan de raad niet vaststellen of verweerster aan deze informatieplicht heeft voldaan noch of zij met klager heeft afgesproken of zij al dan niet hoger beroep voor hem zou instellen. Het ontbreken van enige schriftelijke vastlegging ter zake komt in het licht van de op haar rustende informatieplicht voor haar risico. Of het hoger beroep al dan niet kansrijk was, is in dat verband niet relevant. 5.4 De klacht is naar het oordeel van de raad derhalve gegrond. 6 MAATREGEL 6.1 Omdat de klacht gegrond wordt verklaard, komt aan de orde of aan verweerster een maatregel moet worden opgelegd en zo ja, welke. 6.2 Verweerster heeft met haar handelen en nalaten niet voldaan aan de eisen van professionaliteit en zorg die van haar als advocaat verwacht mogen worden. Zij is tekort geschoten in haar communicatie met klager. Meer concreet heeft zij nagelaten belangrijke kwesties, zoals het al dan niet instellen van hoger beroep en de haalbaarheid daarvan, met klager te bespreken, althans heeft verweerster nagelaten dit schriftelijk vast te leggen. Verweerster is daarmee tekortgeschoten in haar bijstand aan klager en heeft daarmee onzorgvuldig jegens klager gehandeld. Nu verweerster er blijk van heeft gegeven haar fout in te zien en een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft, ziet de raad aanleiding om te volstaan met het opleggen van een waarschuwing.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door. 7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 500,- kosten van de Staat. 7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht gegrond; - legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op; - veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; - veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. A.B. Baumgarten, T. Hordijk, G. Sarier en F.G.L. van Ardenne, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 april 2023.