Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-04-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2023:89
Zaaknummer
22-801/DH/DH
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond. De raad heeft in de beslissing een misbruikbepaling opgenomen; volgens de raad maakt klager misbruik van tuchtrecht en hij moet er rekening mee houden dat een volgende klacht door de deken en de raad niet in behandeling genomen zullen worden.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 24 april 2023 in de zaak 22-801/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 7 december 2022 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 10 maart 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 6 oktober 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 086 2022 ia/cw van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 7 december 2022 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4 Op 7 december 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. 1.5 Klager heeft op 10 maart 2023 een verzoek tot wraking van de raad ingediend. Dat verzoek is bij beslissing van 13 maart 2023 van de wrakingskamer afgewezen. 1.6 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 maart 2023. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager was bij de zitting niet aanwezig. 1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: 2.2 Klager is het met de beslissing van de voorzitter niet eens. De beslissing van de voorzitter is onrechtmatig en de grondslag ontbreekt aan de beslissing. 2.3 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden van verzet niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
5 MISBRUIK VAN KLACHTRECHT 5.1 De raad is van oordeel dat klager misbruik maakt van klachtrecht en licht dit als volgt toe. 5.2 Misbruik van klachtrecht kan onder meer worden aangenomen als sprake is van het stelselmatig indienen van klachten en/of verzoeken op grond van de Advocatenwet die nergens toe hebben geleid. Misbruik van klachtrecht kan ook worden aangenomen in het geval de tuchtrechtelijke procedure wordt gebruikt op een wijze waarvoor deze niet is bedoeld, bijvoorbeeld voor het verkrijgen van enige vorm van genoegdoening in een andere, onderliggende, kwestie. 5.3 De raad heeft sinds 2016 veertien klachten van klager behandeld, gericht tegen dertien advocaten. Alle klachten zijn ongegrond verklaard. Op de meeste klachten is beslist met een voorzittersbeslissing; deze waren kennelijk ongegrond. De tegen de voorzittersbeslissingen ingediende verzetten zijn telkens ongegrond verklaard. De klachten vinden allemaal hun grondslag in geschillen van klager met zijn voormalig werkgever en het UWV. Klager stelt in de kern dat hij door deze partijen is benadeeld. Procedures tegen deze partijen hebben echter niet tot volledige genoegdoening geleid. De raad heeft de indruk dat klager tracht om via klachten tegen advocaten deze genoegdoening alsnog te verkrijgen. Het tuchtrecht is hiervoor genoegdoening niet bedoeld. Het lijkt er voor klager niet (meer) toe te doen wat de advocaat voor hem heeft gedaan. Een voor klager teleurstellende beslissing van een rechter of een voor klager teleurstellend (cassatie)advies kan de advocaten per kerende post komen te staan op een tuchtklacht. Verweerder heeft zijn negatieve procesadvies op 10 maart 2022, 13.18 uur, naar klager gestuurd. Dezelfde middag hebben partijen gecorrespondeerd over het advies, waarbij klager zich op het standpunt heeft gesteld dat het niet deugt. Klager heeft vervolgens dezelfde dag geklaagd bij de deken. 5.4 De raad stelt vast dat klager het tuchtrecht op een lichtvaardige manier inzet. Hij dient op klakkeloze en buitensporige wijze klachten tegen (vrijwel) alle advocaten die op zijn pad komen. Er is echter een grens aan het kunnen uitoefenen van het klachtrecht. Naar het oordeel van de raad is die grens nu bereikt. Het is wezenlijk dat aan iedereen een laagdrempelige toegang tot het tuchtrecht wordt geboden. Klager heeft van die toegang echter (meer dan) voldoende gebruik kunnen maken. 5.5 Gebruikmaking van het tuchtrecht op de wijze waarop klager dat doet is naar het oordeel van de raad aan te merken als misbruik van recht. Klager moet er daarom rekening mee houden dat een volgende tuchtklacht die verband houdt met (de nasleep van) het geschil met de voormalig werkgever van klager en met het UWV door de deken respectievelijk de raad niet meer in behandeling zal worden genomen.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, M.G. van den Boogerd en A.N. Kampherbeek, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 april 2023.