Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-04-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:80

Zaaknummer

23-174/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Klaagster heeft zich op 23 november 2022 met een klacht over het optreden van verweerder in 2017 tot de deken gewend, zodat de klacht op grond van artikel 46g niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege het verstrijken van de verjaringstermijn. Feiten of omstandigheden op grond waarvan klaagster niet eerder bij de deken een klacht kon indienen, zijn de voorzitter niet gebleken.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van 24 april 2023 in de zaak 23-174/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 2 maart 2023 met kenmerk 2156667/JS/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.  1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Verweerder heeft klaagster en haar ex-echtgenoot in 2017 bijgestaan in verband met hun voorgenomen echtscheiding. Verweerder heeft een echtscheidingsconvenant opgesteld, dat op 26 augustus 2017 door partijen is ondertekend. Op 30 augustus 2017 is de echtscheiding ingeschreven.  1.2    In november 2020 heeft klaagster zich opnieuw tot verweerder gewend met de mededeling dat haar ex-echtgenoot zich niet aan de afspraken hield.  1.3    Op 23 november 2022 heeft klaagster door middel van een webformulier een klacht over verweerder ingediend bij de deken. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende: Verweerder heeft zijn zorgplicht verzaakt doordat in het convenant onvoldoende is opgenomen omtrent de samenstelling, verdeling en levering van de huwelijksgoederengemeenschap. Klaagsters ex-echtgenoot is geen van de uit het convenant voortvloeiende afspraken nagekomen.

3    VERWEER 3.1    Verweerder voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    Voor zover klaagster verweerder verwijt dat haar ex-echtgenoot geen van de uit het convenant voortvloeiende afspraken is nagekomen, overweegt de voorzitter dat een advocaat alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn eigen optreden. Indien en voor zover klaagsters ex-echtgenoot de uit het convenant voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, kan verweerder daarvoor derhalve niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden. In zoverre is de klacht kennelijk ongegrond. 4.2    De voorzitter overweegt verder dat ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het nalaten of handelen van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. 4.3    De voorzitter stelt vast dat de klacht betrekking heeft op het optreden van verweerder in 2017. Klaagster heeft zich op 23 november 2022 met een klacht over verweerder tot de deken gewend, zodat de klacht op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege het verstrijken van de in voormeld artikel bedoelde verjaringstermijn. Feiten of omstandigheden op grond waarvan klaagster niet eerder bij de deken een klacht kon indienen, zijn de voorzitter niet gebleken.  4.4    Omdat de klacht over het optreden van verweerder in 2017, pas in 2022 is ingediend en niet is gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat die termijnoverschrijding verschoonbaar is, zal de voorzitter de klacht op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  -    de klacht, voor zover deze ziet op het verwijt dat klaagsters ex-echtgenoot de uit het convenant voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond. -    verklaart de klacht voor het overige, met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 april 2023.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 24 april 2023