Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-04-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:101

Zaaknummer

23-112/DH/RO

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 19 april 2023 in de zaak 23-112/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 6 februari 2023 met kenmerk R 2023/14 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 23. Ook heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail met bijlagen van klager van 14 februari 2023. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is in 2013 door een stichting in kort geding gedagvaard. Hij is in die procedure bijgestaan door verweerder.  1.2    Op 31 juli 2013 is vonnis gewezen, waarbij de vorderingen van de stichting volledig zijn toegewezen. Klagers vordering in reconventie is niet-ontvankelijk verklaard. 1.3    Op 28 oktober 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij opzettelijk de tegenpartij heeft laten winnen, door klagers bewijzen niet in de procedure in te brengen. Klager stelt dat als verweerder de door hem aan verweerder overgelegde bewijzen wel had ingebracht, dat klager de zaak dan zeker had gewonnen. Verweerder heeft de rechtszaak gemanipuleerd.  2.2    Klager stelt dat hij lang gedacht heeft dat de bewijzen niet aan verweerder waren gestuurd. Hij is recent door een advocaat op de opzettelijke fouten van verweerder gewezen, waarna klager op zoek is gegaan naar de oude harde schijf waar alle e-mails met verweerder op stonden. Daaruit blijkt dat de bewijzen destijds wel aan verweerder zijn overhandigd. 

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    Op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijkverklaring op grond van het bepaalde in lid 1 achterwege blijft indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaartermijn bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van de klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De voorzitter zal aan de hand van deze maatstaf beoordelen of klager ontvankelijk is in zijn klacht.  4.2    De voorzitter stelt vast dat klagers verwijt ziet op verweerders bijstand in 2013. Klager heeft vervolgens pas op 28 oktober 2022 een klacht ingediend. Dat is ruim buiten de hiervoor genoemde termijn van drie jaar.  4.3    Klagers stelt dat hij lang heeft gedacht dat de bewijzen niet aan verweerder waren gestuurd, maar dat hij hier recent achter kwam door onderzoek op een harde schijf. Dit is naar het oordeel van de voorzitter niet aan te merken als een reden voor verschoonbare termijnoverschrijding. Klager beschikte in 2013 al over de genoemde berichten – het gaat immers om e-mails tussen klager en verweerder – en heeft dus toen kennis genomen van het gedrag van verweerder waar de klacht op ziet. Dat het klager aan juridische kennis ontbreekt, maakt evenmin dat sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Het had op de weg van klager gelegen om in 2013 of kort daarna zo nodig (juridische) bijstand te zoeken.  4.4    Nu van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verschoonbaar zou kunnen zijn dat de klacht buiten de termijn is ingediend niet is gebleken, is de klacht op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht komt de voorzitter dan ook niet meer toe. 4.5    Voor zover klager in zijn bericht van 14 februari 2023 nieuwe klachten (handelen in strijd met gedragsregels 8 en 14) formuleert, geldt dat daarvoor in dit stadium van de procedure geen plaats is. Klachten moeten – en voor zover ziend op hetzelfde feitencomplex integraal – worden ingediend bij de deken en de deken moet daarnaar onderzoek instellen (art. 46c Advocatenwet). De voorzitter zal de aanvullende klachten daarom buiten beschouwing laten. 

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023.