Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-04-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:88

Zaaknummer

22-462/A/NH

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 24 april 2023  in de zaak 22-462/A/NH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 juli 2022 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 13 december 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 7 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk re/mm/1642132 van de deken ontvangen.  1.3    Bij beslissing van 18 juli 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klachtonderdelen b) en c) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en de klachtonderdelen a), d) en e) kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4    Op 17 augustus 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. 1.5    Het verzet stond in eerste instantie gepland op de zitting van de raad van 16 december 2022. De behandeling is op verzoek van klager aangehouden. Het verzet is vervolgens behandeld op de zitting van de raad van 13 maart 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.  1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de bij e-mail van 27 februari 2023 door klager nagezonden stukken. 

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: 2.2    Klager stelt zich op het standpunt dat de voorzitter zijn klachtzaak summier en oppervlakkig heeft behandeld. De feiten zijn doelmatig in het voordeel van verweerder beschreven. De feiten die nadelig zijn voor verweerder zijn niet in de voorzittersbeslissing opgenomen. Verder bevat het verzetschrift een herhaling van de gronden van de klacht.   2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet verder niet op.

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Voor zover klager in verzet opkomt tegen wijze waarop de voorzitter de feiten heeft weergegeven in de voorzittersbeslissing wordt daarop hierna, in rechtsoverweging 4.2, ingegaan.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2    De raad is van oordeel dat de door aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Voor zover klager heeft aangevoerd dat de door de voorzitter vastgestelde feiten eenzijdig en in het voordeel van verweerder zijn vastgesteld, deelt de raad die opvatting niet. In de voorzittersbeslissing hoeven niet alle feiten volledig te worden weergegeven, maar uitsluitend die feiten die voor de beoordeling van de klacht relevant zijn. Het is de raad daarbij niet gebleken dat feiten die nadelig zijn voor verweerder bewust zijn weggelaten in de beslissing. Ook overigens is niet gebleken dat de voorzittersbeslissing op onjuiste gronden tot stand gekomen is.  4.3    De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond bevonden.  4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. P. van Lingen en K.C. van Hoogmoed, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 april 2023

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 24 april 2023