Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-04-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2023:92
Zaaknummer
23-016/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht van een advocaat over een andere advocaat kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 3 april 2023 in de zaak 23-016/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 9 januari 2023 met kenmerk K 22/113, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Zowel klager als verweerster behartigen vanaf respectievelijk 2011 en 2016 de belangen van verschillende partijen in een nalatenschapsprocedure. Verweerster behartigt de belangen van mevrouw [B] en klager behartigt de belangen van de heer Van [N], de oom van [B]. Deze procedure loopt vanaf 1999 tot heden. 1.2 Op 30 augustus 2022 heeft verweerster in eerste instantie tevergeefs getracht om klager telefonisch te bereiken. Bij e-mail van diezelfde dag heeft klager aan verweerster het volgende geschreven:
U belde mij maar sprak niet in. Mocht uw telefoontje zijn ingegeven door een verzoek tot uitstelverlening in de verdelingsprocedure dan moet ik u teleurstellen. Ik zie geen enkele grond om u een nader uitstel te verlenen en zal mij tegen een dergelijk verzoek dan ook verzetten.
1.3 Op 30 augustus 2022 hebben klager en verweerster op een later moment telefonisch contact gehad. 1.4 Bij e-mail van 30 augustus 2022 heeft de echtgenoot van [B] het volgende aan verweerster (met klager in de cc) geschreven:
Jouw onderstaande e-mail vind ik ronduit amusant. Het spijt me dat meneer [klager] zulke slechte manieren heeft (ik herken mezelf er wel een beetje in ). Het valt wel te hopen, dat [klager] nog bij zinnen komt en instemt met jouw redelijke verzoek.
1.5 Bij e-mail van 30 augustus 2022 heeft verweerster aan [B] en haar echtgenoot (met klager in de cc) als volgt gereageerd op dat bericht:
Nee, die komt niet bij zinnen. Hij ging lekker doorprocederen. De naam van [H.] werd ook nog in het negatieve genoemd.’
1.6 Bij e-mail van 31 augustus 2022 heeft klager aan verweerster het volgende geschreven:
U gaat echter te ver, veel te ver door te suggereren dat ik niet bij zinnen kom. Dat dient u terug te nemen bij gebreke waarvan u zich bij uw deken dient te verantwoorden. Ik constateer dat u correspondentie met uw cliënt ‘’B’’ met mij deelt. Daarop zit ik niet te wachten en dat behoort u ook niet te doen.
1.7 Bij e-mail van 31 augustus 2022 heeft verweerster aan klager het volgende geschreven:
Ik ga mijn woorden niet terugnemen. Ik reageer op een mail van de echtgenoot van mijn cliënte waarin die aangeeft te hopen dat u bij zinnen komt en u alsnog zult instemmen met het verzoek de zaak naar de parkeerrol te verplaatsen. (…) Volgens mij is het antwoord geven aan de echtgenote van mijn cliënte met de zin dat u niet bij zinnen komt en dus niet akkoord zult gaan met het verplaatsen van de zaak naar de parkeerrol, niet grievend of kwetsend.
1.8 Op 8 september 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door zich in haar e-mail van 30 augustus 2022 onbetamelijk, onnodig grievend en onzorgvuldig jegens klager te uiten.
3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. De e-mail van de echtgenoot van haar cliënte aan verweerster is abusievelijk ook aan klager gestuurd. Verweerster heeft daarop gereageerd. De inhoud van die e-mail is niet onbetamelijk, onnodig grievend of onzorgvuldig
4 BEOORDELING 4.1 De voorzitter constateert dat verweerster een reactie op een e-mail van (de echtgenoot van) haar cliënte kennelijk abusievelijk ook (in cc) aan klager heeft gestuurd. De raad is van oordeel dat de door verweerster in deze e-mail gebruikte bewoordingen waarover klager klaagt (‘nee, die komt niet bij zinnen’) niet onbetamelijk, onnodig grievend of onzorgvuldig zijn. Bovendien is duidelijk dat deze e-mail niet voor klager bestemd was. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook geen sprake. Deze klacht is daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 april 2023.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 3 april 2023