Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-04-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2023:49
Zaaknummer
22-912/DB/LI
Inhoudsindicatie
Omdat de raad niet kan vaststellen dat (een gedeelte van) de klacht is ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennis genomen van het handelen of nalaten van verweerder acht de raad de klacht geheel ontvankelijk.
Inhoudsindicatie
Advocaat heeft gedurende meerdere jaren steeds nagelaten om opdrachten van zijn cliënt schriftelijk te bevestigingen en hem te wijzen op de kansen en risico’s in zijn zaken. Advocaat heeft twee zaken ca 14 maanden laten liggen en in een zaak een beroepstermijn laten verlopen.
Inhoudsindicatie
Het staat een advocaat vrij om aangifte te doen tegen een cliënt en hem daarvoor op voorhand te waarschuwen.
Inhoudsindicatie
Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Berisping
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 24 april 2023
in de zaak 22-912/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 17 mei 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 18 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-052 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 27 februari 2023. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager heeft de raad per e-mail van februari 2023 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
a) verweerder heeft de belangen van klager onvoldoende zorgvuldig behartigd;
b) verweerder heeft zich dreigend jegens klager uitgelaten
Klager heeft het volgende ter toelichting op zijn klacht naar voren gebracht:
2.2 Verweerder heeft in de twaalf zaken die hij voor klager heeft behandeld meerdere beroepsfouten gemaakt. Verweerder heeft in drie zaken meer dan een jaar niets gedaan en in een zaak pas na een jaar aan klager laten weten dat het instellen van een procedure geen kans van slagen had. Verweerder heeft in drie zaken de beroepstermijn laten verlopen. Verweerder heeft bewust gelogen en klager gechanteerd en gedreigd met het doen van aangifte wegens smaad/laster.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.
Ontvankelijkheid
4.2 De klacht heeft betrekking op de dienstverlening van verweerder in de periode van 2014-2021. De raad kan op grond van de stukken niet vaststellen wanneer het handelen dan wel nalaten van verweerder, waarop de klacht betrekking heeft, heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd hierover ook geen duidelijkheid verschaft en geen bewijsstukken overgelegd, waaruit blijkt wanneer de gedragingen waarop de klacht betrekking heeft, hebben plaatsgevonden. Omdat de raad niet kan vaststellen dat (een gedeelte van) de klacht is ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennis genomen van het handelen of nalaten van verweerder, zoals bedoeld in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet, acht de raad de klacht ontvankelijk en zal de raad de klacht inhoudelijk beoordelen.
4.3 Beoordeling
4.4 Vast staat dat verweerder steeds heeft nagelaten de opdrachten schriftelijk te bevestigen en dat hij klager niet op de kansen en risico’s in zijn zaken heeft gewezen, wat verweerder tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Ook indien, zoals verweerder ter zitting heeft verklaard, al jarenlang een advocaat/cliënt relatie bestaat dient een advocaat in iedere nieuwe zaak de opdracht van zijn cliënt schriftelijk te bevestigen en zijn cliënt te wijzen op de kosten en risico’s in die zaak. Verweerder heeft door, op ieder moment dat klager zich met een nieuwe zaak tot hem wendde, steeds te volstaan met de aanvraag van een nieuwe toevoeging, jegens klager niet de zorg betracht die van hem als advocaat verwacht had mogen worden, wat verweerder tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.
4.5 Als erkend staat voorts vast dat verweer twee zaken van klager ca 14 maanden heeft laten liggen en in een zaak een beroepstermijn heeft laten verlopen. Verweerder heeft de belangen van klager ook daardoor onvoldoende zorgvuldig behartigd, waarvan hem eveneens tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt.
4.6 Klachtonderdeel a is op grond van het bovenstaande gegrond.
4.7 De raad volgt klager niet in zijn verwijt dat verweerder zich dreigend jegens klager heeft uitgelaten. Verweerder heeft klager erop gewezen dat hij aangifte jegens klager zou doen, indien klager hem in zijn goede naam zou aantasten. Hiervan valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken Het staat een advocaat immers vrij om, na voorafgaand overleg met de deken, aangifte jegens een cliënt te doen en die cliënt er op voorhand op te wijzen in welk geval hij overweegt daartoe over te gaan. Klachtonderdeel b is ongegrond.
5 MAATREGEL
5.1 Vast staat dat verweerder gedurende een lange periode steeds heeft nagelaten de opdrachten schriftelijk te bevestigen en klager te wijzen op risico’s en kosten in meerdere zaken. Daarnaast heeft verweerder in twee zaken gedurende ruim een jaar niets gedaan en in een zaak een beroepstermijn laten verstrijken. De raad acht, gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en de lange periode waarin dit heeft plaatsgevonden, de maatregel berisping passend en geboden.
6 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
6.1 Omdat de raad de klacht [gedeeltelijk] gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
6.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
6.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 6.3;
Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. R. van den Dungen en U.T. Hoekstra , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 april 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 24 april 2023