Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-04-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2023:45
Zaaknummer
22-759/DB/LI
Inhoudsindicatie
Verzet. Ter zake de eerste verzet grond oordeelt de raad dat onderwerp van de procedure waarin verweerster haar cliënten bijstaat het al dan niet aanblijven van klager sub 1 als executeur is. Omdat niet is gebleken dat klager sub 2 hierdoor rechtstreeks in zijn belangen is getroffen heeft de voorzitter klager sub 2 wegens het ontbreken van een eigen belang terecht niet-ontvankelijk verklaard. Ter zake de tweede verzet grond oordeelt de raad dat de nagekomen stukken evenmin aanknopingspunten bevatten voor de juistheid van de klacht dat verweerster de op haar rustende waarheidsplicht heeft geschonden en de op haar rustende onderzoeksplicht heeft verzaakt. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 24 april 2023
in de zaak 22-759/DB/LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 7 november 2022 op de klacht van:
klagers
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 februari 2022 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 23 september 2022 heeft de raad het dossier met kenmerk K22-023 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 7 november 2022 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels niet-ontvankelijk, deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Op 5 december 2022 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzet tijdens de zitting van de raad op 6 maart 2023. Verschenen zijn klagers, bijgestaan door hun gemachtigde mevrouw B, en verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. S.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de beslissing van de voorzitter is gebaseerd, van het verzetschrift en van de volgende nagekomen stukken:
De e-mail met bijlagen van klagers d.d. 19 december 2022; De e-mail met bijlagen van klagers d.d. 20 december 2022; De e-mail van verweerster d.d. 29 december 2022; De e-mail met bijlage van klagers d.d. 9 januari 2022 14:07 uur; De e-mail met bijlage van verweerster d.d. 9 januari 2022 15:28 uur; De e-mail met bijlage van klagers d.d. 9 januari 2022 15:42 uur.
2 FEITEN en KLACHT
Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
3 VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
1. de voorzitter heeft klager sub 2 ten onrechte niet ontvankelijk verklaard. Doordat verweerster nodeloos heeft geprocedeerd is de boedel financieel benadeeld en zijn de onderlinge verhoudingen tussen de erfgenamen nog verder verstoord geraakt. Hierdoor is klager sub 2 in zijn belangen geschaad.
2. de voorzitter heeft de klacht ten onrechte ongegrond verklaard. Verweerster heeft de op haar rustende waarheidsplicht geschonden en de op haar rustende onderzoeksplicht verzaakt.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 Ter zake de eerste verzet grond oordeelt de raad dat onderwerp van de procedure waarin verweerster haar cliënten bijstaat het al dan niet aanblijven van klager sub 1 als executeur is. Omdat niet is gebleken dat klager sub 2 hierdoor rechtstreeks in zijn belangen is getroffen heeft de voorzitter klager sub 2 wegens het ontbreken van een eigen belang terecht niet-ontvankelijk verklaard. Ter zake de tweede verzet grond oordeelt de raad dat de nagekomen stukken evenmin aanknopingspunten bevatten voor de juistheid van de klacht dat verweerster de op haar rustende waarheidsplicht heeft geschonden en de op haar rustende onderzoeksplicht heeft verzaakt.
4.3 De raad is kortom van oordeel dat de verzet gronden van klagers niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok en J.A.J.A. Luijten, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 april 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 24 april 2023