Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-03-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2023:75

Zaaknummer

22-508/AL/GLD

Inhoudsindicatie

Klager heeft voor een minderjarige opgetreden in een letselschadezaak. Op enig moment heeft de moeder van de minderjarige de letselschadezaak geschikt, zonder tussenkomst van (het kantoor van) klager. Klager legt aan zijn klacht te onterechte veronderstelling ten grondslag dat verweerder bij de schikking heeft opgetreden namens de verzekeraar. Het verwijt dat verweerder geen informatie over de kwestie wil verstrekken aan klager is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 maart 2023 in de zaak 22-508/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:

klager over:verweerder

1 INLEIDING 1.1 Klager heeft bijstand verleend in een letselschadezaak. De bijstand werd gegeven aan een minderjarige die werd vertegenwoordigd door zijn moeder. Klager is een tijd waargenomen door zijn kantoorgenoot mr. L. Nadat onderhandelingen over een regeling waren gestrand heeft klager het dossier circa een jaar laten rusten. Toen hij na ongeveer een jaar weer contact opnam kwam hij erachter dat tussen de moeder en de verzekeraar een regeling was getroffen zonder zijn tussenkomst. 1.2 De klacht is gericht tegen de advocaat van de verzekeraar. Klager verwijt hem dat hij zonder zijn tussenkomst contact heeft gehad met de moeder en dat hij geen informatie over de regeling wil verstrekken. 1.3 Verweerder heeft aangevoerd dat de bijstand van klager tot een eind was gekomen en dat het klager in feite te doen is om vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. Verweerder betwist dat hij klachtwaardig heeft gehandeld. 1.4 De raad zal eerst het verloop van de procedure, de feiten waarop deze beslissing is gegrond en de klacht op een rij zetten. Daarna zal de raad de klacht beoordelen en ingaan op de door beide partijen aangevoerde argumenten.

2 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 2.1 Op 12 januari 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 2.2 Op 23 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 22/05 van de deken ontvangen. 2.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 februari 2023. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager heeft de raad voorafgaand aan de zitting laten weten dat hij niet op de zitting zou verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 2.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 2.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

3 FEITEN 3.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 3.2 Bij het kantoor van klager is vanaf 9 mei 2017 een letselschadezaak ondergebracht. De zaak betreft een ongeval uit 2011 waarbij het minderjarige slachtoffer (hierna: de zoon) (letsel)schade heeft opgelopen. De zoon wordt in de kwestie vertegenwoordigd door zijn moeder. De wederpartij is in eerste instantie C(…) Personenschade B.V. en later D(…) Personenschade (hierna gezamenlijk: de verzekeraar). 3.3 Bij e-mail van 12 november 2020 aan mr. L, een kantoorgenoot van klager en voormalig vertegenwoordiger van de zoon, schrijft de verzekeraar onder andere het volgende:

‘’Hiermee kom ik terug op de letselschadezaak van de heer (…).

Op de zitting van 20 augustus 2020 is u een regelingsvoorstel gedaan dat door uw cliënte werd afgewezen. Op 9 september 2020 heb ik u gebeld en opnieuw een regelingsvoorstel gedaan. U vroeg toen om bedenktijd tot en met 30 oktober 2020, hiermee heb ik ingestemd. De deadline van 30 oktober 2020 is verlopen; ik kreeg van u taal noch teken.

Namens mijn opdrachtgever verleng ik uw reactietermijn met drie weken, dat wil zeggen tot en met donderdag 3 december 2020. Na die dag komt bij non-acceptatie het voorstel te vervallen, kan er in rechte geen beroep meer op worden gedaan en wordt ons dossier gesloten.’’ 

3.4 Tussen 13 november 2020 en 26 november 2020 hebben mr. L en de moeder uitvoerig gecorrespondeerd over het voorstel van de verzekeraar. Uit de e-mails blijkt dat mr. L het voorstel van de verzekeraar redelijk acht. Zij adviseert de moeder om ermee in te stemmen. Mr. L heeft in een aantal tamelijk uitvoerige e-mails haar advies toegelicht aan de moeder. Uit de e-mails van de moeder blijkt dat zij niet kan instemmen met het voorstel van de verzekeraar. Uit haar e-mails blijkt in toenemende mate haar ontevredenheid over het verloop van de letselschadezaak en de bijstand van mr. L. 3.5 Informatie over de periode tussen 26 november 2020 en 8 oktober 2021 ontbreekt in het klachtdossier. 3.6 Bij e-mail van 8 oktober 2021 aan de verzekeraar heeft klager laten weten dat hij het dossier heeft overgenomen van zijn collega mr. L. Klager heeft verder geschreven:

“(…) Ik besef mij dat u dezerzijds enige tijd niets van ons heb vernomen. Ik zie in ieder geval wel dat regelmatig contact is geweest tussen mijn collega en cliënte. Dit heeft helaas tot niets geleid. Graag verneem ik of wij kunnen overgaan tot afwikkeling van deze langdurige zaak. Mocht dat niet lukken dan stel ik voor om de zaak in overleg voor te leggen aan commissie LLZ van het Verbond van Verzekeraars.”

3.7 Op 2 november 2021 heeft de verzekeraar als volgt gereageerd:

“(…). Deze zaak is wat ons betreft afgewikkeld, een verwijzing naar de commissie LLZ is derhalve niet aan de orde.”

3.8 Klager heeft dezelfde dag als volgt geantwoord:

“U geeft aan dat het dossier u betreft is afgewikkeld. Wat ons betreft uiteraard niet. De letselschadezaak van slachtoffer is nimmer afgewikkeld.

Wilt u met mij in overleg voor verdere behandeling van de zaak? Of zal ik de zaak voor leggen aan de rechter?

Wilt u overleggen met u opdrachtgever en mij nader berichten? Graag verneem ik van u.”

3.9 Bij e-mail van 8 december 2021 aan klager reageert de verzekeraar als volgt:

“Deze schadezaak is inmiddels afgewikkeld. Voor een antwoord op uw verdere vragen verwijs ik u naar [de moeder].”

3.10 Op 9 december 2020 om 9.24 uur heeft klager aan de verzekeraar gevraagd hoe het kan dat de schade is afgewikkeld, rechtstreeks met de moeder en zonder tussenkomst van een medewerker van zijn kantoor. 3.11 Dezelfde dag om 9.27 uur heeft klager een bericht aan de moeder gestuurd met de vraag of het klopt dat de schade is afgewikkeld. De moeder heeft daarop laten weten dat de schade afgewikkeld is. Klager heeft haar er vervolgens op gewezen dat dat niet de afspraak was en dat nog kosten rechtsbijstand tot een bedrag van € 12.000 open staan. 3.12 Om 14.24 uur heeft klager het volgende geschreven aan de verzekeraar:

“Wilt u mij vooruitlopend al informeren welke afspraken met cliënte zijn gemaakt ter zake de openstaande buitengerechtelijke kosten in deze zaak?

Zoals u weet staat aan buitengerechtelijke kosten nog een totaalbedrag open van € 11.671,27. Graag verneem ik van u.”

3.13 Bij e-mail van 9 december 2021 aan klager heeft verweerder het volgende geschreven:

“[Verzekeraar] stelde mij de recente mailwisseling tussen u en [verzekeraar] in handen. Over gemaakte afspraken kunnen aan derden - waaronder u - geen mededelingen worden gedaan. Wat betreft uw vermelding inzake klachtwaardig handelen geef ik u in overweging uw dossier nog eens goed te bekijken. Wellicht dat u na raadpleging van uw dossier concludeert dat ook als het gaat om klachtwaardig handelen, het dossier beter gesloten kan blijven. Tot slot meld ik u dat op nadere verzoeken om informatie of betaling aan [verzekeraar] of mij om bovenstaande redenen niet meer gereageerd zal worden, eventuele andersoortige berichten kunt u aan mij zenden. (…)”’

3.14 Op 10 december 2021 heeft klager de moeder gevraagd om informatie over de afwikkeling. Hij kondigt aan dat de buitengerechtelijke kosten op haar verhaald zullen worden indien als een reactie uitblijft. 3.15 Op 27 december 2021 heeft klager het volgende aan verweerder geschreven:

“(…) Ik kan de inhoud van uw mail helaas niet volgen. Beschikt u wel over het dossier? Zo ja, hebt u het dossier wel goed bestudeerd? Klaarblijkelijk niet. Ondergetekende is de advocaat van [de moeder] en haar zoon (…) in de letselschadezaak van [de zoon]. Wilt u mij dringend uitleggen waarom en op welke wijze uw opdrachtgever rechtstreeks met cliënte de letselschadezaak van [de zoon] heeft afgewikkeld?

Mocht ik binnen 2 dagen geen reactie ontvangen dan wend ik mij tot uw deken.’’

3.16 Bij e-mail van 5 januari 2022 aan klager heeft verweerder onder meer als volgt gereageerd:

“(…) Wat daar verder ook van zij, op welke grond er dezerzijds gehoudenheid zou bestaan uw vragen te beantwoorden geeft u niet aan. Ik volsta derhalve met de constatering dat de zaak als zodanig is afgewikkeld, en dat u meent aanspraak te kunnen maken op betaling van kosten.

Waarom er - mede gezien de keuze van mevrouw zich rechtstreeks tot [verzekeraar] te wenden - gehoudenheid zou zijn kosten te voldoen, geeft u niet aan.

Ik volsta derhalve met de constatering dat de zaak als zodanig is afgewikkeld, en dat u meent aanspraak te kunnen maken op betaling van kosten(…)

Een eventuele aanspraak van uw zijde zal bovendien slechts met inachtneming van uw handelwijze – of het gebrek daaraan - in deze zaak beoordeeld moeten worden.

Dezerzijds is van enige toegevoegde waarde van uw betrokkenheid niet gebleken.”

3.17 Op 12 januari 2022 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken. 3.18 Uit een bericht van 25 februari 2022 van klager aan de deken blijkt dat de moeder klager op de hoogte heeft gesteld van de inhoud van de regeling.

4 KLACHT 4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. a) Verweerder heeft rechtstreeks contact opgenomen met de moeder. b) Verweerder heeft de letselschadezaak zonder tussenkomst van klager afgewikkeld en verweerder heeft geweigerd om klager informatie te verstrekken over de afhandeling van de letselschadezaak van de cliënt van klager. 4.2 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

5 VERWEER 5.1 Verweerder heeft de juistheid van de klacht betwist. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

6 BEOORDELING

Ontvankelijkheid

6.1 De raad kan op grond van het klachtdossier niet goed vaststellen of klager, althans zijn kantoor, in/na oktober 2021 nog optrad voor moeder en zoon. Uit de e-mails die tussen 12 november 2020 en 26 november 2020 zijn gewisseld blijkt dat de moeder niet akkoord wilde gaan met het voorstel van de verzekeraar, ondanks het uitdrukkelijke advies van mr. L om dat wel te doen. Uit de e-mails blijkt verder dat de moeder steeds ontevredener werd over de bijstand van mr. L. Tot slot blijkt uit het dossier zoals dat door klager aan de raad is voorgelegd dat tussen eind november 2020 en begin oktober 2021 niets is gebeurd in het dossier. Dit alles doet vermoeden dat een breuk tussen moeder en zoon enerzijds en mr. L en het kantoor van klager anderzijds eind 2020 aanstaande was. Uit niets kan worden afgeleid dat die breuk vervolgens ook mondeling of schriftelijk is uitgesproken. 6.2 Omdat klager niet op de zitting aanwezig was en op dit punt dus geen opheldering heeft kunnen verschaffen en omdat verweerder niet heeft weersproken dat klager nog voor moeder en zoon optrad, zal de raad er niettemin van uitgaan dat klager nog de advocaat van moeder en zoon was en dat hij aldus belang heeft bij de klacht.

Klachtonderdeel a)

Verweerder heeft geen contact gehad met de moeder

6.3 Klachtonderdeel a is ongegrond. De raad kan niet vaststellen dat verweerder contact heeft gehad met de moeder. Verweerder heeft op 5 januari 2022 aan klager geschreven dat de moeder contact heeft opgenomen met de verzekeraar en dat de schade toen is afgewikkeld. Dat verweerder daar geen betrokkenheid bij had acht de raad aannemelijk; de communicatie verliep eerder ook steeds met de verzekeraar zelf. Klager heeft aldus zijn stelling dat verweerder rechtstreeks contact heeft opgenomen met de moeder onvoldoende feitelijk onderbouwd.

Klachtonderdeel b)

Verweerder was niet gehouden om informatie te verstrekken

6.4 De raad ziet geen grond waarop verweerder verplicht was om aan klager informatie te verstrekken over de afwikkeling van de schade, ongeacht of klager nog de advocaat van  moeder en zoon was of niet. Klager heeft zijn stelling op dit punt onvoldoende onderbouwd. Klachtonderdeel b is ongegrond. 6.5 Het verwijt dat verweerder de letselschadezaak zonder tussenkomst van klager heeft afgewikkeld is ongegrond. Bij klachtonderdeel a heeft de raad immers al vastgesteld dat verweerder geen betrokkenheid heeft gehad bij de afwikkeling van de schade. Ook in zoverre is klachtonderdeel b ongegrond. 

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen, F.B.M. van Aanhold, P.Th. Mantel en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2023.

Griffier                                                                                           Voorzitter

Verzonden d.d. 20 maart 2023