Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-03-2023
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2023:37
Zaaknummer
220127
Inhoudsindicatie
Ongegronde klacht over eigen advocaat. Verweerder is niet buiten de aan hem toekomende vrijheid getreden met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak dient te behandelen. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat een ernstige vertrouwensbreuk tussen hem en zijn cliënt was ontstaan, zodat verweerder goede grond had zich aan de zaak te onttrekken. Verweerder heeft dit tijdig, met voldoende voorlichting en zorgend voor uitstel van de mondelinge behandeling, in overeenstemming met hetgeen is bepaald in Gedragsregel 14 lid 3, gedaan. Bekrachtiging beslissing raad.
Uitspraak
Beslissing van 20 maart 2023
in de zaak 220127
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 4 april 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 22-014/A/A). In deze beslissing is de klacht van klager zowel ten aanzien van klachtonderdeel a) als ten aanzien van klachtonderdeel b) ongegrond verklaard.
1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:59 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 4 mei 2022 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
de stukken van de raad; het verweerschrift van verweerder; een e-mail van klager van 29 december 2022.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 23 januari 2023. Daar zijn klager en verweerder verschenen. Zij hebben beiden het woord gevoerd en hun standpunten toegelicht.
3 FEITEN
3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.2 Klager en zijn ex-echtgenote zijn verwikkeld in een procedure over de waardering en verdeling van de goederengemeenschap bij de rechtbank Almelo. Klager werd in deze procedure in eerste instantie bijgestaan door mr. J., een kantoorgenoot van verweerder. Namens klager heeft mr. J. op 12 maart 2021 een verweerschrift ingediend bij de rechtbank. In dit verweerschrift (in alinea 23) staat onder meer het volgende:
“(…) D(…)B.V.
De man ziet zich zoals reeds opgemerkt gelet op de huidige bedrijfsvoering gedwongen de aandelen in D(…) B.V. te verdelen (evenals dat hij hierdoor K(…) B.V. en S(…) B.V. niet onverdeeld wenst te laten). Nu de vrouw zoals gezegd met directieve functie werkzaam is in de goed draaiende dochteronderneming K (…) B.V. die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt is het de vrouw die belang heeft bij toedeling van de aandelen in het moederbedrijf D (…) B.V.. De man is gelet op het voorgaande van mening dat de aandelen in D (…) B.V. (samen met K(…) B.V.) aan de vrouw kunnen worden toebedeeld onder verrekening van de waarde; (…)”
3.3 Op 17 augustus 2021 stond in deze procedure een zitting gepland.
3.4 Op 29 juli 2021 heeft mr. J. een e-mail aan klager gestuurd met als bijlage een ‘tabel verdeling huwelijksgemeenschap’. Deze e-mail houdt onder meer het volgende in:
“Bijgaand treft u de (uitgebreide) tabel verdeling huwelijksgemeenschap op die ik zal indienen bij de Rechtbank. Dit omvat tevens de reactie op het laatste stuk van mr. E(…) [HvD: advocaat van de ex-echtgenote]. Graag ontvang ik uw op- en/of aanmerkingen, dan wel uw akkoord. Zekerheidshalve geef ik alvast aan dat ik de tabel niet veel langer meer kan maken en dat deze uiterlijk volgende week donderdag (5 augustus) aan de rechtbank moet worden gestuurd.(…)
Wat betreft de aandelen in de B.V.'s het volgende. Ik nam daar nu – in tegenstelling tot uw verweerschrift - over op dat de B.V.’s onverdeeld moeten blijven, nu ik begreep dat dit is wat u nu wil. Ik legde u al meermaals uit dat de rechtbank de B.V.'s zal gaan verdelen indien één van de partijen dat wil (mevrouw S(…) wil dit nu). De rechtbank zal de B.V.'s dan niet onverdeeld laten (50/50 is onverdeeld). Daarbij acht ik het gelet op de uitermate verstoorde verhoudingen tussen u en mevrouw S(…) ook zeer onverstandig om dit te doen. De keuze is verder aan u.(…)”
3.5 Bij e-mail van 30 juli 2021 heeft mr. J. klager, onder meer het volgende meegedeeld:
“U schrijft dat u niet akkoord bent met indiening van het stuk dat ik na veel correspondentie en besprekingen met u en door zoveel mogelijk wat u wilt daarin te betrekken opstelde afgezet tegen wat er rechtens verstandig en mogelijk is. U wilt dat ik alles nu weer omgooi en daartoe ben ik na al het werk dat ik er al in stopte niet bereid nog afgezien van dat het u met name te doen is op het reageren op de wijze waarop de wederpartij reageert terwijl ik als advocaat rechtens verantwoorde standpunten namens u moet innemen en naar voren moet brengen om u goed bij te staan. (…) U huurt mij als deskundige in echter neemt mijn adviezen vervolgens niet ter harte. Dit is uw goed recht echter houdt het voor mij dan op. Ik krijg uw akkoord om het stuk dat ik aan u presenteerde met de producties in te dienen (…) en als u dat akkoord niet geeft houdt het op dan kan ik niets indienen. (…) Indien u geen vertrouwen meer in mij heeft, dan zal onze werkrelatie moeten eindigen en zal u op zeer korte termijn een andere advocaat in de arm moeten nemen.”
3.6 Wegens ziekte en verschil van inzicht over haar dienstverlening aan klager, heeft mr. J. op 2 augustus 2021 besloten de belangen van klager niet langer te behartigen. Verweerder heeft de behandeling van de zaak vervolgens van mr. J. overgenomen.
3.7 Op 3 augustus 2021 heeft klager een e-mail verzonden aan verweerder en in cc aan mr. J. Deze e-mail houdt onder meer het volgende in:
“(…) Ook voor wat betreft het door mij op 29 juli ontvangen 1e concept van tabel verdeling huwelijksgemeenschap kon ik het akkoord nog niet geven ivm het nog moeten aanpassen van eea maar ook gaf ik aan het format van matrix onpraktisch en onwenselijk te vinden en een format van alinea stijl de voorkeur te geven en daarbij het benoemen van standpunten van vrouw weg te laten en liever voor wat betreft het benoemen van zaken over wederpartij dat eea aan gestelde onjuist en misleidend is.
Mede naar aanleiding van het gesprek “vandaag” met dhr. de V(…) dunk mij dat dit laatste -mijn “aandringen” op afwijken van matrix vorm richting lijst vorm en weglaten van 3e kolom omtrend "omschrijving standpunt vrouw” de kern van ontsporing is waarbij naar ik vrees bepaalde “communicatie storingen” en ik denk door mij verkeerd wellicht begrepen aspect over het format een langs elkaar heen speken heeft veroorzaakt, waarbij ik ook eea verkeerd begrepen heb qua functie van het stuk en vrijblijvendheid van format (waarbij ik met een educated guess de rol van kolom met het zelf benoemen van standpunt wederpartij een check-functie ontstaat of partijen elkaar elkaar goed begrepen hebben).(…)”
3.8 Op 4 augustus 2021 heeft verweerder de zaak telefonisch met klager besproken. Verweerder en klager waren overeengekomen om twee korte aanpassingen aan te brengen in de tabel huwelijkse boedelverdeling, hetgeen verweerder heeft bevestigd per e-mail van dezelfde datum. Blijkens de e-mail zouden verweerder en klager in de daaropvolgende dagen nog contact hebben over hoe zij de zitting van 17 augustus 2021 zouden voorbereiden en op welke wijze verweerder klager ter zitting zou bijstaan. Afgesproken werd dat zij op 6 augustus 2021 telefonisch overleg zouden voeren. Verweerder heeft voornoemd stuk (tabel huwelijkse boedelverdeling) namens klager ingediend bij de rechtbank. Deze tabel houdt onder meer het volgende in:
“(…)
Aandelen in D(…) B.V.
(…)
De man wenst dat ieder der partijen de eigen aandelen in D(…)B.V. houdt. Dit kan zonder nadere verrekening geschieden. Het benoemen van een deskundige ter waardering van de aandelen is derhalve niet nodig en dient te worden afgewezen.
(…)
Aandelen in K(…) B.V.
De 55% aandelen in K(…) B.V. kunnen – bij het behouden van de aandelen in D(…) B.V. in D(…) B.V. blijven. Het benoemen van een deskundige ter waardering van de aandelen is derhalve niet nodig en dient te worden afgewezen. De man betwist overigens nadrukkelijk de door de vrouw opgevoerde ‘lagere waarde’ ad. € 50.000
Aandelen in S(…) B.V.
De 100% aandelen in S(…) B.V. kunnen – bij het behouden van de aandelen in D(…) B.V. in D(…) B.V. blijven. Het benoemen van een deskundige ter waardering van de aandelen is derhalve niet nodig en dient te worden afgewezen.
(…)”
3.9 Klager heeft verweerder op 6 augustus 2021 alsnog een uitgebreide e-mail gestuurd met opmerkingen ten aanzien van hetgeen zij op 6 augustus 2021 hebben besproken. In deze e-mail staat onder meer het volgende:
“(…)Voor wat betreft verdere zaken die benoeming behoeven benoem ik nog het bovenstaand reed aangestipte niet onbelangrijke voor wat betreft de vandaag (5 aug) verzonden stukken waarin één van de besproken verandering en als punt op i niet meer meegenomen blijkt, zijnde het in tabel element “D(…) BV” waarbij in de aanpassingen van de omschrijving “en ieder volledig directielid” in “en ieder volledig handels bevoegd directie lid” niet heeft plaatsgevonden. Het is niet fnuikend maar er is in de follow-up richting de zitting op dit en verschillende ander aspecten rondom de BV aandacht te hebben voor specifieke belangrijke zaken zoals van het aspect dat ik niet zomaar aandeelhouder ben op basis van huwelijkse gemeenschap met aanspraak op aandelen van ex-vrouw in spé maar dus aandelen op naam heb en D(…) BV opgericht is rondom mijn eerste stamrecht en dat ik in zakelijke transitie in later stadium K(…) B(…) vanuit VOF naar BV voor 55% in “ons” bezit kwam via D(…) en 45% bij bevriend zaken echtpaar in door hun (ons voorbeeld volgend) opgerichte stamrecht BV W(…) BV, en dat D(…) en W(…) (en daarmee ook ik) feitelijk het management over directie van K(…) B(…) voeren en directie van opdracht voorzien als aandeelhouders, en ik daar altijd een belangrijke rol in heb gespeeld maar nu (sinds begin 2020) daarin vanwege kritische benoeming van falend functioneren geweerd word en dit in de eerder nog harmoniserende scheidings-dynamiek een kantelpunt is geworden en neerwaardse diepe (kamikaze) duik-vlucht heeft veroorzaakt en de communicatie en afstemming op alle vlakken op onhoudbare wijze afgekapt is en dit door de heersende uitputtende andere zaken door mij ook niet (juridisch of anderzins) meer met zakenpartners aangeroerd is en met ex-vrouw in spé (die onverlet scheiding zakelijk verbonden blijft) dit wegens de onhoudbare blokkades en met vreemde redenaties afkappen verder ook niet opschiet voorals nog en hiervoor eigenlijk ook richting de Rechtbank eea te benoemen is, en daarbij te benoemen is dat het mij proberen te dumpen via de echtscheidings-procedure niet aan de orde kan zijn.(…)”
3.10 Bij e-mail van 6 augustus 2021 heeft verweerder klager, voor zover relevant, het volgende geantwoord:
“Bij bestudering van het dossier kom ik tot de conclusie dat er geen andere weg is dan dat de woning en de waarde van de ondernemingen door een deskundige getaxeerd moeten worden en dat de rechtbank ook in die zin zal beslissen. (…) Aangezien mevrouw S(…) en haar compagnon hun dagelijkse werkzaamheden en inkomsten hebben in De K(…) B(…) B.V. is er geen andere mogelijkheid dan toescheiding van alle aandelen aan haar, uiteraard met inachtneming van de eisen in de statuten en verrekening van de helft van de waarde. Mr. J(…) heeft u dit ook al diverse keren voorgehouden, maar het is mij duidelijk dat u dit anders ziet en blijft zien. Als advocaat draag ik de volledige verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de opdracht. Ik mag evenwel geen handelingen verrichten tegen de kennelijke wil van mijn cliënt. Ik maak uit het dossier op dat Mr. J(…) er alles aan heeft gedaan om uw belangen zo goed mogelijk te behartigen. Uit uw email van hedenochtend, door u opgesteld nadat u en ik de afgelopen dagen ontzettend veel moeite hebben gedaan om op één lijn te komen, kan ik tot geen andere conclusie komen dan dat ik er geen vertrouwen in heb dat ik de zaak overeenkomstig uw wensen af zal kunnen ronden. Ik heb daarom geen andere keuze dan de opdracht neer te leggen. Gezien de inhoud van het dossier zie ik ook geen mogelijkheden dat een andere medewerker van ons kantoor de opdracht zal kunnen overnemen. Ik zal de rechtbank en Mr. E(…)berichten dat ons kantoor niet langer voor u optreedt. Uiteraard zal ik de rechtbank verzoeken de behandeling van de zaak op 17 augustus uit te stellen. Maar het is aan de rechtbank wat de beslissing zal zijn op het uitstelverzoek. Ik adviseer u met de grootst mogelijke spoed een opvolgende advocaat te zoeken. Dan kan deze ook bij de rechtbank om uitstel vragen. Zoals u inmiddels heeft ervaren bij de eerste voorlopige voorziening heeft u een advocaat nodig om namens u op te treden. Het spijt mij dat ik u niet anders kan berichten. Uiteraard ben ik bereid het voorgaande vandaag telefonisch toe te lichten. Ik ben vandaag tot 16 uur bereikbaar.”
3.11 Klager heeft op 6 augustus 2021 naar aanleiding van verweerders e-mail telefonisch contact met hem opgenomen. Ter bevestiging van het telefoongesprek heeft verweerder klager het volgende bericht gestuurd:
“U belde mij om 15.45 uur om te vertellen dat u wel vertrouwen in mij heeft en dat u heel graag wilt dat ik de zaak voor u afrond. Ik heb u nogmaals verteld dat ik mijn ernstige twijfels heb. U gaat mij dit weekend een mail sturen. U vertelde mij ook dat u inmiddels met mevrouw S(…) overleg heeft gevoerd en dat ik volgens u een brief van haar advocaat kan verwachten die een opening uit de impasse kan bieden. Ik ben bereid deze brief af te wachten alvorens definitief de zaak neer te leggen. Dit omdat u zo aandringt dat ik de zaak voor u afrond. Indien ik maandag de bedoelde brief niet heb ontvangen, dan zal ik alsnog mijn werkzaamheden voor u neerleggen. Ik heb geprobeerd duidelijk te maken dat het desondanks van belang is dat u op zoek gaat naar een andere advocaat, voor het geval wij er onverhoopt toch niet uitkomen. Hoe korter voor de zitting om uitstel wordt gevraagd, hoe kleiner de kans dat het verzoek tot uitstel zal worden gehonoreerd. Tenslotte hecht ik eraan dat ik slechts door wil gaan indien u accepteert dat (de aandelen in) D(…) BV en de De K(…) B(…) BV aan mevrouw S(…) worden overgedragen (met inachtneming van de statuten en verrekening van de helft van de waarde). Dit ongeacht de vraag of de aandelen van De K(…) B(…) in de huwelijksgemeenschap vallen. S(…) kan dan aan u worden overgedragen (zoals mevrouw S(…) al heeft aangeboden). Met deze mail kom ik tegemoet aan uw zeer indringende verzoek om mijn werkzaamheden niet neer te leggen. Ik hoop dat het goed zal uitpakken. Eventuele nadelige gevolgen zijn geheel voor uw rekening en risico.”
3.12 Klager heeft op 11 augustus 2021 een uitvoerige e-mail gestuurd aan verweerder en aan mr. J. Deze e-mail houdt onder meer het volgende in:
“(…) Het door mevr. J(…) weer oppakken van zaken is -zoals ik het zie- niet alleen voor de hand liggend is maar tot op bepaalde hoogte haast een vereiste vanuit de inmiddels diepgaande achtergrond en detail kennis die zij van zaken heeft en die wij samen (met de klaarblijkelijk nodige-?- strubbelingen) zo helder als mogelijk (onder het strenge insnoerende format-regiem dat klaarblijkelijk richting de Rechtbank aangehouden moet worden) op schrift hebben gesteld en zaken al vergaand op de rit hadden maar zoals gemeld (en inmiddels voltrokken) hierin nog aanpassingen voor wat betreft laatstelijk gezonden stukken nodig was.(…)
De conclusie van onderhavig schrijven is dat mevr. J(…) -die formeel ook nog aan de zaak verbonden is- zich nu weer actief aan de zaak verbind waartoe ik graag per ommegaand asap kort contact heb zodat hemel en aarde nog bewogen kunnen worden en er nog iets vor de zitting gefrabriceerd kan worden dat hoogst nodig is. (…)
U begint uw schrijven van 6 aug.’21 11:40 met een valse voorstellingen van zaken en een onjuiste -feitelijke leugen- rondom de doorzending aan mij van het (tal van zaken onbenoemd latende) antwoord van mevr. E(…) van 5 aug.’21 op aan haar gezonden brief van 23 juli .(…)
Uw schrijven lijkt vooral een vanaf eerste alinea opbouwende motie van wantrouwen jegens mij en dit acht ik onterecht en onacceptabel en indien mij iets te verwijten zou zijn is dit rechtstreeks te bespreken en op te lossen of helder te stellen en niet via een valselijk exit-plan via omwegen en omdraaiingen en daarbij intimiderend direct met onttrekkings-dreigingen en zaken kort door de bocht stellen uit te laten vliegen waarbij ik telkens het herstel van (steeds meer) brokken die u maakt moeizaam zelf blijk te moeten doen en vooral zelf druk ben (en onder de druk dreig te bezwijken) zoals ik dat ook vanuit de spagaat van mevr. J(…) heb moeten doen en ik (en wij) vooral dit soort zaken druk lijken ipv de opmaat naar zitting en er per saldo voor follow-up na eerst weer gezamelijk op te trekken na mijn herstel duidingen nu weer van alles spaak loopt, waarover navolgend nog meer.(…)
U moet uw beklag en uw onttrekkings bewegingen en impulsen ernstig bijstellen en uw eigen falen en contra-productief handelen erkennen waarbij u voor wat betreft uw opmerkingen over efficient en zorgvuldig werken ook erkennen moet dat zaken helemaal niet goed en efficient lopen en dit oa ook komt door wijze van werken (die ik uberhaupt vanuit mijn ervaringen met de advocatuur en andere kantoren en advocaten binnen uw beroepsgroep op div. punten ernstig tekort vindt schieten) (…)
U sluit de 3e alinea af met verdere valselijke veronderstellingen en onttrekkings-dynamiek aanjagende en optuigende verkeerde schildering van beeld rondom de gangen van zaken en afstemmingen met mevr. J(…) en doet dat met een benoemen van vertrouwens-crisis uwerzijds waarbij u benoemd geen vertrouwen te hebben in bijstellingen die u van mij verwacht , terwijl bijstelling mijnerzijds op uw valse veronderstelde niet aan de orde is en u zich vooral zelf daarin in analyse en houding moet bijstellen waarbij u zich hebt bij te stellen rondom het beeld dat u vreemder wijze hebt en valselijk schildert waarbij eea aan de wrijvingen en strubbeling met mevr. J(…) die u schildert zich heel anders verhouden als u doet voorkomen waarbij overigens eea aan strubbelingen voor een belangrijk deel woekerende uitwerkingen zijn van door weder-partij opgeworpen drempels, blokkades en andere ongerijmdheden waaronder misleidende en feitelijk schadende en ook als smaad en laster te kenmerken omstandigheden en hoe hier dan al dan niet mogelijk op te reflecteren is de grondslag vormen van bepaalde touwtrekkerij.(…)
Tot mijn schrik lees ik nu recent pas dat uw brief van 6 aug. van later in de middag ook nog breekpunten benoemd rondom de BV’s en dat ik daarin gedwee aan een onteigening moet meewerken zonder hier tegen te ageren en dit nu juist nog uit te leggen punt was en ik dit onderhavig ook gedaan heb en waaruit naar ik stel voldoende duidelijk heb gemaakt dat dit element al een koers gevaren wordt die ik zo niet laat doorkruisen en in de wielen laat rijden vanuit het grote belang… en dat had u als u stukken die u nb zelf ingezonden heb t goed bestudeerd had begrepen en had u dit nooit als onderhavig als een breekpunt ingezet hebben mogen worden en al helemaal niet zoals mij te kakken zet en in de kou laat staan.
U lijkt vooral het conflict en de onttrekking na te jagen doordat u die dynamiek jaagt die dynamiek voordurend aan en tracht uw gebrek aan vertrouwen om te buigen in onttrekkings-dynamiek en leunt mij ook een misplaatst niet vertrouwen aan waarop u de samenwerking wilt ontbinden, en het lijkt alsof u mij via soort van schopstoel-construct via conflict makerij en opstoken van gemoederen wilt laten hangen. (…)
Ik ben uitgeput en hoop op constructieve positieve terugkoppeling en per saldo een voorspoedig oppakken door mevr. J(…) waartoe ik alle aanleiding zie en in haar het meest mijn vertrouwen kan stellen en inmiddels mede vanuit de ontstane tijdsdruk en niet meer op kan vertrouwen dat dhr. De V(…) danwel wie dan ook dit nog kan en dat is dus geen motie van wantrouwen richting dhr. De V(…) op basis waarvan hij zich zou kunnen onttrekken maar een pure concrete vaststelling wat onverlet laat dat het vertrouwen dat ik hem meermaals schonk wel ernstige averij heeft opgelopen maar dit per saldo allemaal irrelevant is daar waar mevr. J(…) de boel nog kan redden en daartoe heb ik het liefst per omgaande contact.(…)”
3.13 Verweerder heeft klager hierop bij e-mail van 12 augustus 2021 als volgt bericht:
“Heden ontving ik uw uitgebreide e-mail, waarin u onomwonden laat weten geen enkel vertrouwen in mij te hebben. Mij (en daarmee ook de andere medewerkers van [het kantoor]) rest thans geen enkele andere mogelijkheid dan de opdracht met onmiddellijke ingang neer te leggen. Ik verwijs u voor een nadere toelichting naar de scan van bijgevoegde brief die ik heden per post aan u doe toekomen. U zult zo meteen scans ontvangen met betrekking tot de berichtgeving aan de Rechtbank en Mr. E(…). U treft aan als bijlage de produkties die Mr. E(…) heden zond aan de Rechtbank. Zoals u zult lezen betreft dit een aantal pagina's van prod. 23 die dezerzijds is gezonden aan de rechtbank. U dient per ommegaande op zoek te gaan naar een opvolgend advocaat. Wij zullen in overleg met hem of haar de zaak overdragen.”
3.14 Bij e-mail van 16 augustus 2021 heeft verweerder klager vervolgens als volgt bericht:
“De rechtbank heeft ons bericht dat de zitting van 17 augustus niet doorgaat en dat u een termijn wordt gegund om een nieuwe advocaat te vinden. Ik ga er van uit dat u hier onmiddellijk mee aan de slag gaat teneinde deze advocaat voldoende voorbereidingstijd te geven. De rechtbank zal wel de echtscheiding uitspreken in een tussenbeschikking. Ik ga er van uit dat deze rechtstreeks aan u zal worden verzonden. U kunt deze tussenbeschikking met uw nieuwe advocaat bespreken.”
3.15 Op 16 augustus 2021 heeft klager bij de deken over verweerder een klacht ingediend.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.Klager verwijt verweerder het volgende:
a) Klager is niet tevreden over de wijze van behandeling van zijn zaak door verweerder.
b) Verweerder heeft zich zonder afdoende reden onttrokken aan de zaak.
4.2 Ter toelichting op zijn klacht heeft klager in het beroepschrift – voor zover hier relevant – het volgende vermeld:
“(…)Om een vorm van orde te creeeren in de verwarrende puinhopen die van zaken gemaakt zijn in de tuchtrechtelijk gremia stel ik onderhavig heel expliciet dat effectief de kern en quintessence van de onttrekking voorop die erin gelegen is dat ik, tegen ingezette koers in, en tegen de redelijkheid en billijkheid van heersende omstandigheden en dynamieken in, onder dreiging van onttrekking mijn aandelen zonder slag of stoot zou moeten aanbieden, en dat een breekpunt is dat enorm ongerijmd is zoals ik uitgelegd en geobjectiveerd heb en dat zich anders verhoud dan in klachtdefiitie van deken die Raad heeft overgenomen met :b) Verweerder heeft zich zonder afdoende reden onttrokken aan de zaak.” en de kern dus is dat de onhoudbaarheid van eis en dwinging prominent aan de kaak te stellen zijn.(…)
5 BEOORDELING
overwegingen raad
5.1 De raad heeft klachtonderdeel a) ongegrond verklaard en daartoe – kort samengevat – overwogen dat het klachtdossier geen steun biedt voor het standpunt van klager dat verweerder op enigerlei wijze onbeschoft naar hem is geweest, dan wel haaks op de ingezette koers de zaak heeft behandeld. De raad wijst erop dat uit de e-mail van verweerder van 4 augustus 2021 blijkt dat verweerder en klager overeenstemming hadden bereikt over de aanpassingen in de stukken die bij de rechtbank moesten worden ingediend. Klager heeft in zijn e-mail van 6 augustus 2021 desondanks allerlei opmerkingen bij de stukken geplaatst. Uit die opmerkingen valt echter niet af te leiden dat deze waren ingegeven door een door verweerder ingezette andere koers dan met klager was besproken. De raad ziet evenmin aanknopingspunten voor de stelling van klager dat verweerder zijn aandelen in de aanbieding deed. Verweerder heeft klager naar zijn beste weten en inzicht geadviseerd hoe hij dacht dat de rechter zou omgaan met de aandelen indien partijen zelf daarover geen overeenstemming zouden bereiken.
5.2 De raad heeft klachtonderdeel b) ongegrond verklaard en daartoe – kort samengevat – overwogen dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich aan klagers zaak te onttrekken. De raad wijst erop dat het de advocaat vrijstaat zijn werkzaamheden te beëindigen en hij daartoe, als de vertrouwensbasis is komen te vervallen, zelfs gehouden kan zijn. Omdat er geen vertrouwensbasis meer was tussen klager en verweerder had verweerder geen andere keuze dan zich aan de zaak te onttrekken. Verweerder heeft daarbij zorgvuldig gehandeld door zijn beslissing tijdig kenbaar te maken aan klager en hem er meerdere malen op te wijzen dat hij op zoek moet gaan naar een andere advocaat. Verweerder heeft er bovendien voor gezorgd dat de zitting van 17 augustus 2021 werd uitgesteld.
beroepsgronden
5.3 Klager komt in diens beroepschrift op tegen de beslissing van de raad en overwegingen daartoe ten aanzien van beide klachtonderdelen. Klager voert – kort samengevat – het volgende aan.
De raad heeft niet alle relevante feiten in de beoordeling betrokken en is ten onrechte hoofdzakelijk uitgegaan van citaten uit door verweerder opgestelde stukken, terwijl stukken afkomstig van klager zelf niet zijn benoemd en/of geciteerd; De raad is ten onrechte tot het oordeel gekomen dat een vertrouwensbreuk tussen verweerder en klager is ontstaan. De raad gaat daarbij uit van het relaas van verweerder terwijl daarin volgens klager sprake is van “de konkelende drogredenatie rondom verbreken van samenwerking wegens zgn gebrek aan vertrouwen”; De raad heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de omstandigheid dat verweerder tegen de eerder ingezette koers van het in principe aanhouden van de aandelen is ingegaan. Hetgeen de raad in 5.3 heeft opgenomen betreft een omdraaiing van de feitelijke gang van zaken.
verweer in beroep
5.4 Verweerder handhaaft hetgeen hij eerder in de procedure naar voren heeft gebracht. In aanvulling hierop wijst verweerder ten aanzien van klachtonderdeel a) erop dat hij klager naar beste weten en inzicht heeft geadviseerd over hoe de rechter zou omgaan met de aandelen als partijen daarover zelf geen overeenstemming zouden krijgen, hoe hij zijn kansen inschatte en hoe hij de te volgen strategie voor zich zag. Verweerder wijst erop dat hij het belangrijk vond dat klager van tevoren duidelijkheid zou hebben over de aanpak om teleurstelling en discussie achteraf te voorkomen. Klager zag echter in zijn advies een dwang om zijn aandelen met een enorme miskenning van de waarde in de aanbieding te doen. Verweerder kon niet anders dan concluderen dan dat klager geen vertrouwen in zijn aanpak had.
5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b) wijst verweerder aanvullend erop dat uit de e-mail van 11 augustus 2021 van klager uitgebreid en onomwonden blijkt dat klager geen vertrouwen meer in hem had. Na de lezing van die e-mail had verweerder er ook zelf geen vertrouwen meer in dat hij klager zou kunnen bijstaan op de door hem gewenste wijze. Verweerder wijst erop dat hij daarom geen andere keuze had dan zijn werkzaamheden voor klager stop te zetten en dat hij dat op een zorgvuldige wijze heeft gedaan. Verweerder wijst erop dat ook uit het beroepschrift blijkt dat klager uiteindelijk geen enkel vertrouwen in verweerder had.
Beoordeling door het hof
5.6 Bij de beoordeling van de klacht betrekt het hof naast de in 4.1 weergegeven klachtomschrijving ook de in 4.2 opgenomen toelichting die klager in zijn beroepschrift heeft gegeven. Voor zover de beroepsgronden van klager zijn gericht tegen de door de raad vastgestelde feiten behoeven deze geen afzonderlijke bespreking omdat het hof de feiten zelfstandig heeft vastgesteld.
Ten aanzien van klachtonderdeel a): de wijze van behandeling van de zaak door verweerder.
5.7 De raad heeft bij de beoordeling van dit klachtonderdeel terecht tot uitgangspunt genomen de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt. Daarnaast heeft de raad met juistheid overwogen dat het werk van de advocaat dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
5.8 Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over en overweegt aanvullend het volgende. Hetgeen klager tegen de overwegingen van de raad heeft aangevoerd houdt samengevat in dat het verweerder zou zijn geweest die tegen de eerder ingezette koers – en daarmee tegen de wens van klager – heeft gehandeld. Die lezing van klager vindt echter geen steun in de stukken. Het is immers klager geweest die aan verweerder en daarvóór aan mr. J. – tegen hun advies in – het verzoek heeft gedaan een stuk bij de rechtbank in te dienen dat ten aanzien van het standpunt over de aandelen in de B.V.’s afweek van het reeds ingediende verweerschrift. Klager was reeds door mr. J. uitdrukkelijk op deze tegenstrijdige inhoud gewezen en gewaarschuwd dat het zeer onverstandig was om dit stuk op deze wijze in te dienen. Tussen klager en mr. J. ontstond vervolgens geen overeenstemming over het in te dienen stuk (de tabel huwelijkse boedelverdeling). Nadat verweerder de bijstand heeft overgenomen heeft verweerder klager erop gewezen dat het zijn verwachting was dat de rechtbank zou beslissen dat de waarde van de ondernemingen door een deskundige getaxeerd zou moeten worden en dat de aandelen aan de vrouw zouden worden toegekend onder verrekening van de waarde. Verweerder heeft klager hiermee voorgelicht over hetgeen de rechtbank naar zijn inschatting ten aanzien van de aandelen zou beslissen. Anders dan klager betoogt kan naar het oordeel van het hof uit de stukken niet worden afgeleid dat verweerder hem zou hebben gedwongen zijn aandelen 'in de aanbieding’ te doen.
5.9 Verweerder heeft klager voorgelicht over de mogelijke gevolgen van het innemen van het door klager gewenste standpunt rondom de aandelen en klager hieromtrent geadviseerd. Klager dit advies niet willen opvolgen, hetgeen hem vrijstaat. Op uitdrukkelijk verzoek van klager heeft verweerder vervolgens de tabel huwelijkse boedelverdeling ingediend bij de rechtbank. Hiermee was feitelijk sprake van een koerswijziging op verzoek van klager, hetgeen een rol heeft gespeeld bij de beëindiging van de bijstand door verweerder die bij klachtonderdeel b) zal worden besproken. Het hof is gelet op deze gang van zaken van oordeel dat verweerder niet buiten de aan hem toekomende vrijheid met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak dient te behandelen is getreden. De gronden van klager tegen de beslissing van de raad ten aanzien van klachtonderdeel a) acht het hof dan ook ongegrond. Verweerder valt geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.
Ten aanzien van klachtonderdeel b)
5.10 De raad heeft bij de beoordeling van dit klachtonderdeel met juistheid overwogen dat het een advocaat vrijstaat zijn werkzaamheden te beëindigen en dat hij daartoe, als de vertrouwensbasis is komen te vervallen, zelfs gehouden kan zijn.
5.11 Het hof wijst in dit verband aanvullend erop dat de verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, met zich brengt dat de advocaat in beginsel gehouden is om de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan kan de advocaat niet zijn eigen wil doorzetten, maar dient hij zich uit de zaak terug te trekken. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. (Vgl. HvD, 26 augustus 2016, ECLI:NL:TAHVD:2016:175). Het hof wijst in dit verband ook op Gedragsregel 14 lid 3 waarin het voorgaande tot uitdrukking is gebracht.
5.12 Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over en overweegt aanvullend het volgende. Bij klager bestond kennelijk het misverstand dat hij de aandelen in de B.V.‘s volgens verweerder zou moeten aanbieden aan de vrouw. Verweerder heeft klager – zoals hiervoor bij de bespreking van klachtonderdeel a) reeds beschreven – echter in dit kader slechts voorgelicht over hetgeen de rechtbank naar zijn verwachting met betrekking tot de aandelen zou beslissen. Klager wenste echter de aandelen zelf te kunnen behouden en wilde dat deze wens, in afwijking van hetgeen daarover in het reeds ingediende verweerschrift stond vermeld en tegen het advies van verweerder, aan de rechtbank zou worden overgebracht. Tussen verweerder en klager is overleg gevoerd over de tabel die bij de rechtbank zou worden ingediend en die inhoudelijk een koerswijziging betrof. Verweerder heeft, zoals door hem ter zitting in hoger beroep is toegelicht, op uitdrukkelijk verzoek van klager en om hem ter wille te zijn dit stuk alsnog ingediend bij de rechtbank.
5.13 Uit de hiervoor beschreven gang van zaken en hetgeen hierover tussen klager en verweerder in berichten is gewisseld heeft verweerder terecht geconcludeerd dat een ernstige vertrouwensbreuk tussen hem en zijn cliënt was ontstaan, zodat verweerder goede grond had om zich aan de zaak te onttrekken. Het hof wijst in dit verband in het bijzonder op de door klager gebezigde bewoordingen in de e-mail van 11 augustus 2021. In deze e-mail heeft klager verweerder onder meer verzocht ‘zijn falen en contra productief handelen te erkennen’. Verder beticht klager verweerder onder meer ervan een onjuiste voorstelling van zaken te geven en merkt klager op dat zijn vertrouwen in verweerder “ernstige averij heeft opgelopen.” Verweerder heeft naar het oordeel van het hof terecht (mede) uit die e-mail afgeleid dat klager geen vertrouwen meer in hem had, terwijl hij anderzijds ook zelf mocht concluderen geen vertrouwen meer te hebben in de samenwerking met klager aangezien klager zijn advies niet wenste op te volgen. Onder deze omstandigheden stond het verweerder vrij om zijn bijstand aan klager te beëindigen hetgeen hij ook tijdig, met voldoende voorlichting en zorgend voor uitstel van de mondelinge behandeling, in overeenstemming met hetgeen is bepaald in Gedragsregel 14 lid 3, heeft gedaan.
5.14 De gronden van klager gericht tegen klachtonderdeel b) worden verworpen, zodat de beslissing van de raad ook ten aanzien van dit klachtonderdeel zal worden bekrachtigd.
Verzoek ex. art. 55, derde lid Advocatenwet
5.15 Ter zitting in beroep heeft klager het hof verzocht de zaken waarin hij als klager optreedt en die samenhangen met deze zaak (het betreft klachten tegen mr. J en de advocaat van zijn wederpartij) en nog niet tot een (eind-)beslissing hebben geleid aan zich te trekken en in hoogste ressort te beslissen.
5.16 Het hof kan aan dat verzoek niet voldoen. Artikel 55 Advocatenwet strekt blijkens het eerste lid van dit artikel tot bescherming tegen nodeloze vertraging van het onderzoek door de raden van discipline. De door klager bedoelde zaken worden reeds behandeld door de verschillende raden van discipline (er zijn in die zaken op 8 november 2022 respectievelijk 9 december 2022 voorzittersbeslissingen genomen waartegen – naar het hof begrijpt – door klager verzet is aangetekend). Van nodeloze vertraging als bedoeld in artikel 55 Advocatenwet is dan ook geen sprake.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
6.1 bekrachtigt de beslissing van 4 april 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 22-014/A/A.
Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, K. Teuben, I.P.A. van Heijst en J.A. Huijgen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2023.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 20 maart 2023 .