Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-03-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2023:67
Zaaknummer
22-884/A/NH
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klager stelt dat de voorzitter de beslissing onvoldoende heeft onderbouwd en voor zover het wel is onderbouwd dat die onderbouwing onjuist is. Daarnaast is klager het niet eens met de beslissing van de voorzitter dat alleen de deken kan klagen over een inbreuk op de vrije advocaatkeuze. Klager wordt daarin niet gevolgd. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 27 maart 2023 in de zaak 22-884/A/NH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van 19 december 2022 op de klacht van:
klager
over:
verweerder gemachtigde: mr. S.P. Bolweg
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 20 juni 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 8 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk ks/ds/22-320/1982286 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 19 december 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4 Op 15 januari 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum digitaal ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 februari 2023. Daarbij waren klager, verweerder en de gemachtigde van verweerder aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, dat klager het niet eens is met de door de voorzitter genoemde drie redenen waarom de klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk is. - Allereerst stelt klager dat de voorzitter niet heeft onderbouwd waarom het advies van verweerder aan zijn cliënt om een klacht tegen klager in te dienen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. - Verder stelt klager dat, voor zover de voorzitter het oordeel wel heeft onderbouwd, de door de voorzitter gegeven onderbouwing waarom verweerder geen misbruik van klachtrecht heeft gemaakt niet juist is, omdat (1) bij verweerder bekend was dat de deken had vastgesteld dat er geen rechts- of gedragsregel is die klager verbiedt als advocaat voor zijn vrouw op te treden, (2) omdat verweerder zijn toezegging niet is nagekomen om geen klacht tegen klager in te dienen zolang niet sprake is van onbetamelijk gedrag door klager, en (3) omdat verweerder geen kenbare dan wel onjuiste belangenafweging heeft gemaakt voordat hij de klacht indiende. - Voorts stelt klager dat de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat het recht op vrije advocatenkeuze een algemeen belang is waardoor alleen de deken kan klagen over een inbreuk op de vrije advocaatkeuze door verweerder. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk bevonden. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van de Molen, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en M. Kemmers, leden, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 maart 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 maart 2023