Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-03-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2023:60
Zaaknummer
22-629/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft zich na de ontstane vertrouwensbreuk met klager op zorgvuldige wijze teruggetrokken (gedragsregel 14 leden 2 en 3). Daarnaast heeft verweerder belangrijke afspraken en zijn telkens gehandhaafde advies over het plan van aanpak schriftelijk aan klager bevestigd (gedragsregel 16), zodat daarover geen misverstand bij klager heeft kunnen bestaan. Excessief declareren niet gebleken. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 13 maart 2023 in de zaak 22-629/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 4 februari 2022, aangevuld op 2 maart 2022, heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 2 augustus 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 22/19 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 17 februari 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.
2 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.1 Op 27 november 2019 heeft klager een aanrijding gehad waardoor hij letsel heeft opgelopen. De verkeersdeelnemer die klager heeft aangereden is verzekerd bij Nationale Nederlanden (hierna verder ook: NN). NN heeft namens de verzekerde de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. 2.2 Op 25 augustus 2021 heeft verweerder, als opvolgend advocaat, een kennismakingsgesprek met klager gehad. Bij dit gesprek was mr. H, als juridisch medewerkster, aanwezig in het kader van haar opleiding. 2.3 Op 30 augustus 2021 heeft verweerder aan klager een opdrachtbevestiging gezonden, waarmee klager op 31 augustus 2021 heeft ingestemd. In de opdrachtbevestiging is onder andere opgenomen:
De kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid en de omvang van uw letselschade (waaronder mijn kosten en die van mijn medisch adviseur) worden buitengerechtelijke kosten genoemd. Deze buitengerechtelijke kosten worden door mij verhaald op de aansprakelijke wederpartij, gelijktijdig met uw letselschade. (…) De declaraties van [naam kantoor] worden door middel van een op uw naam gestelde declaratie rechtstreeks gedeclareerd bij de aansprakelijke wederpartij. Desgewenst kunt u een kopie hiervan toegestuurd krijgen zodat u op de hoogte blijft van de declaraties die door ons kantoor aan de aansprakelijke wederpartij worden gestuurd.
2.4 Op 14 september 2021 heeft verweerder van de voormalig advocaat van klager het digitale dossier ontvangen. Op dat moment speelde een discussie tussen klager en NN over zowel de aard en ernst van het letsel van klager als over de relatie tussen het letsel van klager en het ongeval van 27 november 2019. 2.5 Bij e-mail van 14 oktober 2021 heeft verweerder onder andere aan klager geschreven:
Met verwijzing naar het advies van haar medisch adviseur neemt NN het standpunt in dat niet is aangetoond dat uw huidige klachten en beperkingen het gevolg zijn van het ongeval van 27 november 2019. (…)
Om eerlijk te zijn durf ik u niet te garanderen dat wij het causaal verband kunnen aantonen tussen het ongeval en uw huidige klachten en beperkingen. Dit zal lastig worden. (…)
Mijns inziens zijn er twee wegen die wij kunnen bewandelen, te weten:
Pragmatische regeling
In de eerste plaats kunnen wij een poging wagen om een betere regeling te treffen met NN. (…) Ik verwacht echter niet dat er veel ruimte zal zijn en dat NN bereid zal zijn het gedane voorstel substantieel te verhogen. (…) Ik verwacht dat ik NN wel bereid krijg mijn kosten te vergoeden wanneer wij deze weg bewandelen.
Expertisetraject
In de tweede plaats kan er een expertisetraject worden opgestart in de hoop dat dit voor de benodigde duidelijkheid en voor het bewijs zal zorgen wat betreft de aard en ernst van uw klachten en de relatie tussen het ongeval en deze klachten. Of dit zinvol zal zijn, weten wij pas achteraf. Ik kan u op voorhand geen enkele garantie geven. (…)
Deze weg is een lange en bovendien een kostbare. (…) Op voorhand weet ik niet of NN bereid zal zijn deze kosten te vergoeden. Natuurlijk kan ik een toevoeging aanvragen. (…) De kosten voor het opvragen van medische informatie en van een medisch advies vallen hier echter buiten en dient u dan zelf voor te schieten. Dit kan behoorlijk oplopen. (…)
Als u kiest voor een expertisetraject, dan zal ik u op voorhand dus eerst een voorschotdeclaratie toesturen vanwege de hiermee gemoeide externe kosten en de eigen bijdrage. (…)
Tot slot
Ik verneem graag van u of u prijs stelt op het onderzoeken van de mogelijkheid van een pragmatische regeling met NN dan wel akkoord gaat met het opstarten van een medisch expertisetraject onder de hiervoor gestelde voorwaarde wat betreft de daarmee gemoeide kosten. In beide gevallen zal ik u per post een opdrachtbevestiging toesturen. Natuurlijk verneem ik het ook graag wanneer u niet akkoord bent met beide opties en geen prijs stelt op mijn bemiddeling. (…)
Klager heeft hierop dezelfde dag gereageerd en verweerder gewezen op een mogelijk misverstand over de datum waarop hij bij de huisarts is geweest. 2.6 Bij e-mail van 15 oktober 2021 heeft klager aan verweerder onder meer laten weten:
Bij deze wil ik mijn opdracht intrekken. De conclusie die u na het bestuderen van mijn dossier trekt is onjuist omdat het op feitelijk onjuistheden is gebaseerd. Gelet hierop ben ik bang dat dit zich tijdens de behandeling van de procedure zal herhalen. Deze aanname is op basis van mijn ervaring met de vorige raadsman: telkens nieuwe standpunten innemen omdat hij zich niet goed had ingelezen. Ik verneem graag hoeveel uw declaratie voor uw advies is. Ten slotte deel ik u mede dat ik binnen 2 weken mijn dossier zal komen ophalen.
2.7 Op 19 oktober 2021 is klager op het kantoor van verweerder langsgekomen om zijn dossier op te halen. Klager heeft daar toen met mr. H over de mogelijke voortzetting van zijn zaak door verweerder gesproken. Klager heeft het dossier meegenomen om zich te beraden of hij verder wilde gaan met verweerder. 2.8 Op 22 oktober 2021 hebben klager en mr. H telefonisch overleg gehad. Naar aanleiding daarvan heeft klager per e-mail van 1 november 2021 aan mr. H, met verweerder in de cc, zijn zienswijze op het rapport van de medisch adviseur van NN gestuurd. Daarin heeft hij uitgebreid uitgelegd waarom de stelling van NN, dat hij 10 km/u en de verzekerde van NN 2 km/u zou hebben gereden, niet juist kon zijn. Hij heeft aan mr. H gevraagd wanneer het gesprek met verweerder plaats zou vinden. Op 10 november 2021 heeft hij mr. H opnieuw gevraagd wanneer hij met verweerder over zijn dossier kon spreken. 2.9 Bij haar e-mail van 26 november 2021 heeft mr. H aan klager een conceptbrief voor NN toegestuurd als reactie op het rapport van hun medisch adviseur. Op 30 november 2021 heeft mr. H deze brief, met instemming van klager, namens verweerder aan NN verzonden. 2.10 Per e-mail van 24 december 2021 om 8:42 uur heeft mr. H aan klager laten weten dat verweerder vanaf die dag zijn dossier zal behandelen en dat verweerder contact met klager zou opnemen. Diezelfde dag heeft verweerder om 9:41 uur onder meer aan klager geschreven:
Uw e-mail van afgelopen dinsdag ontving ik in goede orde. (…)
Naar aanleiding van de brief die [mr. H] op 30 november 2021 aan Nationale Nederlanden heeft toegestuurd, ontving u kennelijk een aanvullend voorschot. Bijgevoegd treft u de e mail aan van Nationale Nederlanden van 16 december 2021 waaruit blijkt dat Nationale Nederlanden een advies heeft gevraagd aan de eigen medisch adviseur en een schaderegelaar inschakelde voor het maken van een afspraak voor een bezoek bij u thuis. (…) Tot slot stel ik het op prijs wanneer u mij het dossier op korte termijn toestuurt (dit heeft u immers op 19 oktober 2021 opgehaald). Dit dossier heb ik wel nodig om uw belangen verder te kunnen behartigen..(…)
2.11 Daarop heeft klager bij e-mail van 12 januari 2022 aan verweerder onder meer geschreven:
Zoals beloofd mijn reactie op uw mail d.d. 24-12-21. Mijn reactie heeft eventjes op zich laten wachten omdat ik vandaag een ‘second opinion’ heb ingewonnen bij mr. [M], verbonden aan het kantoor [naam en plaats]. (…) Eerlijkheidshalve moet ik u bekennen dat ik de huidige gang van zaken niet langer kan aanvaarden omdat ik tot op heden niet weet hoe u tegen mijn zaak aankijkt en wat de strategie/koers is. Mijn beklag gaat over het volgende: 1- Ik wil graag weten of uw advies d.d. 14-10-21 herzien hebt en zo ja hoe luidt uw nieuw advies? 2- Ik vind het onbegrijpelijk dat NN zonder opgave van reden 2.000 euro aan voorschot overmaakt ipv de gevraagde 5.000 euro. (…) [Naam verweerder], ik vrees dat de klok terug is gezet. Ik moet opnieuw dezelfde ellende meemaken, opnieuw een gesprek met dhr. [S] aangaan en opnieuw zal NN de tijd rekken. Mr. [H] heeft mij in het begin een goed gevoel gegeven omdat zij mij een luisterend oor heeft gegeven, begrip toonde voor wat ik meemaak. Ik wil ook het gevoel hebben dat iemand voor mijn belang opkomt en mij duidelijkheid verschaft. Wilt u dat doen?
2.12 Bij e-mail van 17 januari 2022 om 11:25 uur heeft verweerder, als reactie op de e-mail van klager van 12 januari 2021, aan klager geschreven:
In mijn eerdere advies van 14 oktober 2021 gaf ik u twee opties.(…) In de tussentijd legde mijn kantoorgenote contact met de Nationale Nederlanden en reageerde zij op uw verzoek op het advies van de medisch adviseur van Nationale Nederlanden. Ook verzocht zij om de betaling van een voorschot. (…) Echter, formeel hebben wij nog geen overeenstemming over mijn werkzaamheden. Om voor u aan de slag te willen gaan, staat mijn advies van 14 oktober 2021 inderdaad nog overeind. Dit advies heb ik niet herzien. Graag verneem ik van u of u prijs stelt op mijn bemiddeling en zo ja, met welke van de twee opties u akkoord gaat. Vanzelfsprekend staat het u ook vrij een andere belangenbehartiger in te schakelen.
Ik verneem graag op korte termijn – bij voorkeur per e-mail, gelet op mijn beperkte telefonische bereikbaar vandaag – van u zodat ik ofwel de belafspraak van morgenochtend met Nationale Nederlanden kan afzeggen ofwel weet welke richting u wilt inslaan zodat ik hiermee rekening kan houden bij mijn belafspraak.
Daarop heeft klager als volgt gereageerd:
Ik heb eerder aangegeven dat uw advies van 14 oktober 2021 op onjuiste gronden stoelt en dit komt omdat het dossier niet goed is doorgenomen. (…) Ik ben bereid met NN verder te praten als [namen van drie personen] vervangen worden alsmede indien zij gedurende het onderhandelingstraject maandelijks een voorschot toekennen ter dekking van mijn lasten daar zij anders mij op andere wijze in de situatie moeten terugbrengen van voor het ongeluk. Mochten onze visies onverenigbaar zijn dan verneem ik het graag van u.
2.13 Op 18 januari 2022 heeft verweerder telefonisch contact gehad met de dossierbehandelaar van NN. Diezelfde dag heeft verweerder klager per e-mail geïnformeerd over de inhoud van zijn telefonisch overleg met de dossierbehandelaar van NN en klager nogmaals laten weten dat hij zijn advies van 14 oktober 2021 handhaaft. Klager heeft daarop per e-mail aan verweerder laten weten zeer teleurgesteld en ontevreden te zijn over de werkzaamheden van verweerder en aangekondigd dat hij daarop in een klacht uitgebreid zal terugkomen. 2.14 Bij e-mail van 19 januari 2022 heeft verweerder als volgt richting klager gereageerd:
Naar aanleiding van uw e-mails van gisteravond bericht ik u als volgt.
Ik ben niet verbaasd dat wij nu discussie hebben over het door mij voorgestelde plan van aanpak en over mijn visie op uw letselschade. Dat was immers precies de reden dat ik u per e-mail van 14 oktober 2021 de genoemde twee opties heb gegeven en nadien heb aangegeven hiervan niet te willen afwijken. U lijkt overtuigd te zijn van uw eigen gelijk en staat volgens mij niet open voor een ander geluid en advies. Wellicht realiseert u zich echter niet goed de pijnpunten die er zijn in uw dossier.
Wat hier ook van zij moge duidelijk zijn dat ik geen vertrouwen meer heb in een verdere samenwerking. Ik zal mijn werkzaamheden in uw dossier dan ook per direct beëindigen. Wel stuur ik nog een declaratie voor mijn werkzaamheden naar Nationale Nederlanden. Deze zal ik niet bij u indienen. Ik zal Nationale Nederlanden ook informeren dat ik uw belangen niet langer behartig.
Tot slot. Het staat u vanzelfsprekend vrij een klacht in te dienen bij de klachtfunctionaris van mijn kantoor. (…)
2.15 Verweerder heeft op 19 januari 2022 een factuur voor € 4.212,35 bij NN ingediend. Hiervan is € 1.000,- door NN betaald. Verweerder heeft het meerdere voor eigen rekening genomen.
3 KLACHT De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) zich ontijdig als advocaat terug te trekken, waardoor hij in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 14; b) tekort te schieten in zijn dienstverlening aan klager door (i) zijn gegeven advies en voorgestelde tactiek in strijd met gedragsregel 16 niet schriftelijk voor klager vast te leggen, en (ii) zonder te beschikken over het fysieke dossier, daardoor zonder inhoudelijke kennis, namens klager gesprekken met NN te voeren, en (iii) voor klager onbereikbaar te zijn; c) kosten bij de verzekeraar van de wederpartij te declareren die niet in verhouding stonden tot de verrichte werkzaamheden, waardoor klager schade heeft geleden.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a) 4.2 Van ontijdige onttrekking is geen sprake geweest. Verweerder voert hiertoe aan dat hij klager vanaf het begin tot het moment van zijn onttrekking in duidelijke bewoordingen en schriftelijk heeft laten weten dat hij zijn advies van 14 oktober 2021 handhaafde. Tijdens de zitting van de raad heeft verweerder weersproken dat mr. H namens hem op 19 oktober 2021 tegen klager zou hebben gezegd dat hij op zijn gegeven advies zou zijn teruggekomen. Klager bleef volharden in zijn idee dat zijn advies van 14 oktober 2021 op onjuiste feiten en gronden was gebaseerd. In zijn e-mail van 18 januari 2022 heeft hij klager duidelijk voorgehouden hoe hij de werkzaamheden voor klager kon voortzetten. Daarop heeft klager aangekondigd een klacht in te zullen dienen. Deze gang van zaken leidde tot een dusdanige vertrouwensbreuk van zijn kant dat hij klager op 19 januari 2022 heeft geïnformeerd dat hij diens belangen op die manier niet verder wilde en kon behartigen, aldus verweerder.Klachtonderdeel b) 4.3 in zijn e-mail van 14 oktober 2021 heeft verweerder klager schriftelijk een uitgebreid advies gegeven over het door hem voorgestane plan van aanpak met daarin twee opties waaruit klager kon kiezen. Klager was er aldoor van op de hoogte dat verweerder zijn advies, ondanks de bezwaren van klager, niet ging wijzigen. Alhoewel het reageren op het medisch rapport van NN met zijn brief van 30 november 2021 niet direct in lijn was met zijn voorgestelde plannen van 14 oktober 2021, was dit, zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, een zijpad dat ter ondersteuning van beide voorgestelde opties relevant was. De dossierbehandelaar bij NN zou volgens verweerder immers bij verdere onderhandelingen hoe dan ook wijzen op het voor klager negatieve medische advies van hun adviseur. Het was daarom volgens verweerder in het belang van klager om stevig te reageren op het medisch advies, ongeacht welke optie klager daarna zou kiezen uit het advies van 14 oktober 2021. 4.4 Klager heeft het fysieke dossier op 19 oktober 2021 op kantoor opgehaald. Verweerder beschikte toen nog wel over het digitale dossier. Ter zitting heeft verweerder op dit punt toegelicht dat hij een voorkeur heeft voor werken uit een papieren dossier en dat hij het dossier opnieuw bij klager heeft opgevraagd. Verweerder stelt dat hij al bekend was met de inhoud van dat dossier toen hij op 18 januari 2022 telefonisch contact had met de zaaksbehandelaar van NN. Daarnaast beperkte dat gesprek zich tot het aanhoren van de mening van de zijde van de aansprakelijke partij wat betreft de causaliteit en het voorstel wat betreft het verdere plan van aanpak. 4.5 Dat hij voor klager onbereikbaar is geweest wordt door verweerder betwist. Dit blijkt ook niet uit de beschikbare correspondentie met en van klager die bovendien regelmatig contact met mr. H en hemzelf heeft gehad, aldus verweerder.Klachtonderdeel c) 4.6 In de opdrachtbevestiging aan klager heeft verweerder duidelijk gemaakt dat het in letselschadezaken gebruikelijk is - wanneer de aansprakelijkheid is erkend - dat de kosten van rechtsbijstand worden vergoed door de aansprakelijke partij. Klager is hiermee akkoord gegaan en ook met het feit dat zijn kantoor de declaraties rechtstreeks zou toesturen aan de aansprakelijke partij. Op 16 maart 2022 heeft NN laten weten maar € 1.000,- te willen voldoen van zijn hogere declaratie van 19 januari 2022. 4.7 Volgens verweerder heeft klager verder op geen enkele wijze zijn stelling onderbouwd dat hij vanwege de declaratie van verweerder van 19 januari 2022 aan NN geen andere advocaat meer kon inschakelen en daardoor schade heeft geleden. Ook de stelling van klager dat een nieuwe advocaat het dossier niet kon overnemen, omdat de aansprakelijke partij diens declaraties niet meer zou betalen, wordt niet door klager nader toegelicht of onderbouwd door middel van bewijsstukken en door verweerder betwist.
5 BEOORDELING 5.1 In deze zaak gaat het om de vraag of verweerder de belangen van klager in zijn letselschadedossier heeft behandeld met voldoende zorg voor de belangen van klager, als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. De raad neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking. 5.2 De raad heeft als tuchtrechter mede tot taak om de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. 5.3 De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat worden gesteld als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een ‘redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden’ mag worden verwacht. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep, wat betreft de vaktechnische kwaliteit, geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. 5.4 Verder geldt dat de tuchtrechter bij de toetsing aan de normen die uit artikel 46 Advocatenwet volgen, ook de kernwaarden zal betrekken, zoals omschreven in art. 10a Advocatenwet, en de gedragsregels. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels maar die regels zijn, door het open karakter van de wettelijke normen, als invulling van deze normen wel van belang. 5.5 In de relatie van de advocaat tot de cliënt is onder meer gedragsregel 16 eerste lid geformuleerd. Daaruit volgt dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte moet brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, moet de advocaat belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt bevestigen. 5.6 Als tussen een advocaat en zijn cliënt een onoverbrugbaar meningsverschil bestaat over de wijze waarop de opdracht moet worden uitgevoerd, dan moet de advocaat zich op een zorgvuldige wijze terugtrekken op zodanige wijze dat de cliënt daarvan geen groot nadeel ondervindt (gedragsregel 14 leden 1 en 2). 5.7 De raad zal de klachtonderdelen aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Heeft verweerder zich ontijdig als advocaat teruggetrokken? 5.8 Tijdens de zitting van de raad heeft klager dit verwijt toegelicht. Volgens hem had verweerder zich in elk geval als zijn advocaat moeten terugtrekken kort nadat klager op zijn kantoor is geweest om het dossier op te halen. Hij heeft toen alleen met mr. H gesproken en die gaf volgens klager duidelijk aan dat verweerder zijn advies van 14 oktober 2021 zou herzien en daarover hebben zij toen afspraken gemaakt. Volgens klager moet verweerder op of kort na 19 oktober 2021 door mr. H zijn bijgepraat over dat gesprek en de gemaakte afspraken. Als verweerder het daarmee toen niet eens was, dan had hij klager daarover moeten informeren en zich meteen daarna moeten terugtrekken. Dat heeft verweerder niet gedaan. Hij is voor klager blijven werken, zonder zijn eerdere advies tegen gemaakte afspraken in te willen herzien. Pas op 19 januari 2022 heeft verweerder zich onttrokken en dat was volgens klager veel te laat. 5.9 Uit de stukken en hetgeen tijdens de zitting is besproken is de raad gebleken dat klager na zijn e-mail van 15 oktober 2021, maar ook na zijn bezoek op het kantoor van verweerder op 19 oktober 2021, zelf heeft ingestemd met voortzetting van de afgesproken werkzaamheden door verweerder en mr H. Na een telefonisch overleg op 22 oktober 2021 met mr. H heeft klager op 1 november 2021 zijn zienswijze op het in zijn optiek onjuiste rapport van de medisch adviseur van Nationale Nederlanden toegestuurd. Die zienswijze is volgens verweerder in de brief van 30 november 2021 aan NN verwerkt en, na akkoord van klager, zo verstuurd. Uit de e-mails van medio januari 2022 volgt duidelijk dat klager zich, na een gekregen second opinion, toen niet meer kon vinden in de wijze van aanpak van verweerder op grond van het advies van 14 oktober 2021. Omdat verweerder dat advies onverkort handhaafde, kon hij niet anders dan zich na de ontstane vertrouwensbreuk met klager als zijn advocaat daarna terug te trekken. Dat heeft verweerder kort daarna, op 19 januari 2022, tijdig en bovendien op zorgvuldige wijze gedaan. Tuchtrechtelijk kan verweerder van zijn optreden dan ook geen verwijt worden gemaakt. De raad zal klachtonderdeel a) ongegrond verklaren.
Is verweerder tekortgeschoten in zijn dienstverlening aan klager? 5.10 Uit de gevoerde correspondentie, voor zover relevant weergegeven in de feiten hierboven, is de raad gebleken dat verweerder belangrijke gemaakte afspraken en gegeven adviezen schriftelijk aan klager heeft bevestigd, zodat over die informatie geen misverstand bij klager heeft kunnen bestaan. 5.11 Klager heeft wegens onvrede met het op 14 oktober 2021 door verweerder gegeven advies in zijn e-mail van 15 oktober 2021 zijn opdracht aan verweerder ingetrokken. Zoals daarin al was aangekondigd, heeft klager op 19 oktober 2021 zijn dossier opgehaald. Wat toen daar op kantoor precies tussen klager en mr. H over de wijze van voortzetting van de werkzaamheden door verweerder is besproken, kan de raad niet vaststellen. De verklaringen van klager en verweerder daarover staan lijnrecht tegenover elkaar en er is geen schriftelijke weerslag van dit gesprek gemaakt. De raad is echter uit de door klager, mr. H en verweerder daarná gevoerde correspondentie wel gebleken dat klager vervolgens met mr. H heeft afgesproken dat en hoe het rapport van de medisch adviseur van NN eerst inhoudelijk weersproken zou worden. Klager heeft daarna immers zijn zienswijzen op het medische rapport van NN aan mr. H gestuurd, waarna mr. H namens verweerder, met instemming van klager, op 30 november 2021 een brief aan NN heeft gestuurd. Verweerder heeft klager vervolgens schriftelijk met zijn e mail van 24 december 2021 op de hoogte gebracht van de reactie van NN. Op de daarna van klager ontvangen e-mail van 12 januari 2022 heeft verweerder op 17 januari 2022 gereageerd. Ook daarin heeft verweerder in duidelijke bewoordingen aan klager uitgelegd dat zijn eerdere advies van 14 oktober 2021 nog altijd overeind stond en dat hij dit advies niet had herzien. In dezelfde e-mail heeft hij klager gevraagd of hij de belangen van klager nog verder zou behartigen en welke van de twee voorgestelde opties - de pragmatische regeling of het expertisetraject - hij in dat geval voor klager in gang kon zetten. Zover is het niet meer gekomen, omdat klager op 18 januari 2022 zijn onvrede over de gang van zaken aan verweerder heeft gemeld, waarna verweerder zich op 19 januari 2022 als advocaat heeft moeten onttrekken. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder op de hiervoor geschetste wijze aan zijn informatieplicht richting klager voldaan. 5.12 Dat verweerder tot zijn onttrekking als advocaat op 19 januari 2022 zonder dossierkennis gesprekken voor klager met NN heeft gevoerd, is, tegenover de betwisting daarvan door verweerder, voor de raad niet komen vast te staan. Evenmin is uit de stukken gebleken dat verweerder onbereikbaar was voor klager. Klager heeft regelmatig contact gehad met mr. H die namens verweerder handelde. Daarnaast heeft verweerder veel e-mailcontact met klager gehad. In welke zin klager hierdoor in zijn belangen is geschaad, heeft hij dan ook onvoldoende concreet gemaakt. 5.13 Op grond van het vorenstaande is de raad van oordeel dat verweerder op zorgvuldige wijze de belangen van klager heeft behartigd. Nu van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder in deze geen sprake is, zal de raad het volledige klachtonderdeel b) ongegrond verklaren.
Heeft verweerder onredelijke bedragen gedeclareerd? 5.14 Op grond van vaste jurisprudentie van het hof is bij het vaststellen van de declaratie van een advocaat het uitgangspunt dat een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk honorarium in rekening wordt gebracht (zie gedragsregel 17 lid 1). In het kader van de te hanteren tuchtnorm beperkt het hof zich bij de beoordeling van declaraties van advocaten tot een marginale toets. Beoordeeld wordt of er sprake is van excessief declareren. Daarbij gaat het om de verhouding tussen het in rekening gebrachte bedrag en de verrichte werkzaamheden. 5.15 Van excessief declareren is de raad op grond van de stukken niet gebleken. Het tarief en het aantal gedeclareerde uren staan naar het oordeel van de raad in verhouding tot de volgens de overgelegde urenspecificaties door verweerder verrichte werkzaamheden. Dat specifiek sprake is van een buitensporige declaratie van verweerder aan NN is de raad dan ook niet gebleken. Ook het verwijt van klager, dat hij door indiening door verweerder van diens declaratie op 19 januari 2022 aan NN, op enigerlei wijze in zijn (financiële) belangen is geschaad, is voor de raad niet komen vast te staan. Verweerder heeft zich niet alleen neergelegd bij uitbetaling van slechts een deel van zijn declaratie door NN, hij heeft het restant daarvan niet alsnog aan klager in rekening gebracht zodat klager verweerder daarover in elk geval geen verwijt kan maken. 5.16 Van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder is naar het oordeel van de raad in voormelde omstandigheden geen sprake. Daarom zal de raad klachtonderdeel c) ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht, in alle onderdelen, ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. N.A. Heidanus, Y.N. Nijhuis, H.Q.N. Renon, M.J.J.M. van Roosmalen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2023.
griffier voorzitter Verzonden d.d. 13 maart 2023