Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-03-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2023:26
Zaaknummer
22-870/DB/LI
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. De raad is van oordeel dat op basis van het door de deken aan de raad doorgezonden klachtdossier niet goed kan worden vastgesteld wat de relevante feiten en omstandigheden in de onderhavige klachtzaak zijn zodat de (ontvankelijkheid van) de klacht niet kan worden beoordeeld. De raad ziet in het bovenstaande aanleiding om de zaak terug te verwijzen naar de deken en houdt de verdere behandeling van de zaak en iedere verdere beslissing aan.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 6 maart 2023
in de zaak 22-870/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 27 september 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 29 september 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-095 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 januari 2023. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van klager van 10 november 2022, met bijlagen, de door verweerster ter zitting overgelegde pleitnotitieen hetgeen overigens ter zitting is besproken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
Verweerster heeft niets gedaan in de dossiers die zij van mr. B had overgenomen.
3 BEOORDELING
3.1 De raad is van oordeel dat op basis van het door de deken op 2 november 2022 aan de raad doorgezonden klachtdossier niet goed kan worden vastgesteld wat de relevante feiten en omstandigheden in de onderhavige klachtzaak zijn zodat de (ontvankelijkheid van) de klacht niet kan worden beoordeeld. In de door verweerster ter zitting van de raad voorgedragen pleitnota maakt zij melding van een regelmatige toestroom van brieven en e-mails van klager, die de raad in het door de deken op 2 november 2022 aan de raad doorgezonden klachtdossier niet heeft aangetroffen. Verweerster heeft voorts gesteld dat klager reeds in 2018 bij de deken een klacht over haar heeft ingediend en klager heeft gesteld dat hij in 2020 bij de deken een klacht heeft ingediend, terwijl uit het door de deken aan de raad doorgezonden klachtdossier enkel blijkt van een op 27 september 2022 bij de deken ingediende klacht.
3.2 De raad ziet in het bovenstaande aanleiding om de zaak terug te verwijzen naar de deken en houdt de verdere behandeling van de zaak en iedere verdere beslissing aan.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verwijst de zaak terug naar de deken met het verzoek het onderzoek naar de klacht en de daarmee samenhangende feiten te hervatten en de raad vervolgens binnen twee maanden na verzending van deze beslissing schriftelijk over de uitkomsten van het onderzoek te informeren;
- houdt in afwachting van de ontvangst van de schriftelijke onderzoeksresultaten van de deken de behandeling van de onderhavige klachtzaak voor onbepaalde tijd aan;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. M.M.C. van de Ven en H.C Struijk, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 6 maart 2023