Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-03-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2023:44
Zaaknummer
22-1012/DH/DH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de deken in alle onderdelen kennelijk ongegrond vanwege gebrek aan concretisering en onderbouwing.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 1 maart 2023 in de zaak 22-1012/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder in zijn (voormalige) hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 28 december 2022 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) met kenmerk K092 2022 ia/lb en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 5 (procedureel). Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van 12 januari 2023 van klager.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Op 5 augustus 2021 heeft klager -onder een andere naam- een klacht over mr. T bij verweerder ingediend. 1.2 Verweerder heeft de klacht in behandeling genomen. Na antwoord van mr. T heeft klager de gelegenheid gekregen voor repliek. Klager heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. Daarna heeft klager verschillende nadere reacties gestuurd. Op 12 december 2021 heeft klager zijn derde nadere reactie gestuurd, met onder meer de volgende inhoud: “[Mr. T] behandelde me alleen maar als een stuk stront. Sterker nog, in zijn woord uit zijn verweer van 5 september 2021, een vuile en levensgevaarlijke asielzoeker. De kern van zijn verdediging is om mij te pesten en te kleineren. Hij kan beter zijn stront in de wc laten. (…) [Mr. T] is compleet onzin. Voor de zekerheid zou [mr. T] zijn hersenen volledig moeten laten onderzoeken in het ziekenhuis. Wanneer stopt [mr. T] met het lastigvallen van mijn huidige advocaten?” 1.3 Verweerder heeft op 14 december 2021 gereageerd en onder meer geschreven: “Het is in deze klachtprocedure op dit moment aan [mr. T] om te reageren. Zodra ik deze reactie heb ontvangen stuur ik deze aan u door en bericht ik u nader over de voortgang van de procedure. Het is mij verder niet duidelijk wat de strekking is van uw bericht. (…) Uw e-mail van 12 december bevat geen nieuwe argumenten, maar wel verwensingen aan het adres van [mr. T]. De klachtprocedure is voor dergelijke uitingen niet bedoeld. Ik voeg uw e-mail niet toe aan de reguliere stukken in deze zaak en verzoek u uw reacties in het vervolg beperkt te houden tot relevante, inhoudelijke en zakelijke argumenten.” 1.4 Mr. T heeft op 20 december 2021 op klagers repliek gereageerd. Bij brief van 17 januari 2022 heeft verweerder klager in de gelegenheid gesteld te reageren, waarbij hij klager nadrukkelijk heeft verzocht zijn reactie zakelijk van toon te houden. 1.5 Klager heeft op 17 januari 2022 per e-mail gereageerd en onder meer geschreven: “Het gedrag van [mr. T] is beslist erger dan een misdadiger. De humanisten in J.C. Zaanstad en P.I. Ter Apel beschreven [mr. T] als onverantwoordelijk en onbetrouwbaar. [Mr. T] is niet eerlijk tegen zijn cliënt. Het is onmogelijk om een echt gesprek met [mr. T] te voeren. (…) Zeedijk 84 beschreef [mr. T] als drugsgebruiker en pedofiel. [Mr. T] zag eruit als een enge geregistreerde zedendelinquent toen [mr. T] Zeedijk 84 bezocht.” 1.6 Bij brief van 19 januari 2022 aan klager en mr. T heeft verweerder de ontvangst van klagers bericht van 17 januari 2022 bevestigd en onder meer geschreven: “Ik begin met op te merken dat ik zowel de toon als inhoud van de reactie van [klager] verwerpelijk en uiterst ongepast vind. Het is bovendien de tweede keer dat [klager] een e-mail van deze strekking stuurt, ondanks een eerder dringend verzoek mijnerzijds om zijn toon te matigen. Zowel de raad van discipline als de deken zullen hieraan de gevolgen kunnen verbinden die zij geraden achten. Verdere correspondentie van [klager] zal niet meer aan het dossier worden toegevoegd.” 1.7 Op 19 januari 2022 heeft klager per e-mail aan verweerder geschreven: ‘Ik heb nooit uw eerder dringend verzoek mijnerzijds om de toon te matigen ontvangen. Kunt u mij die alstublieft toesturen?” 1.8 Op 19 januari 2022 heeft klager een klacht over verweerder ingediend. 1.9 Bij beslissing van 5 april 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline de klacht voor onderzoek en behandeling verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. a) Verweerder heeft een eerlijke behandeling van klagers klacht niet toegestaan. b) Verweerder heeft psychische schade aan klager toegebracht: klager is slachtoffer van mensenhandel en uitbuiting. Verweerder behandelt getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel als varkens. Door verweerders behandeling heeft klager minimaal vijf extra psychotherapeutische sessies nodig. c) Verweerder heeft afgeleverde berichten aan klager vervalst. d) Verweerder heeft geweigerd een belangrijk document aan klager te verstrekken met het oog op het benadelen van klager. Klager verwijst daarbij naar documenten die hij als bijlage 2 bij zijn repliek heeft gevoegd, onder meer een aanvraag vervoer, foto’s en zijn e-mail van 19 januari 2022. e) Verweerder heeft misbruik van gezag gemaakt met het oog op het benadelen van klager. f) Verweerder heeft als hoofd van een bestuursorgaan de beginselen van behoorlijk bestuur geschonden, onder meer het motiveringsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het verbod op vooringenomenheid.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING Toetsingskader 4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht is gericht tegen verweerder in zijn hoedanigheid van (voormalig) deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline is het optreden van een deken onderworpen aan tuchtrechtelijke controle. Enkel indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat een deken door zijn handelwijze het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad of zijn taken zodanig heeft verwaarloosd of zich zodanig heeft misdragen dat sprake is van gedragingen die een behoorlijk advocaat niet betamen, kan sprake zijn van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klachtonderdelen a), b), e) en f) 4.2 Het verwijt komt erop neer dat verweerder klagers klacht niet eerlijk heeft behandeld en/of een eerlijke behandeling niet heeft toegestaan. Kennelijk vindt klager dat verweerder niet neutraal en onpartijdig was en mensenrechten en algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden. Verweerder maakt (daardoor) misbruik van zijn gezag en (als gevolg daarvan) heeft verweerder klager psychische schade toegebracht, aldus klager. Klager heeft zijn stellingen echter niet nader toegelicht of onderbouwd, terwijl het op zijn weg ligt om zijn klacht (met stukken) te onderbouwen. De voorzitter kan de juistheid van klagers verwijten op grond van de overgelegde stukken niet vaststellen. Dat verweerder het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad, is verre van gebleken. 4.3 Mogelijk doelt klager bij zijn verwijten op het feit dat verweerder klager heeft verzocht zijn toon te matigen en een reactie van klager niet aan het dossier wilde toevoegen, omdat deze volgens verweerder geen nieuwe argumenten, maar uitsluitend verwensingen aan het adres van mr. T bevatte. De voorzitter overweegt dat aan verweerder als (voormalig) deken een grote mate van vrijheid toekomt bij het onderzoek naar en behandeling van klachten. Verweerder heeft binnen die vrijheid gehandeld: de deken is niet verplicht elk stuk en elke reactie van een partij te accepteren. 4.4 Deze klachtonderdelen zijn daarom kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel c) 4.5 Klager stelt dat verweerder afgeleverde berichten aan klager heeft vervalst. Verweerder heeft dit betwist en klager heeft niet duidelijk gemaakt om welke berichten dit zou gaan. De voorzitter acht dit verwijt bij gebrek aan voldoende onderbouwing en concretisering kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel d) 4.6 Klager stelt dat verweerder weigert een belangrijk document te verstrekken. Verweerder heeft dit betwist en ook hier heeft klager niet duidelijk gemaakt om welk document het precies gaat. Klager verwijst in zijn repliek naar bijlage 2: deze bijlage bevat diverse documenten. Het is de voorzitter onduidelijk welk document klager precies bedoelt. 4.7 Voor zover klager bedoelt dat verweerder niet heeft gereageerd op de e-mail van 19 januari 2022 (onder 1.7) heeft verweerder toegelicht dat hij dit bericht niet heeft ontvangen, waarschijnlijk omdat klager de vereiste referentiecode niet heeft vermeld in dat bericht, terwijl in alle correspondentie van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam wordt verzocht een referentiecode te vermelden of te laten staan. De voorzitter acht deze uitleg van verweerder niet onaannemelijk en is van oordeel dat hem geen verwijt valt te maken. 4.8 Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond. BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2023.