Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-02-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:39

Zaaknummer

23-081/A/A

Inhoudsindicatie

Klacht over eigen advocaat. Omdat de klacht over verweersters optreden in 2003 pas in 2022 is ingediend, en niet is gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat die termijnoverschrijding verschoonbaar is, is de klacht op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet- ontvankelijk

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van  27 februari 2023 in de zaak 23-081/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 31 januari 2023 met kenmerk 2164303/JS/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Voorts heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klager van 17 februari 2023 met bijlage en de e-mail van klager van 18 februari 2023.

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is in het verleden onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf. Verweerster heeft klager bijgestaan in een tweetal herzieningsprocedures bij de Hoge Raad. Beide herzieningsverzoeken zijn afgewezen.  1.2    Op 12 augustus 2022 heeft dr. Z, wetenschappelijk onderzoeker, een e-mailbericht gestuurd aan klager met de volgende tekst:             “Helaas kan ik u niet verder helpen.              Uw verzoek werd bij Gerede Twijfel gemotiveerd afgewezen.     De zaak draait helemaal om verklaringen. Dat is te weinig om met 10 studenten aan te werken.     Bovendien is er al een rapportage van wijlen professor [W] in uw voordeel. Wat kan er verder nog onderzocht worden? Ik vrees dat u hetzij met dat rapport in de hand herziening moet aanvragen, hetzij berusten. Mijn oprechte excuses dat ik niets voor u kan doen.”

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende: Verweerster heeft in 2003 geweigerd om een doos met archiefstukken in ontvangst te nemen. Deze stukken dienden ter onderbouwing van het herzieningsverzoek en zijn ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Als deze stukken in de herzieningsprocedures in het geding waren gebracht, zou de Hoge Raad tot een ander, voor klager gunstig oordeel zijn gekomen. 

3    VERWEER 3.1    Verweerster voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De voorzitter overweegt dat ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het nalaten of handelen van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. 4.2    De voorzitter stelt vast dat de klacht betrekking heeft op vermeend handelen van verweerster in 2003. Klager heeft zich op 30 november 2022 met een klacht over verweerster tot de deken gewend, zodat de klacht op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege het verstrijken van de in voormeld artikel bedoelde verjaringstermijn. Feiten of omstandigheden op grond waarvan klager niet eerder bij de deken een klacht kon indienen, zijn de voorzitter niet gebleken. Klager heeft nog naar voren gebracht dat hem eerst in juli 2022, als gevolg van de communicatie met dr. Z, duidelijk is geworden dat de weigering van verweerster om de stukken in ontvangst te nemen, de oorzaak is geweest van de afwijzende beslissingen op de herzieningsverzoeken. Uit het e-mailbericht van dr. Z d.d. 12 augustus 2022 dat klager in dit verband heeft overgelegd, valt dit echter niet af te leiden.  4.3    Omdat de klacht over verweersters optreden in 2003 pas in 2022 is ingediend, en niet is gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat die termijnoverschrijding verschoonbaar is, zal de voorzitter de klacht op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2023.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 27 februari 2023