Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-02-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2023:38
Zaaknummer
22-553/DH/DH
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 februari 2023 (bij vervroeging) in de zaak 22-553/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 28 september 2022 op de klacht van:
klager
en
klaagster gemachtigde: klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 13 juli 2021 heeft klager, mede namens klaagster, bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 17 maart 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K135 2021 ia/ak van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 28 september 2022 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht ten aanzien van klager deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Ten aanzien van klaagster heeft de voorzitter de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 28 september 2022 verzonden aan partijen. 1.4 Op 7 oktober 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 7 oktober 2022 ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 30 januari 2023. Daarbij waren klager, mede namens klaagster, en verweerder aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails van klager (deels met bijlagen) van 8 oktober 2022, 14 oktober 2022, 14 november 2022 en 20 december 2022. De raad heeft de stukken die klager daarna heeft ingediend (te weten op 30 januari 2023 en nadien) buiten beschouwing gelaten, omdat deze te laat zijn ingediend.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klagers zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kunnen verenigen. 2.2 Klagers hebben verzocht [dhr. W] en [mw. B] te horen als getuige/deskundige en verder alle partijen, inclusief de bij de tuchtzaak betrokkenen, onder ede te laten verklaren. Daarnaast hebben klagers verzocht om een inventarisatie te doen opmaken door een ervaren neutrale curator (expert op het gebied van onder meer insolventierecht en de Faillissementswet). 2.3 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond verklaard. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. Dat betekent dat er geen ruime is voor het horen van getuigen/deskundigen of andersoortig onderzoek. De raad zal de door klagers gedane verzoeken (zie hiervoor onder 2.2) dan ook afwijzen. 4.4 De raad zal het verzet, gelet op het voorgaande, ongegrond verklaren. 4.5 Voor zover klagers in verzet nieuwe klachten hebben willen indienen, onder meer over een AVG-kwestie en over verweerders urenverantwoording, geldt dat daarvoor in dit stadium van de procedure geen plaats is. Klachten moeten – overigens voor zover betrekking hebbend op hetzelfde feitencomplex tegelijk – worden ingediend bij de deken en de deken moet daarnaar onderzoek instelling (art. 46c Advocatenwet). De raad zal de aanvullende klachten daarom buiten beschouwing laten.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en D.G.M. van den Hoogen, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 februari 2023 (bij vervroeging).