Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-02-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2023:19
Zaaknummer
22-899/DB/LI/D
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de kernwaarde integriteit doordat zij bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst met mr. J niet de Beleidsregel Stage en Patronaat heeft gevolgd en daarover onjuiste informatie heeft verstrekt aan de raad van de orde Limburg. Verweerster heeft met haar handelen het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Dekenbezwaar gegrond. Schorsing van vier weken, waarvan twee voorwaardelijk.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 13 februari 2023
in de zaak 22-899/DB/LI/D
naar aanleiding van het bezwaar van:
deken
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 november 2022 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een bezwaar ingediend over verweerster.
1.2 Op 15 november 2022 heeft de raad het dekenbezwaar met kenmerk DK22-006 van de deken ontvangen.
1.3 De griffier van de raad heeft verweerster en de deken vervolgens bij brief van 22 november 2022 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 19 december 2022.
1.4 Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 19 december 2022. Daarbij waren mr. B., waarnemend deken, vergezeld van mr. P., stafjurist van het Bureau van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Limburg, en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde dekenbezwaar met 12 bijlagen en van het op 5 december 2022 van verweerster ontvangen verweerschrift met bijlage.
2 FEITEN
2.1 Verweerster is partner bij X Advocaten B.V. Op 17 juni 2019 heeft X Advocaten B.V., vertegenwoordigd door verweerster, een arbeidsovereenkomst gesloten met mr. J. Op 20 juni 2019 heeft mr. J een verzoek tot goedkeuring stage en patronaat ingediend bij de raad van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg. Aan dit verzoek was gehecht de arbeidsovereenkomst d.d. 17 juni 2019.
2.2 Bij e-mail d.d. 25 juni 2019 heeft het Bureau van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg aan mr. J en verweerster medegedeeld dat artikel 9 (“cursuskosten”) van de op 17 juni 2019 gesloten arbeidsovereenkomst niet voldeed aan de Beleidsregel Stage en Patronaat 2018, hierna: “de Beleidsregel”, om welke reden is verzocht om aanpassing van de arbeidsovereenkomst.
2.3 Op 27 juni 2019 heeft X Advocaten B.V., vertegenwoordigd door verweerster, met mr. J een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten waarin het bepaalde in artikel 9 (“cursuskosten”) in overeenstemming was gebracht met de Beleidsregel. Deze gewijzigde arbeidsovereenkomst is op 28 juni 2019 per e-mail toegestuurd aan het Bureau van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg.
2.4 Eveneens op 27 juni 2019 heeft X Advocaten B.V., vertegenwoordigd door verweerster, met mr. J een addendum bij de onder 2.3 genoemde arbeidsovereenkomst gesloten. In dit addendum is ten aanzien van de terugbetalingsverplichting ter zake de cursuskosten van de beroepsopleiding afgeweken van de Beleidsregel alsmede de aan het Bureau van de orde toegestuurde arbeidsovereenkomst d.d. 27 juni 2019. In het addendum is de terugbetalingsverplichting opgenomen die in de op 17 juni 2019 gesloten arbeidsovereenkomst was opgenomen. In het addendum is verder bepaald:
“Cursuskosten beroepsopleiding.
(…)
1.3 Artikel 9 van de arbeidsovereenkomst is bewust opgemaakt in lijn met de Beleidsregel Stage en Patroon 2018, zoals opgesteld door de Nederlandse Orde van Advocaten. Partijen wijken in dit addendum uitdrukkelijk af van hetgeen is bepaald in artikel 9 van de arbeidsovereenkomst, mede gezien de wens van partijen een langdurige arbeidsverhouding met elkaar aan te gaan en mede gezien het feit dat het salaris van de stagiaire hoger ligt dan in de richtlijnen omschreven.”
2.5 Het onder 2.4 genoemde addendum is niet toegestuurd aan het Bureau van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg.
2.6 De raad van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg heeft het verzoek tot goedkeuring stage en patronaat toegewezen. Mr. J is op 22 augustus 2019 beëdigd als advocaat. In 2020, 2021 en 2022 hebben verweerster en mr. J periodiek aan de raad van de orde verslag gedaan over het verloop van de stage en in het daarvoor bestemde formulier op de vraag “Is de overeenkomst die u/uw kantoor bij de aanvang van de stage met de stagiaire sloot gewijzigd?” steeds “nee” geantwoord.
2.7 De raad van de orde heeft op 22 augustus 2022 een stageverklaring afgegeven aan mr. J.
2.8 Mr. J heeft haar dienstverband bij X Advocaten B.V. in april 2022 opgezegd tegen 1 september 2022. Verweerster heeft jegens mr. J een beroep gedaan op het addendum en haar verzocht om ter zake van de studiekosten een bedrag van € 7.500,-- aan X Advocaten B.V. te betalen, hetgeen mr. J ook heeft gedaan.
2.9 Op 28 september 2022 heeft mr. J een adviesverzoek gedaan aan de deken. In dit adviesverzoek heeft mr. J melding gemaakt van het addendum d.d. 27 juni 2019.
2.10 Bij brief d.d. 6 oktober 2022 heeft de deken verweerster op de hoogte gesteld van zijn voornemen om een dekenbezwaar in te dienen.
2.11 Op 21 oktober 2022 heeft verweerster het bedrag ad € 7.500,-- aan mr. J terugbetaald.
2.12 Bij brief d.d. 26 oktober 2022 heeft verweerster op het voornemen van de deken gereageerd.
2.13 Op 15 november 2022 heeft de deken bij de raad een bezwaar ingediend over verweerster.
2.14 X Advocaten B.V. heeft met twee advocaat-stagiaires die na mr. J bij het kantoor in dienst zijn getreden geen met de Beleidsregel strijdig studiekostenbeding afgesproken. Met advocaat-stagiaire mr. P, die als laatste bij verweersters kantoor als advocaat-stagiaire in dienst is getreden, is wel een met de Beleidsregel strijdig addendum, vergelijkbaar met het met mr. J gesloten addendum, gesloten.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat zij:
heeft gehandeld in strijd met de kernwaarde integriteit doordat zij bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst met mr. J niet de Beleidsregel Stage en Patronaat heeft gevolgd en daarover onjuiste informatie heeft verstrekt aan de raad van de orde Limburg.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht of een dekenbezwaar dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Aw omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 Aw omschreven normen (HvD 30 augustus 2019,ECLI:NL: TAHVD:2019:125).
4.2 In de Beleidsregel stage en patronaat 2018 is onder meer bepaald aan welke eisen een arbeidsovereenkomst met een advocaat-stagiaire moet voldoen en binnen welke kaders met de advocaat-stagiaire een studiekostenbeding mag worden afgesproken. Deze regelgeving strekt onder meer tot bescherming van de (financiële) positie van de advocaat-stagiaire.
Beoordeling
4.3 Verweerster heeft de aan het dekenbezwaar ten grondslag gelegde feiten uitdrukkelijk erkend en heeft toegelicht onder welke omstandigheden deze feiten hebben plaatsgevonden. In dat verband heeft verweerster naar voren gebracht dat het addendum onder grote tijdsdruk tot stand is gekomen en dat verweerster ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst met mr. J gebukt ging onder veel stress, zodat zij onvoldoende de rust en het besef heeft gehad dat met het addendum het ordebeleid werd doorkruist. De raad is van oordeel dat dit betoog zich moeilijk laat rijmen met het feit dat verweerster jegens mr. J, toen zij zo’n drie jaar na het sluiten van het addendum haar dienstverband bij verweersters kantoor had opgezegd, een beroep heeft gedaan op het studiekostenbeding en het feit dat ook met mr. P een met de Beleidsregel Stage en Patronaat strijdig addendum is gesloten. Wat er ook zij van de door verweerster aangevoerde omstandigheden, van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat hij handelt conform de geldende wet- en regelgeving en dat hij de raad van de orde naar waarheid informeert.
4.4 Verweerster heeft in strijd met het doel en de strekking van de Beleidsregel gehandeld doordat in het met mr. J gesloten addendum bij de arbeidsovereenkomst een met de Beleidsregel strijdig studiekostenbeding is opgenomen. Verweerster wist dat het met mr. J overeengekomen studiekostenbeding strijdig was met de Beleidsregel. Verweerster is daarop immers gewezen bij e-mail van het Bureau van de orde d.d. 25 juni 2019 en in het addendum is zelfs expliciet opgenomen dat uitdrukkelijk wordt afgeweken van hetgeen conform de aanwijzing van de raad van de orde is bepaald in artikel 9 van de aan de raad van de orde toegezonden arbeidsovereenkomst. Dit handelen levert op zichzelf al een grove schending van de kernwaarde integriteit op. Verweerster heeft echter tevens over de inhoud van hetgeen met mr. J was overeengekomen bewust foutieve informatie verstrekt aan de raad van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg door het addendum bij de arbeidsovereenkomst, waarin is bepaald dat is afgeweken van de Beleidsregel, niet aan de raad toe te sturen, met het kennelijke doel te verhullen dat met de Beleidsregel strijdige afspraken waren gemaakt. De raad rekent verweerster dit handelen, dat het vertrouwen in de advocatuur schaadt, zeer zwaar aan.
4.5 De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat het bezwaar van de deken gegrond moet worden verklaard.
5 MAATREGEL
5.1 Op grond van het voorgaande, in samenhang beschouwd, heeft verweerster met haar handelen door schending van de Beleidsregel en het foutief informeren van de raad van de orde niet integer gehandeld in de zin van artikel 10a lid 1 aanhef en sub d Advocatenwet. Verweerster heeft met haar handelen het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Alles afwegend is de raad van oordeel dat een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken, waarvan twee voorwaardelijk, passend en geboden is.
6 KOSTENVEROORDELING
6.1 Omdat de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
6.2 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 6.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, op;
- bepaalt dat het voorwaardelijk gedeelte van deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster een of meer van de navolgende bijzondere of algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;
- bepaalt dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:
- de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,
- verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat
- de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerster niet op het tableau staat ingeschreven;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 6.2;
- bepaalt dat de in artikel 8a lid 3 Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot 2 jaar.
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. A.A.M. Schutte en H.C. Struijk, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 13 februari 2023