Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-02-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:26

Zaaknummer

23-007/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; Klacht over de advocaat wederpartij in een familierechtelijke procedure kennelijk ongegrond. Verweerder heeft bij de behartiging van de belangen van de ex-vrouw binnen de grenzen is gebleven van de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij geniet. Verweerder heeft toereikend aangevoerd dat hij met een legitieme reden de makelaar heeft bericht dat klager strafrechtelijk is veroordeeld en dat er een straat- en contactverbod aan klager is opgelegd. Ook overigens is niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 13 februari 2023

in de zaak 23-007/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder  

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 2 januari 2023 met kenmerk 1961583, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van verweerder van 11 januari 2023 met nagezonden stukken en van de e-mail van klager van 14 januari 2023 met nagezonden stukken.  

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klager en zijn ex-vrouw zijn gehuwd geweest. Uit dat huwelijk zijn twee minderjarige kinderen geboren. Vanaf 1 augustus 2020 wonen klager en de ex-vrouw niet meer samen en is de echtscheidingsprocedure in gang gezet. De ex-vrouw en de kinderen zijn in de voormalig echtelijke woning blijven wonen. Verweerder heeft de ex-vrouw als advocaat bijgestaan in deze procedure.

1.2 Hangende de echtscheidingsprocedure heeft de ex-vrouw meerdere malen bij de politie aangifte gedaan van belaging door klager. Ook verschillende familieleden van de ex-vrouw en verweerder hebben aangifte tegen klager gedaan.

1.3 Bij vonnis van 21 oktober 2021 heeft de rechtbank Amsterdam klager veroordeeld voor bedreiging van zijn ex-vrouw, haar familieleden en van verweerder. Daarbij is aan klager een straat- en contactverbod opgelegd ten aanzien van de ex-partner, die in de voormalig echtelijke woning woont.

1.4 In het kader van de echtscheidingsprocedure is afgesproken dat klager bepaalde kosten aan zijn ex-vrouw zou voldoen als de voormalig echtelijke woning verkocht zou zijn. Ondanks deze afspraak heeft het LBIO op 14 februari 2022 op verzoek van verweerder namens de ex-vrouw ten laste van klager loonbeslag gelegd onder de werkgever van klager.

1.5 Klager heeft naar aanleiding van het loonbeslag bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam een kort geding aangespannen tegen de ex-vrouw. Partijen zijn tot een minnelijke regeling gekomen, die is vastgelegd in een proces-verbaal van 28 maart 2022. Hierin is opgenomen dat het loonbeslag als gevolg van een vergissing was gelegd en per direct is opgeheven.

1.6 Op grond van een uitspraak van de rechter is klager bevoegd om de voormalig echtelijke woning te taxeren en te verkopen. In verband daarmee hebben klager en de ex-vrouw op 10 maart 2022 een makelaar (hierna: de makelaar) een opdracht daartoe verstrekt.

1.7 Bij e-mail van 2 juni 2022 heeft de makelaar zich tot de advocaat van klager gewend in verband met het navolgende: “Zoals u weet zijn wij door [klager] aangewezen om het object (…) te Amsterdam te verkopen. In overleg met onze opdrachtgever, [klager] wil ik u hierbij op de hoogte stellen dat [de ex-vrouw] niet de medewerking verleent om de reeds geplande bezichtigingen welk gepland stonden voor vanmiddag uit te voeren.In overleg met [de ex-vrouw] zijn er een aantal bezichtigingsmomenten besproken (…). Vervolgens heeft [de ex-vrouw] gistermiddag via een hypotheek adviseur een (mondeling) voorstel uitgebracht, en ons daarbij aangegeven dat de woning onder bod geplaatst zou moeten worden. Wij hebben haar bedankt voor het uitbrengen van dit voorstel maar hebben direct aan [de ex-vrouw] aangegeven dat wij het ‘reguliere’ traject zouden gaan volgen, zo ook het uitvoeren van de bezichtigingen.Vanaf dat moment is [de ex-vrouw] helaas begonnen met het tegenwerken van de eerder gemaakte afspraken. [De ex-vrouw] eist per direct de sleutels van de woning terug, heeft mij zojuist ook persoonlijk aangegeven dat zij per direct de sloten van de woning zal gaan vervangen. Bovenstaande tegenwerking is voor ons inmiddels de derde keer dat dit gebeurt. In eerder instantie heb ik voor een dichte deur gestaan toen de afspraak voor een waardebepaling gepland stond, [de ex-vrouw] heeft later ook geen directe medewerking verleend voor het maken van de foto’s van de woning. (…) U kunt waarschijnlijk begrijpen dat de geschetste situatie zeer onwenselijk is, en dat wij zo lang als deze situatie blijft bestaan wij niet onze werkzaamheden kunnen uitvoeren. (…)”

1.8 Hierop heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verweerder en de makelaar. Bij e-mail van 2 juni 2022, heeft verweerder de makelaar vervolgens bericht dat klager strafrechtelijk is veroordeeld en een straat- en contactverbod heeft opgelegd gekregen. Verweerder schrijft, onder meer, het volgende:

“Dank voor het hoogst onplezierige gesprek waarin u duidelijk te kennen heeft gegeven uw onpartijdigheid in dezen prijs te hebben gegeven. Althans, zo heb ik dat opgevat en het volgende is daartoe de aanleiding geweest:

uw opmerking over dat u een volmacht hebt van [klager] en [de ex-vrouw] maar bij hem informatie moet vragen; dit klopt dus pertinent niet en bovendien is er een strafrechtelijk straat- en contactverbod; dat indien zij niet meewerkt zij een kort geding tegemoet kan zien. Dat is niet aan u! dat u weigert om de door u gestelde volmacht aan cliënte over te leggen. U hebt immers expliciet aangegeven dat u volmacht heeft van [klager] en m.i. is dat er niet; dat u weigert haar huissleutels terug te geven terwijl u deze van haar heeft verkregen met de dreiging van een kort geding. Dat is dus niet aan u!

(…)”

1.9 Op 5 juni 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

2. Verweerder laat zich voortdurend smadelijk, althans lasterlijk, over klager uit. Hij heeft klager in een kwaad daglicht gesteld bij het LBIO, zijn werkgever en bij zijn makelaar;

3. Verweerder heeft misbruik gemaakt van rechtsmiddelen door steeds opnieuw procedures te starten tegen klager.

3. VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4. BEOORDELING

4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2 In familierechtelijke kwesties zal de advocaat er bovendien voor moeten waken dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Dan mag van de advocaat een zekere terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, alsmede in het entameren van procedures.

Klachtonderdelen a) en b)

4.3 De klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Klager licht zijn verwijten over verweerder als volgt toe. Klager en zijn ex-vrouw hebben in het kader van de echtscheidingsprocedure met elkaar afgesproken dat klager bepaalde kosten aan zijn ex-vrouw zou voldoen als de voormalig echtelijke woning verkocht zou zijn. Ondanks deze afspraak heeft het LBIO op 14 februari 2022 op verzoek van verweerder namens de ex-vrouw ten laste van klager loonbeslag gelegd onder de werkgever van klager. Klager is van mening dat verweerder het LBIO derhalve onjuist heeft voorgelicht over klager en dat zijn werkgever hierdoor een onjuist beeld heeft gekregen van klager. Klager heeft hierop een kort geding aangespannen en partijen zijn tot een minnelijke regeling gekomen, welke is vastgelegd in een proces-verbaal van 28 maart 2022. Hierin staat, onder meer, dat het loonbeslag als gevolg van een vergissing was gelegd en per direct is opgeheven. Klager verwijt verweerder verder dat hij de makelaar onnodig heeft meegedeeld dat klager strafrechtelijk is veroordeeld en dat er een straat- en contactverbod aan klager is opgelegd. Volgens klager hoefde de makelaar geen kennis te hebben van deze feiten. Klager komt namelijk niet in de voormalig echtelijke woning of in de buurt van die woning. Klager heeft uitsluitend contact met de makelaar over de verkoop van het huis. Klager mocht de voormalig echtelijke woning laten taxeren en de verkoop ervan in gang zetten. Klager hield zich verder keurig aan de regels. Desalniettemin vond verweerder het nodig om klager ook bij de makelaar zwart te maken. Daarnaast verwijt klager verweerder dat hij namens de vrouw steeds kortgedingprocedures aanspant en wil hij dat verweerder daarmee stopt.

4.4 De voorzitter overweegt dat verweerder bij de behartiging van de belangen van de ex-vrouw binnen de grenzen is gebleven van de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij geniet en dat de klachtonderdelen derhalve niet slagen. Allereerst heeft verweerder toereikend aangevoerd dat hij met een legitieme reden de makelaar heeft bericht dat klager strafrechtelijk is veroordeeld en dat er een straat- en contactverbod aan klager is opgelegd. De makelaar persisteerde namelijk in een gezamenlijke afspraak met klager en de ex-vrouw. Ook probeerde klager via de makelaar te bewerkstelligen dat hij aanwezig zou zijn bij de bezichtigingen. Verweerder heeft terecht gesteld dat hij in deze kwestie moest ingrijpen en moest opkomen voor de belangen van zijn cliënte, de ex-vrouw, omdat het contactverbod dreigde te worden overtreden. Voor wat betreft het loonbeslag heeft verweerder genoegzaam aangevoerd dat na het opheffen van het loonbeslag in het proces-verbaal juist is opgenomen dat het beslag per vergissing was gelegd om hiermee klager niet in diskrediet bij zijn werkgever te brengen. Van het onjuist informeren van het LBIO (of van het klager in diskrediet brengen bij het LBIO) is evenmin gebleken. Verweerder heeft immers onbetwist gesteld dat klager feitelijk niet had voldaan aan zijn alimentatieverplichtingen, zodat verweerder geen onwaarheden over klager heeft verkondigd aan het LBIO. Ook in zoverre is geen sprake van klachtwaardig handelen door verweerder.

4.5 Voorzover klager verweerder verder verwijt dat hij misbruik zou hebben gemaakt van rechtsmiddelen door steeds opnieuw procedures te starten tegen klager, overweegt de voorzitter tot slot het volgende. Het is aan klager om een tuchtklacht voldoende feitelijk en concreet te omschrijven en met bewijs te onderbouwen, zodat de tuchtrechter de feiten die de klager aan de klacht ten grondslag legt, kan vaststellen en beoordelen.  Tegenover het verweer van verweerder dat het juist klager is die zaken tegen de ex-vrouw aanspant heeft klager de klacht onvoldoende onderbouwd. Ook in de overgelegde stukken kunnen geen aanknopingspunten worden gevonden voor de juistheid van klagers verwijten. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is voor dit onderdeel van de klacht dan ook evenmin gebleken.

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2023.

Griffier                                                            Voorzitter

Verzonden op: 13 februari 2023