Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-01-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2023:18

Zaaknummer

22-220/AL/OV

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. De voorzitter heeft de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Arnhem-Leeuwarden van 30 januari 2023 in de zaak 22-220/AL/OV naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 juni 2022 op de klacht van:

klager 1 klaagster klager 2 tevens gemachtigde van klager 1 en klaagster hierna samen ook: klagers oververweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 13 december 2021 heeft klager 2 namens klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 14 maart 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1640567 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 13 juni 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum naar partijen verstuurd. 1.4 Op 14 juni 2022 heeft klager 2 namens klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 2 december 2022. Daarbij waren klager 2 en verweerder aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager 2 overgelegde en voorgedragen spreeknotities en van wat er overigens ter zitting nog door klager 2 en verweerder naar voren is gebracht.

2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klagers het niet eens zijn met de beslissing van de voorzitter. Volgens klagers is de voorzitter er geheel aan voorbijgegaan dat de norm van gedragsregel 21 lid 1 ook doorwerkt naar de situatie dat het gaat om een betrokken niet-advocaat. Daarbij wijzen klagers erop dat ook een procedureel verzoek, zoals het verzoek van verweerder over de (digitale) aanwezigheid van zijn cliënte, onder de werking van gedragsregels 20 en 21 valt. Verder is het volgens klagers onjuist en niet relevant dat de voorzitter heeft overwogen dat ‘onweersproken door verweerder is gesteld dat de door verweerder genoemde informatie al in de processtukken stond en derhalve bekend was bij zowel klagers als het Hof van Discipline.’ Volgens klagers betreft de bedoelde informatie niet meer dan de onderbouwing van het betreffende verzoek en was het verzoek zelf niet bekend, terwijl het daar om gaat. Tot slot vinden klagers dat de voorzitter het begrip ‘kennelijk ongegrond’ veel te ruim heeft uitgelegd. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad ziet op grond van het verzetschrift en hetgeen door klager 2 en verweerder op de zitting naar voren is gebracht geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. De door klager 2 namens klagers aangevoerde verzetgronden slagen dan ook niet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht het juiste toetsingskader toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. Daarbij is het de raad niet gebleken dat de voorzitter het begrip ‘kennelijk ongegrond’ te ruim heeft opgevat. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, en mrs. S.M. Bosch-Koopmans, N.A. Heidanus, M.H. Pluymen en P. Rijnsburger, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2023.

Griffier                                                                                   Voorzitter   Verzonden d.d. 30 januari 2023