Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-01-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2023:16
Zaaknummer
22-896/DH/DH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak kennelijk ongegrond. Verweerster heeft haar cliënte bijgestaan bij gesprekken met Veilig Thuis. Van misleiding of onnodig grieven is de voorzitter niet gebleken.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 18 januari 2023 in de zaak 22-896/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster gemachtigde: mr. G.J. Kemper
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 10 november 2022 met kenmerk K 090 2022 ia/lb en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7 (inhoudelijk) en 1 tot en met 7 (procedureel). Ook heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail met bijlagen van klager van 30 november 2022.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager en zijn ex-partner zijn gescheiden en zijn verwikkeld geweest in verschillende procedures over onder meer het gezag over en de omgang met hun minderjarige zoon. Verweerster staat de ex-partner bij. 1.2 Op 9 november 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de ex-partner en medewerkers van Veilig Thuis. Uit het gespreksverslag blijkt dat de ex-partner aanwezig was, bijgestaan door verweerster (als vertrouwenspersoon). Het gespreksverslag maakt onderdeel uit van het klachtdossier. 1.3 Op 21 december 2021 heeft nog een gesprek plaatsgevonden tussen de ex-partner en medewerkers van Veilig Thuis. Uit het gespreksverslag blijkt dat de ex-partner aanwezig was, bijgestaan door verweerster (als vertrouwenspersoon). In het gespreksverslag is onder meer opgenomen: “Moeder geeft, ondersteund door [verweerster], aan dat er volgens haar sprake is van dwingende controle vanuit vader en een proces van ouderverstoting. (…) Als wordt gevraagd in hoeverre er eerder door instanties onderzoek is gedaan naar eventuele dwingende controle en het weghouden van [zoon] bij moeder, geven moeder en [verweerster] aan dat dit niet zo is. (…) Moeder legt uit dat vader rechtszaken heeft opgestart en klachten indient tegen professionals die moeder en/of [zoon] proberen te ondersteunen. Uit angst voor klachten vanuit vader wordt er vervolgens geen onderzoek naar vader gedaan. [Verweerster] benoemt dat niet alleen moeder, maar ook advocaten en andere professionals die moeder hebben willen helpen te maken hebben gekregen met klachtenprocedures. Dit zou bij de individuele therapeut van moeder zijn gebeurd, bij vertalers die moeder in gesprekken hebben bijgestaan en ook bij het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het effect hiervan is dat professionals moeder niet meer willen bijstaan. (…) Moeder en [verweerster] denken dat hierdoor verschillende hulpverleningstrajecten niet van de grond zijn gekomen waardoor er tot op de dag van vandaag nog geen juiste hulp voor moeder en [zoon] is gekomen. (…) Als aan moeder wordt gevraagd hoe het komt dat vader eenhoofdig gezag over [zoon] heeft, wordt uitgelegd dat de ouders na het incident op oudejaarsavond 2009 niet tot veiligheidsafspraken hebben kunnen komen, vader zich niet aan de gemaakte contactafspraak hield en uitstel van de zitting voorlopige voorzieningen heeft verzocht, waardoor [zoon] en vader elkaar circa zes weken niet hebben gezien. Dit werd moeder door de voorzieningenrechter kwalijk genomen.” 1.4 Op 4 april 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 1.5 Op 20 juni 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de ex-partner en medewerkers van Veilig Thuis. Uit het gespreksverslag blijkt dat moeder digitaal aanwezig was en dat verweerster fysiek op kantoor aanwezig was ter ondersteuning van de ex-partner. Het gespreksverslag maakt onderdeel uit van het klachtdossier.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. a) Verweerster heeft aan de medewerkers van Veilig Thuis een vals beeld gegeven van de familierechtprocedures over de toevertrouwing van de zoon aan klager op 22 februari 2010 en de daarop volgende beëindiging van het ouderlijk gezag van de ex-partner op 25 april 2012. Klager vindt dit misleidend. b) Verweerster heeft tegenover medewerkers van Veilig Thuis beweerd dat klager zich schuldig zou maken aan psychische mishandeling van de ex-partner, dwingende controle, het weghouden van de zoon bij de ex-partner en het indienen van onterechte klachten tegen professionals. Klager vindt dit nodeloos kwetsend en misleidend. Klager stelt dat dat verweerster geen grond heeft voor deze aantijgingen en dat zij haar positie als advocaat misbruikt voor het beïnvloeden van het Jeugdzorg onderzoek. Verweerster gedraagt zich niet als onafhankelijk advocaat.
3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING 4.1 De klacht ziet op verweerster als advocaat van de wederpartij van klager. Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De ratio van deze beperking van bedoelde vrijheid van de advocaat is, dat de rechter en de wederpartij door de onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Daarnaast mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt. 4.2 De voorzitter overweegt dat klager suggereert dat verweerster niet alleen de advocaat is van de ex-partner, maar ook een vriendin van de ex-partner. Deze stelling is niet nader onderbouwd. Uit het klachtdossier blijkt niet van een persoonlijke en/of vriendschappelijke relatie tussen verweerster en de ex-partner die de onafhankelijkheid van verweerster zou hebben beïnvloed. De voorzitter zal deze suggestie daarom verder buiten beschouwing laten. Klachtonderdeel a) 4.3 De voorzitter overweegt dat een advocaat zich laat leiden door onder meer de kernwaarden onafhankelijkheid, partijdigheid en integriteit. Een advocaat mag zich niet onnodig grievend uitlaten en moet zich onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet of behoort te weten dat deze onjuist is. 4.4 Dit onderdeel van de klacht ziet op uitlatingen van de ex-partner tijdens een gesprek met medewerkers van Veilig Thuis op 21 december 2021. De ex-partner heeft in het gesprek haar zienswijze gegeven op de kwestie. Zij heeft de vrijheid haar standpunt te verwoorden. Duidelijk is dat klager een ander standpunt heeft. Het is niet aan de tuchtrechter om te beoordelen welk standpunt juist is. Verweerster heeft haar cliënte bij het gesprek bijgestaan. Zij dient de belangen van haar cliënte te behartigen. Anders dan klager stelt, is verweerster op grond van de gedragsregels niet gehouden om, wanneer haar cliënte evidente onjuistheden vertelt, deze direct te weerleggen. Dat zou immers de belangen van de cliënte kunnen schaden. Als zij (in plaats van of naast haar cliënte) al een correctie diende aan te brengen, zal zij daarover eerst overleg moeten voeren met haar cliënte. Van misleiding of klachtwaardig handelen door verweerster is de voorzitter op dit punt niet gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel b) 4.5 Klager verwijt verweerster dat zij zich in de gesprekken met Veilig Thuis nodeloos kwetsend en misleidend over hem heeft uitgelaten. Klager benoemt daarbij onder andere dat verweerster heeft aangegeven dat hij onterechte klachten zou indienen tegen professionals. Verweerster heeft, zo blijkt uit het gespreksverslag van 21 december 2021, benoemd dat niet alleen moeder, maar ook advocaten en andere professionals die moeder willen helpen te maken hebben gekregen met klachtenprocedures. Daarbij is gesproken over een therapeut, vertalers en het Centrum voor Jeugd en Gezin. Uit het verslag is niet duidelijk wie (verweerster of de ex-partner) vervolgens heeft gezegd dat het effect hiervan is dat professionals de ex-partner niet meer willen bijstaan. Verdere vragen zijn door de ex-partner beantwoord en ook de gewraakte stellingen over psychische mishandeling, dwingende controle en het weghouden van de zoon van de ex-partner zijn door de ex-partner gedaan. Uit het gespreksverslag blijkt niet dat verweerster zich daarover heeft uitgelaten. Hoewel voorstelbaar is dat de uitlatingen voor klager vervelend en mogelijk kwetsend zijn, betekent dat niet dat sprake is van onnodig grieven. Naar het oordeel van de voorzitter zijn de uitlatingen, ook gezien de aard van het gesprek, niet onnodig kwetsend of misleidend. Van klachtwaardig handelen door verweerster is de voorzitter dan ook niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Tot slot 4.6 Voor zover klager ook klaagt over ander uitlatingen in de gespreksverslag van 9 november 2021, 21 december 2021 en 20 juni 2022, geldt dat de voorzitter daarin geen klachtwaardige uitlatingen van verweerster heeft gezien. 4.7 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2023.