Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-01-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:2

Zaaknummer

22-536/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 9 januari 2023 in de zaak 22-536/A/A naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 22 augustus 2022 op de klacht van:

klager

over:      verweerder gemachtigde: mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 14 maart 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 4 juli 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1840838/EJH/KV van de deken ontvangen.  1.3    Bij beslissing van 22 augustus 2022 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4    Op 30 augustus 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. 1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 28 november 2022. Daarbij waren klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde aanwezig.  1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. 

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet komen neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling. 2.2    Klager stelt zich verder op het standpunt dat de feiten die de voorzitter aan de voorzittersbeslissing ten grondslag heeft gelegd geen vaststaande feiten zijn, maar stellingen die van verweerder zijn overgenomen.  2.3    Tegen de klachtomschrijving komt klager niet op in verzet. 

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2    De voorzitter heeft aan haar beslissing het volgende ten grondslag gelegd. Klager klaagt over inhoudelijke stellingen die verweerder namens zijn cliënte heeft ingenomen in de procedures bij de accountantskamer en het CBB. Het is inherent aan een juridische procedure dat partijen over zaken van mening verschillen. Het is aan de tuchtrechter voor accountants en niet aan de tuchtrechter voor advocaten om daarover te oordelen en dat is ook gebeurd. Uitsluitend wanneer komt vast te staan dat verweerder een op voorhand apert onjuist standpunt heeft ingenomen, kan van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake zijn. Dat daarvan sprake is, is de voorzitter, gelet op het gemotiveerde verweer van verweerder, niet gebleken. Evenmin is, gelet op het gemotiveerde verweer van verweerder, gebleken dat hij feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat die onjuist zijn. 4.3    Klager heeft aangevoerd dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn. De raad overweegt dat op grond van het klachtdossier en de door partijen - mede ter zitting - ingenomen standpunten niet is gebleken dat de vastgestelde feiten onjuist zijn. Evenmin is gebleken dat er anderszins onjuistheden in de beslissing staan. De raad is daarom van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.  4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.  BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr.  H.P.H.I. Cleerdin, voorzitter, mrs. I.J. de Laat en H. Bakker, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 januari 2023.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 9 januari 2023